Wie was
Mr. David John Leacock...?
De Britse multimiljonair
die al zijn bezittingen heeft nagelaten aan
elf van zijn Canarische werknemers
Een vooruitziende ondernemer in herinnering
GRAN CANARIA - dinsdag 3 februari 2015 - De geschiedenis van ‘Casa Leacock’ - tegenwoordig een horecabedrijf - gaat terug naar ongeveer het jaar 1890. De naam is afgeleid van de Engelse ingenieur David J. Leacock, alom bekend als Mr. Leacock, die wordt beschouwd als de eerste exporteur van plátanos (Canarische bananen), vooral in de gemeenten Guía, Gáldar, Agaete en La Aldea. De conservenindustrie van de overleden David J. Leacock werd getaxeerd op een waarde van 300 miljoen peseta’s (plm. 15 miljoen euro), volgens de onderzoekingen van de geschiedkundige Augusto Álamo.
Zowel Mr. Leacock, evenals zijn vader, John Milberne Leacock, waren twee voorbeelden van grote ondernemers in de agrarische sector in het Noorden van het eiland.
David John Leacock.
CASA LEACOCK - destijds was het adres: Fernando Guanarteme 225, tegenwoordig op de Golfbaan ‘Las Palmeras’ in de stadswijk La Minilla van Las Palmas de Gran Canaria.
Mr. Leacock, bezitter van talrijke terreinen en fincas (plantages) in het Noordwesten van het eiland, heeft opdracht gegeven het genoemde huis te bouwen in de stadswijk Guanarteme, om er een paar jaar te wonen en het uiteindelijk is overgegaan in handen van andere eigenaren.
De conservenindustrie van de overleden David J. Leacock werd getaxeerd op een waarde van 3 miljard pesetas (plm.€15.000.000,=).
David John Leacock.
Elf Canarische werknemers waren compleet onder de indruk toen ze aanwezig waren bij het voorlezen van het testament van de Engelse plantagehouder David J. Leacock die woonachtig was op Gran Canaria; omdat het de wil was van mister Licot - zoals men hem altijd noemde in de agrarische gemeente Guía - al zijn bezittingen, die getaxeerd waren op ruim 3 miljard pesetas (plm. €15.000.000,=), na te laten aan zijn werknemers, omdat hij altijd van mening was, aldus zijn echtgenote, “dat wat de Canario’s hadden, voor de Canario’s moest blijven.”
Op de dag dat het testament werd voorgelezen, besloten de elf werknemers het bedrijf Herederos de David J. Leacock (Erfgenamen van David J. Leacock) op te richten en op dezelfde wijze door te gaan zoals was aangevangen door de Engelse landbouwer. Van de ene dag op de andere waren ze miljonairs geworden.
David John Leacock..
De jonge David Leacock kwam in 1918 naar Canarias, omdat hij de terreinen had geërfd in het Noordwesten van het eiland Gran Canaria. Zijn familie, Engels, was woonachtig in Funchal (Madeira) toen hij werd geboren en, hoewel hij een opleiding volgde als industrieel ingenieur, was hij verliefd op de landbouw, waaraan hij zijn hele leven heeft gewijd.
Hij heeft de eilanden nooit willen verlaten en men beschouwt hem als een ware vernieuwer van de Canarische landbouw, welke steeds afhankelijk was geweest van monocultuur.
Bananenplantages in het Markiezaat van Arucas, met op de achtergrond het uizicht op de bergen in de stadwijk La Isleta van Las Palmas de Gran Canaria.
Leacock realiseerde voortdurend experimenten voor het verkrijgen van een betere opbrengst van zijn landerijen. Het geval wil, dat toen men zei, dat aniline kankerverwekkend was, hij zes fanegadas* (plm. 38.550 m²) tuneras (cactusvijgen) aanplantte voor het kweken van cochenille (Karmijnzuur, zie: http://nl.wikipedia.org/wiki/Karmijnzuur).
Vervolgens plantte hij 30 fanegadas* (192.750 m²) aan met aardbeien, die toen nog onbekend waren op Canarias. Een maand voor zijn overlijden telde zijn onderneming 300 medewerkers, die zich voornamelijk bezig hielden met landbouw; de exploitatie van watergalerijen en het vervaardigen van bloques (stenen) voor de bouw.
“Nooit heeft hij geld opgepot, zijn doel was altijd het creëren van werkgelegenheid en welvaart,” zo laten zijn erfgenamen weten, die toevoegen, dat over de figuur David Leacock een aantal boeken geschreven kan worden.
Vooral zijn interventie in een VN-commissie - voor het herstel van landen die getroffen waren in de Tweede Wereldoorlog - moet benadrukt worden.
In februari 1937 reide de familie naar de Verenigde Staten, waar ze enkele jaren zouden verblijven. Daar kwam, in 1941, Mr. Leacock in contact met ‘Indiscuo, Inc. American Committee in Aid of Chinese Industrial Cooperatives ‘
Indusco Inc. was een organisatie die werd opgericht met het doel een Chinese industriële coöperatieve beweging te creëren ter vervanging van de industrieën die waren vernietigd, of bezet door de Japanners en om werk bieden aan de vijftig miljoen vluchtelingen in het oorlogsgebied.
Daartoe heeft Indusco een technische afdeling in de Verenigde Staten, onder leiding van David J. Leacock, geleverd, waarin vooraanstaande Amerikaanse ingenieurs en technici hebben gewerkt om de problemen in de voorzieningen van de Chinese coöperaties op te lossen.
Vervolgens begon Mr. Leacock eind 1944 aan een nieuwe fase van zijn werkzaamheden, deze keer met de United Nations Relief and Rehabilitation Administration (UNRRA) (de VN-Organisatie voor Noodhulp, Herstel en Wederopbouw ). De hoofdfunctie was hulp te bieden bij de repatriëring van mensen die ontheemd waren geraakt door de Tweede Wereldoorlog. Leacock werkte vooral in die periode in het oude Joegoslavië waar hij tot 1948 vertegenwoordiger van de VN was.
Hij bleef tot juni 1952 bij de VN in Genève (Zwitserland) werken en vervulde taken als adviseur van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (ECE), die in 1947 werd opgericht voor de economische samenwerking tussen haar lidstaten. Het is een van de vijf regionale overheidscommissies onder leiding van het hoofdkantoor van de Verenigde Naties. Het heeft 56 lidstaten en rapporteert aan de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties Naast Europese landen omvat dit ook de VS, Canada, Israël, Turkije en de Centraal-Aziatische republieken. Het hoofdkantoor van het VN/ECE-secretariaat bevindt zich in Genève.
Mr. Leacock werkte op het gebied van openbare diensten, bouw, mijnbouw, landbouw en metallurgische machines. Een van de specifieke taken die werden uitgevoerd, was het verzamelen van informatie over de behoeften en beschikbaarheid van onderhoudssteunen voor motorvoertuigen en het onderzoeken van de middelen om hun overname te vergemakkelijken door de in de ECE geïntegreerde overheden.
Bovendien viel de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties op door haar werk in de zoektocht naar methoden om de productie en distributie van penicilline te verhogen. Op een zodanige manier dat Mr Leacock deelnam aan de Uitvoerende Raad van de Wereldgezondheidsorganisatie, als een specialist in apparatuur, industrieën en basismaterialen, omdat hij een industrieel ingenieur van de Universiteit van Cambridge was.
In 1952, op 62-jarige leeftijd (geboren in 1890 op Madeira) ging Mr.Leacock met pensioen, maar het zou nog meer dan een decennium duren voordat hij terug kon keren naar Gran Canaria (een verlangen dat uitkwam in het jaar 1963), waar hij zou blijven tot aan zijn overlijden, op 22 april 1980, in de leeftijd van 90 jaar en hij begraven is op de begraafplaats van La Atalaya in de gemeente Santa María de Guía op Gran Canaria.
Uitgerekend tijdens WO-II had de Canarische Archipel te lijden van een zware crisis, omdat men zich geïsoleerd wist in de Atlantische Oceaan, en zo plantte Leacock op zijn akkers maïs, bonen, aardappelen en graan, om dat te verdelen onder zijn werknemers.
David John Leacock, in zijn woning in Gáldar,
samen met zijn tweede echtgenote Elizabeth, geboren Florence.
David J. Leacock met zijn eerste echtgenote, Jessie Etchells,
tijdens thee-tijd op de veranda van zijn huis in Guía.
“Het testament van mijn man heeft me geen enkele verrassing bezorgd; er was helemaal geen geheim, want hij vertelde me altijd alles op het moment dat hij een besluit nam, ik voldoe graag aan zijn wensen, omdat híj altijd wilde: dat wat van hen was, voor de Canario’s bleef.” Dat zegt Florence Elizabeth, zijn echtgenote, aan wie hij van al zijn bezittingen op Canarias slechts een fraai landhuis heeft nagelaten, op de berg van Gáldar, waar hij op zijn buitenlandse reizen altijd naar terugverlangde.
Ook zijn vijf kinderen kennen de wil van hun vader en, volgens zijn dochter Elizabeth, zijn ze het daarmee volledig eens. De oudste, Felipe, woont in Los Angeles en is filmregisseur; Richard is leraar aan de Universiteit van Boston; Marta en Ursula wonen in Engeland; Elizabeth in New York en die kwam namens de vijf kinderen naar de voorlezing van het testament van haar vader.
Florence Leacock bleef echter op Gran Canaria wonen; het land, dat zij nooit heeft willen verlaten. De erfgenamen hebben haar een pensioen willen toekennen, dat zij heeft geweigerd, omdat het niet nodig was.
De erven hebben nog steeds geen verklaring voor de door de Engelse planter genomen beslissing, om aan hen al zijn bezittingen na te laten. “De waarheid is, dat we niet weten waarom hij dit heeft gedaan; misschien vanwege onze voortdurende toewijding aan het werk,” zo bevestigt Mercedes Aguiar, die vijftien jaar als kantoormedewerkster in dienst was.
José García, een van de andere elf werknemers/erfgenamen van Leacock, is van mening, “dat hij steeds een uitgesproken en gulle man was, hoewel we nooit hebben kunnen denken dat hij al zijn bezittingen aan ons zou nalaten.”
Francisco Aguiar - die 32 jaar in het bedrijf werkzaam was - begon als boodschappenjongen en eindigde als advocaat: “Ik ben van mening, dat hij zijn redenen had; helaas is hij niet meer onder ons, en alléén hij zou antwoord kunnen geven op een vraag als deze.”
Juan Rosario - die 42 jaar heeft gewerkt voor Leacock - bevestigt ook, dat hij geen idee heeft wat de motivatie was voor de beslissing: “Ik zag hem slechts twee keer per jaar, als hij naar de vallei van Agaete kwam.”
De erfgenamen denken, eveneens, dat de voornaamste zorg van de Engelse planter steeds “het geven van een carrière voor zijn kinderen was,” hoewel hij hen allemaal, en zelfs zijn kleinkinderen, de kans heeft gegeven het bedrijf voort te zetten.
Misschien heeft Leacock deze beslissing genomen omdat hij, ten koste van alles, dit bedrijf wilde behouden; een in alle opzichten modelbedrijf, dat hij gedurende deze jaren heeft opgebouwd en; dat het de enige mogelijkheid was, om die werknemers erfgenaam te maken, van wie hij dacht, dat ze onmisbaar waren voor het onveranderd voortbestaan van het bedrijf.
En, eigenlijk, heeft hij zich niet vergist, als men er rekening mee houdt, dat op dezelfde dag als waarop men het testament heeft voorgelezen, men de Herederos de David J. Leacock heeft opgericht.
De beslissing van Leacock is opzienbarend geweest op Canarias, uitzonderingen bevestigen de regel, en is een terechtwijzing van het gedicht van Alonso Quesada, dat verwijst naar: “de Engelsen die komen om de eilanden te koloniseren,” wat is geschreven in de jaren twintig.
De Gemeente Gáldar heeft Leacock in 1980 benoemd tot 'hijo adoptivo' (ereburger) van de stad, waarbij te zelfde tijd de mensen hebben laten weten, dat een Canario zo - zelfs zonder nakomelingen - niet in staat zou zijn geweest te doen, wat mister Licot heeft gedaan, zoals de eilandbewoners hem noemen.
En met betrekking tot deze beslissing, herinneren de meest sluwe Canario's eraan, dat de in de loop van haar geschiedenis Canarias twee vergissingen heeft begaan, namelijk om: - niet de Britse Nelson toe te laten ,toen hij de eilanden wilde veroveren - Franco te hebben laten gaan in 1936. Waarvoor zij hun redenen wel zullen hebben.
Oorsprong van de familie Leacock
Deze oude familie - die afstamt van Parijse Hugenoten (Calvinistische protestanten) - emigreerde naar Londen. Men vestigde zich in 1741 op het eiland Madeira vanwege het werk, waar ze sterk opbloeiden in de handel in wijn en bananen.
John Milberne Leacock was het eerste lid van de familie die naar de Canarische Eianden kwam.
Hij kwam voor de eerste keer op het eiland Gran Canaria aan in 1890 met het stroomschip ‘Pretoria’. Maar het is pas in 1892 als hij zich op Gran Canaria vestigt, zo heeft zijn zoon David J. laten weten in een interview wat hij heeft gegeven in de jaren zestig van de 20ste Eeuw.
John M. Leacock was de eerste persoon ter wereld die op industriële wijze begon met het exporteren van bananen, en hij wordt beschouwd als, “de grondlegger van de bananenhandel.”
Al in 1870 heeft de eerste proefzending van dit fruit plaatsgevonden, met 10 trossen bananen 15 dagen op Britse schepen naar Londen.
Kort daarop exporteert John Milberne Leacock wekelijks 1.000 trossen. Dan daalt de handel plotseling. “Waar zat het probleem? Canarias won terrein en zijn concurrent was Alfred L. Jones, zo laat de geschiedkundige Sergio Aguar weten. Daarom bezoek John Milberne Leacock in 1890 de Eilanden voor het eerst (het jaar, waarin David is geboren).
Eenmaal op Gran Canaria gevestigd, begint Mr. Leacock vanaf 1896 grootscheeps fruit te exporteren.
Als een heel ondernemend man, richt hij in 1887 in Londen de maatschappij Fyffes Hudson & Cº Ltd. op, met als directeuren Mr. Richard Ridpath Blandy, Mr. Henry Wolfson Ossipov, Mr. Edward Cecil Baker en Mr. John Milberne Leacock zelf.
In 1901 fuseert deze onderneming met Elder Dempster & Co en met Fyffes Hudson & Co. Ltd., zo vormt men de maatschappij: Elders & Fyffes Limited; de onderneming, die in dat tijdperk nagenoeg voor 100% de landbouwexport van Canarias controleerde.
Het is in 1903, als Mr. J. M. Leacock nieuwe zaken onderneemt en in dat jaar een nieuw bedrijf opricht met de naam Francisco Rodríguez Lorenzo (van 1911 tot 1922 burgemeester van deze stad).
Het is in mei 1915, dat in Lausanne (Zwitserland) Mr. John Milberne Leacock overlijdt, die op dat moment een van de meest vooraanstaande zakenmensen en ondernemers is in de noordelijke agglomeratie van het eiland Gran Canaria.
Erfgename van diens bezittingen is zijn echtgenote Mary Silence Leacock die alle bezittingen op Gran Canaria overdraagt aan haar oudste zoon David John Leacock in ruil voor het afstand doen van zijn erfdeel betreffende de eigendommen welke de familie bezit op Madeira.
David John Leacock, afkomst, opleiding en familie
• David John Leacock werd op 10 juni 1880 geboren in de stad Funchal op het eiland Madeira. Hij was de eerstgeborene uit het huwelijk van John Milberne Leacock en Mary Silence Leacock. Hij had twee broers: Edmund en Julien; en een zuster: Mary.
• David John bezocht Gran Canaria voor het eerst in 1898 aan de hand van zijn vader J. M. Leacock.
• Hij studeerde in Engeland voor Industrieel Ingenieur aan de Universiteit van Cambridge. • In 1914 heeft David John gewerkt als ingenieur bij de aanleg van het Panamakanaal, waar hij grote kennis heeft opgedaan in waterbouwkunde.
• Omstreeks 1916 vestigt hij zich definitief op Gran Canaria, waar hij na het overlijden van zijn vader de eigendommen erft die deze bezit op Gran Canaria. Als David John zich vestigt op dit Eiland laat hij zijn echtgenote overkomen, Jessie Etchels (die in 1933 is overleden) en die hij heeft leren kennen in zijn studententijd in Cambridge. Jessie Etchells was afkomstig uit Marshfield (Engeland), en stamt uit een familie van intellectuelen. Dol op schilderen en de beeldende kunst introduceert zij David J. in de Bloomsburry-kring, een belangrijke intellectuele, literaire, artistieke en sociale groepering in Londen die de liberale en de humanistische gedachte aanhangt. Uit zijn huwelijk met Jessie Etchells krijgt David John vier kinderen, die tot hun achtste jaar allemaal worden opgevoed in zijn huis in de stadswijk Becerril (Gemeente Santa María de Guía en Gáldar) en dan naar Londen worden gestuurd om er te studeren:
• Elizabeth Elwyn Leacock,
in 1915 geboren in Londen, was sociaal werkster in Brooklyn, New York en is overleden in 2005.
• Philip David Charles Leacock ,
is op 8 oktober 1917 geboren in Londen, bracht het grootste deel van de Tweede Wereldoorlog door bij de Filmdienst van het Engelse Leger en maakte deel uit van de Filmeenheid van de Engelse kroon. Hij was televisie- en filmregisseur in Londen en Hollywood en is in 1990 overleden in Londen.
• Ursula Smith Leacock
is in 1920 geboren Hampstead Garden Suburb, Londen en schreef samen met de Fransman Flaherty het boek ‘Sabu the elephant boy’. Aquarelleren was haar grote liefhebberij en ze is in 2006 in Londen overleden.
• Richard Leacock
is in 1921 geboren in Londen en maakte op 14-jarige leeftijd op het Ajugero-strand in Gáldar en op andere locaties van het eiland zijn eerste - acht minuten durende, geluidloze - film: ‘Canary bananas’. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij oorlogsfotograaf voor het Amerikaanse Leger, en is daarvoor onderscheiden. Hij studeerde Natuurwetenschappen aan de Universiteit van Harvard en was filmdocent aan het Massachusetts Institute of Technology (MIT) als een van de stichters van filmeenheid van de genoemde Universiteit en maakte deel uit van de Drew Associate -groep. Hij wordt beschouwd als een van de belangrijkste figuren van de 'cinéma vérité’ en van de Amerikaanse documentaire en is in 2011 overleden in Parijs.
Uit zijn huwelijk met Elizabeth Florence (overleden in 1984) kreeg hij een dochter:
• Martha Mary Lyn Leacock,
geboren in 1939, en anno 2015 is zij nog in leven.
Richard (links), met zijn vader David in 1971.
↑ Het chalet met pannendak waar David Leacock in Gáldar woonde,verkeert in een vervallen staat. ↓
↑ Het chalet met pannendak waar David Leacock woonde; en daaronder de woning welke hij heeft nagelaten aan zijn echtgenote. ↓
David J. Leacock, aanvang op Gran Canaria
• Als hij zijn plantages begint te exploiteren, begint hij - met gebruikmaking van zijn kennis als ingenieur - met het aanleggen van een indrukwekkend waterleidingnetwerk, om het noodzakelijke water naar de gewassen te brengen. Daartoe legt hij vijvers en stuwmeren aan voor de opslag van water, en om het te transporteren, importeert hij stalen buizen vanuit Engeland, die hij persoonlijk installeert. Hij heeft ook op Gran Canaria de buizen van gecentrifugeerd, gewapend beton geïntroduceerd en fabriceert hoogwaardige waterleidingsbuizen in zijn fabriek in Bocabarranco in de gemeente Gáldar.
• David John verkoopt een deel van de eigendommen in Las Palmas de Gran Canaria die hij heeft geërfd van zijn vader en verwerft zijn geliefde finca (boerderij/landgoed) in Matas Blanca (op de gemeentegrens van Guía en Gáldar) en de percelen grond, welke de Gemeente Gáldar te koop aanbiedt in de wijk San Isidro.
• Hij versterkt en diversifieerde zijn handel en breidt zijn invloed uit over bijna het gehele Noordwesten van Gran Canaria, voornamelijk in de gemeenten Guía, Gáldar, Agaete, Moya en La Aldea.
De cementfabriek van Mr.J. Leacock in Bocabarranco - Gáldar.
• Hij is distributeur van snel uithardend Ferrocote-cement,
• Hij is distributeur van de beroemde Ruston-motoren.
• Vanaf 1922 zijn Mr. Leacock en Don José Samsón Henríquez de grote bevorderaars van het agrarisch coöperatie-wezen (zij waren de medeoprichters van het Sindicato Agrícola del Norte, waarvan Mr. Leacock de vicevoorzitter was) en van de aanzienlijke verbeteringen welke men geleidelijk verrichte, met experimenten in de landbouw van de agglomeratie, met de introductie van nieuwe landbouwtechnieken, met investeringen in waterleidingprojecten, die noodzakelijk zijn voor het kweken van bananen en tomaten.
David J. Leacock, de pijnlijke ballingschap
• In 1936 wordt hij (na een kort verblijf in de gevangenis en het betalen van een boete) vanwege zijn sympathieën met de Republica Española (Spaanse Republiek) verbannen uit Gran Canaria (het Franco-regime durfde hem niet meer aan te doen, vanwege de druk van het Britse Consulaat). Aanvankelijk vestigde hij zich in Engeland, om vervolgens naar New Jersey in de Verenigde Staten van Amerika te gaan
• Gevestigd in de Verenigde Staten moet hij een van de meest trieste en donkerste perioden uit zijn leven doorstaan. De heimwee naar het land dat hij zo liefheeft, kon hij alleen verdragen - zo schijft zijn dochter Ursula in haar memoires ,”door de herinnering aan zijn Montaña (Berg)” en de hoop, terug te keren om deze te zien.
• Tijdens de lange en pijnlijke verbanning werkt hij als adviseur voor de Verenigde Naties (VN) in wereldwijde landbouwontwikkelingsprojecten, vooral in Zwitserland, China, Joegoslavië en Italië.
• Ondanks de afgelegen ligging en altijd hoop om terug te gaan naar Gran Canaria, gebruikt hij al zijn innovatieve vaardigheden via zijn vertegenwoordigers Federico Ernesto Clark en Francisco Herbert Thomas, en zijn bedrijf blijft groeien wat op dat moment bestaat uit houtbewerking, garages, een fabriek voor bouwstenen, verpakkingsmagazijnen, vijvers, putten, een vloot aan vrachtauto's en landbouwmachines en oogsten van, maïs, tarwe, aardappelen en vooral het kweken van bananen en het telen tomaten
David J. Leacock, de terugkeer
• Het is 1964 als hij erin slaagt, terug te keren naar zijn ‘añorada Montaña’ (‘geliefde Berg’), dankzij o.a. de bemiddeling van D. José Samsó Henríquez bij de toenmalige autoriteiten. Er zijn dan 28 pijnlijke jaren verstreken.
• Met het doel winst te maken en te investeren op Gran Canaria verkoopt hij zijn bezittingen in Frankrijk.
• Zijn bedrijf blijft groeien, met het introduceren van nieuwe gewassen zoals de aardbei, maar ook met bloemkwekerijen, kalkoenboerderijen, veehouderij van runderen in de openlucht, varkensstallen, en nog veel eer.
David J. Leacock, zijn prestaties
• Het sociaaleconomische belang van zijn onderneming was aanzienlijk en beslissend voor de agglomeratie, want hij verschafte werk aan ruim 600 personen.
• Hij gaf steeds werk aan iemand die daar om vroeg, bekommerde zich om de gezondheid van zijn werknemers ( hij creëerde het eerste medisch consultatiebureau in het Noordwesten, wat een van de eerste was op de Canarische Eilanden). Ook was hij medeoprichter van de Mutua Guanarteme (Verzekeringsmaatschappij).
• Hij betaalde zijn werknemers op tijd, inclusief overuren en zelfs de sociale lasten, toen dat nog niet verplicht was. • Hij was voorganger van de technologische vooruitgang in dat tijdperk, zijn plantages behoorden tot de eersten om rationeel gebruik van water te maken door middel van gelokaliseerde irrigatie. Het bevorderde de verbetering van de irrigatie door het gebruik van aspersión (beregening - installatie voor besproeiing).
• Hij beheerde het bedrijf op een familiare manier, met het vieren van feesten met het gehele personeel. Met Kerstmis nodigde hij het personeel uit op kalkoen, en vaak at hij met hem samen. Hij was praktisch en spaarzaam, ondanks zijn grote welstand, zoals zijn auto’s van het merk Peugeot aantonen, waarbij hij slechts een privézwembad had in Guía - in Caleta -wat diende als overloopvijver voor het regelen van het water voor de irrigatie van de landbouw.
• En dat alles zonder officiële kredieten, die men hem weigerde, niet alleen omdat hij buitenlander was, maar ook om zijn democratische geest.
Het privézwembad van David J. Leacock in Caleta (gemeente Guia), wat diende als overloopvijver voor het regelen van het water voor de irrigatie van de landbouw.
David J. Leacock, de solidaire
• David John was een begripvolle en vrijgevige man; deugden, waarvoor hij in de hele wereld met grote sympathie werd aangekeken.
• Hij was in 1934 toegetreden als lid/beschermheer van het Museo Canario. • Hij verstrekte gratis materiaal en machinerieën voor de aanleg van het zee-zwembad in Ajujero (gemeente Gáldar), en hij leverde op dezelfde wijze een maand lang personeel voor de bouw van de zwembaden bij het strand van Roca Prieto in Guía.
• Hij kende terreinen toe, waar zich grafheuvels bevinden van de oerbewoners van La Guancha in Gáldar, in samenwerking met de Delegación Provincial de Excavaciones Arqueológicas (Provinciale Afvaardiging voor Archeologische Opgravingen) inzake het conserveren van de grafheuvel in Bocabarranco.
• Voor zijn overlijden besliste hij, dat zijn speciale bed - dat bijna niet was gebruikt- geschonken zou worden aan het Hospital de San Roque in Guía.
• Er bestond een rekening 2211, genaamd: ‘Obras benéficas’ (Charitatieve werken), van waaruit men jaarlijks ongeveer een miljoen van de toenmalige peseta’s (€22.700,=) uitgaf voor het ondersteunen van dit werk.
• Met groot enthousiasme nam hij deel aan evenzovele evenementern waarvoor men hem om ondersteuning vroeg (Maria-feesten, de Fiestas de Santiago de Gáldar, de Fiestas de La Virgen de Guía, de Driekoningenoptochten in Las Palmas, sponsoring van kinderen, enz.)
• Hij droeg volkomen onzelfzuchtig en onbaatzuchtig de medische kosten van veel van zijn medewerkers, evenals die van hun familieleden die dit niet konden betalen.
David J. Leacock, zijn laatste wil
• Mr. Leacock wilde met zijn testament - dat voor het Notariaat van Arucas is opgemaakt en wat hij ondertekent om 15:15 uur op 18 augustus 1977- realiseren, wat hij altijd al had gewenst, namelijk: aan zijn werknemers het beste nalaten wat hij bij leven heeft bereikt; zijn plantages en daarmee de integriteit ervan te waarborgen, door in zijn testament op te nemen: - dat deze na zijn dood overgaan naar de 11 medewerkers in wie hij het meeste vertrouwen had, door hen het ondeelbare beheer erover te geven, evenredig naar het salaris dat ze ontvingen.
Omdat hij van mening was, “dat het land is voor degene die het bewerkt.”
Aan zijn echtgenote Elizabeth F. Leacock heeft hij het huis nagelaten waar het echtpaar drie decennia heeft gewoond, ook kende hij aan zijn echtgenote een garage-parkeerplaats en het tomatenmagazijn toe.
David J. Leacock, zijn eeuwige rust
• Hij is begraven op de begraafplaats van La Atalaya, in Guía. Hij wenste begraven te worden in het land waarvan hij zoveel gehouden heeft, tegenover zijn geliefde landgoed Matas Blancas op de berghelling van zijn ‘añorada Montaña’ (‘beminde Berg, waar hij zo naar verlangde’).
La Montaña de Gáldar.
David J. Leacock, zijn erfenis
• Zijn erfenis overleefde slechts vijf jaar. “Het bedrijf verouderde met hem, en het was een paternalistische onderneming,” aldus de geschiedkundige Augusto Álamo, die spreekt over zijn weigering werknemers aan te nemen en de crisis waarmee de landbouw te maken had. Bovendien waren zijn erfgenamen aan handen en voeten gebonden: het testament spreekt van het aanhouden van ongedeeld eigendom, wat elke verkoop bemoeilijkte voor het injecteren van geld.
De agglomeratie heeft een verplichting aan Leacock, in Guía is slechts een kleine straat naar hem vernoemd. Er gaan stemmen op, die van mening zijn, dat men naar aanleiding van deze geschiedenis een groot bananen-museum zou moeten openen .
'Casa Leacock', tegenwoordig horecabedrijf, op de Golfbaan 'Las Palmeras' in de stadswijk La Minilla van Las Palmas de Gran Canaria.
CASA 'LEACOCK'
De woning van Leacock - destijds aan de Fernando Guanarteme 225 en tegenwoordig gelegen op de Golfbaan ‘Las Palmeras’ in de stadswijk La Minilla van Las Palmas de Gran Canaria - is - eind 19de /begin 20ste Eeuw gebouwd - spectaculair, koloniaal Engels landhuis, dat de Engelsman op het eiland heeft nagelaten.
Gelegen in weelderige tuinen met palmen - en omringd door de golfbaan - biedt het een benijdenswaardig uitzicht op het Las Canteras-strand en is het ( na het overleven een surseance van betaling in 2012) nu - anno 2015- weer een horeca-locatie welke exclusief aan de wensen van de klant voldoet voor het houden van allerlei soorten elementen op zowel sociaal, als zakelijk niveau; zoals: bruiloften, verjaardagen, presentaties, werklunches, seminars en bedrijfsevenementen
*Fanegada
Een fanegada was oorspronkelijk een zaaimaat voor de hoeveelheid akkerland welke ingezaaid kon worden met één fanega (schepel) graan. In 1801 is deze maat in heel Spanje wettelijk vastgesteld op 6.425 m². In Spanje waren nog drie andere, kleinere, fanegadas (schepels) in gebruik. Een daarvan werd aranzada, of arançada genoemd en werd gebruikt voor wijngaarden en voor akkers met haver en gerst = 400 vierkante estadeles (wat in Venezuela een lengtemaat is van 4.18 meter, ongeveer 3.57 yards). In Valencia was een veel kleinere fanegada gebruikelijk, ongeveer 962 m².
Voor de onderverdeling van deze maten en dit soort (ingewikkelde) maatverhoudingen in Zuid-Amerikaanse landen, kunt u een kijkje nemen op het internet bij Wikipedia: http://www.sizes.com/units/fanegada.htm
Celemín (Schepel)
De celemín is een agrarische zaaimaat welke men in sommige delen van Spanje gebruikte voordat het decimale metrieke stelsel werd ingevoerd. In Galicië kent men de celemín als ferrado, hoewel de eenheid van oppervlakte kon variëren in de diverse gebieden
In Castillië, kwam de celemín overeen met iets meer dan 4,6 dm³ (liter). Men kan de celemín verdelen in vier kwarten. Twaalf celemines is een fanegada, zes celemines is een halve fanegada, of cuarto; vijf celemines is een hemina. Drie celemines is een cuartilla (een kwart fanegada).
De Guerra Civil verplichtte Mr. Leacock
Gran Canaria te verlaten
De Franco-kant boeide hem door zijn marxistische ideologie en de mogelijkheid om wapens te leveren aan de ‘rojos’ (‘rooien’)
De ballingschap van de Leacock-familie begon op 2 augustus 1936, toen zij werden gedwongen Gran Canaria te verlaten, na de arrestatie van David J. Leacock en zijn tweede vrouw, Florence Elizabeth, en met de inleiding van verschillende procedures, boetes en sancties tegen hem en zijn eigendom.
De realiteit was dat de vervolging waaraan de heer Leacock word onderworpen erg subtiel was van de kant van de militaire coupleiders en werdt geplaagd door uitvluchten, volgens de documentatie bewaard in Spaanse militaire archieven en in Britse archieven, vooral in de ‘The National Archives’, van het Foreing Office. In de eerste plaats moest hij zijn vrijheid betalen, met het camoufleren als een gift die hij aan de militaire autoriteiten had gedaan.
Niet alleen werd hem een boete van 25.000 pesetas opgelegd, maar hij werdt ook gedwongen om een Spaanse burger de leiding te geven over zijn bedrijf, hoewel hij een Engelse advocaat had, de Mr. Federico Ernesto Clark. In dit verband diende hij een klacht in bij het Britse Ministerie van Buitenlandse Zaken: "Ik moest de vertegenwoordigingsbevoegdheid van mijn bedrijf overlaten aan een Spaans onderdaan die was goedgekeurd door de militaire autoriteiten. Ik zag me verplicht het daarmee eens te zijn en we verlieten de eiland met alleen onze kleding."
Op dat moment, zo liet Leacock weten, bezat hij 432 fanegadas aan akkerland, 48 kilometer aan waterleidingen, vijvers, stuwmeren, en waterpompstations. Hij gaftook aan, dat de winst van zijn bedrijf in 1935 bijna tienduizend Pond Sterling bedroeg, terwijl zijn rekeningen werden gecontroleerd door een bedrijf van het Institute of Public Accountants of England.
Zo begint een lange ballingschap die 27 jaar duurde, omdat het pas in 1963 was toen Mr. Leacock weer voet zette op Gran Canaria.
Opvallend is dat hij in zijn memorandum stelt,” “dat ondanks alle problemen van lokale arbeid, we de laatste jaren daarvan vrij zijn gebleven."
In 1986, in de ‘Coloquios de Historia Canario-Americana’ (‘Debatten over de Canarisch-Amerikaanse geschiedenis’), van de geschiedkundigen J. Alcaráz; A. Anaya; en S. Millares, in een onderzoek naar buitenlanders en de burgeroorlog, is een politierapport vrijgegeven van 3 februari 1953, dat wordt bewaard in het provinciaal historisch archief van de provincie Las Palmas waarin tekstueel wordt aangegeven:
D. David J. Leacock, 62. De geaffilieerde werd gedwongen om zijn grondgebied in de begindagen van de Glorieuze Nationale Beweging te verlaten in opdracht van de militaire autoriteiten, als een ongewenst en beschermend element van de leden van de verschillende partijen van Marxistisch karakter, evenals een ontvanger van wapens voor de rojos (rooien).
In eerste instantie reisde de amilie Leacock naar Engeland, waar op 13 augustus 1936 een klacht werd ingediend bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken wegens de misstanden die op Gran Canaria waren geleden. In het dossier - dat werd geopend door het Foreing Office, volgde op de klacht van Leacock - staan handgeschreven notities die aangeven, "uw politieke sympathieën zijn links" (...) Het resultaat van deze actie van uw kant is dat u de vijandigheid hebt opgelopen van de andere grote eigenaars op Canarias .".
In februari 1937 reisde de familie naar de Verenigde Staten, waar ze enkele jaren zouden verblijven. Daar kwam, in 1941, Mr. Leacock in contact met ‘Indiscuo, Inc. American Committee in Aid of Chinese Industrial Cooperatives ‘
Indusco Inc. was een organisatie die werd opgericht met het doel een Chinese industriële coöperatieve beweging te creëren ter vervanging van de industrieën die waren vernietigd, of bezet door de Japanners en om werk bieden aan de vijftig miljoen vluchtelingen in het oorlogsgebied.
Daartoe heeft Indusco een technische afdeling in de Verenigde Staten, onder leiding van David J. Leacock, geleverd, waarin vooraanstaande Amerikaanse ingenieurs en technici hebben gewerkt om de problemen in de voorzieningen van de Chinese coöperaties op te lossen.
Vervolgens begon Mr. Leacock eind 1944 aan een nieuwe fase van zijn werkzaamheden, deze keer met de United Nations Relief and Rehabilitation Administration (UNRRA) (de VN-organisatie voor Noodhulp, Herstel en Wederopbouw ). De hoofdfunctie was hulp te bieden bij de repatriëring van mensen die ontheemd waren geraakt door de Tweede Wereldoorlog. Leacock werkte vooral in die periode in het oude Joegoslavië waar hij tot 1948 vertegenwoordiger van de VN was.
Hij bleef tot juni 1952 bij de VN in Genève (Zwitserland) werken en vervulde taken als adviseur van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (ECE), die in 1947 werd opgericht voor de economische samenwerking tussen haar lidstaten. Het is een van de vijf regionale overheidscommissies onder leiding van het hoofdkantoor van de Verenigde Naties. Het heeft 56 lidstaten en rapporteert aan de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties Naast Europese landen omvat dit ook de VS, Canada, Israël, Turkije en de Centraal-Aziatische republieken. Het hoofdkantoor van het VN/ECE-secretariaat bevindt zich in Genève.
Mr. Leacock werkte op het gebied van openbare diensten, bouw, mijnbouw, landbouw en metallurgische machines. Een van de specifieke taken die werden uitgevoerd, was het verzamelen van informatie over de behoeften en beschikbaarheid van onderhoudssteunen voor motorvoertuigen en het onderzoeken van de middelen om hun overname te vergemakkelijken door de in de ECE geïntegreerde overheden.
Bovendien viel de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties op door haar werk in de zoektocht naar methoden om de productie en distributie van penicilline te verhogen. Op een zodanige manier dat Mr Leacock deelnam aan de Uitvoerende Raad van de Wereldgezondheidsorganisatie, als een specialist in apparatuur, industrieën en basismaterialen, omdat hij een industrieel ingenieur van de Universiteit van Cambridge was.
In 1952, op 62-jarige leeftijd (geboren in 1890 op Madeira) ging Mr.Leacock met pensioen, maar het zou nog meer dan een decennium duren voordat hij terug kon keren naar Gran Canaria (een verlangen dat uitkwam in het jaar 1963), waar hij zou blijven tot aan zijn overlijden, op 22 april 1980, in de leeftijd van 90 jaar en hij begraven is op de begraafplaats van La Atalaya in de gemeente Santa María de Guía op Gran Canaria.