Een rondrit in het Noorden van Fuerteventura
CORRALEJO - Paaszondag 27 maart 2016 - Voor algemene informatie over Fuerteventura kunt u o.a. terecht op: http://www.spanjevakantieland.nl/fuerteventura.htm wij beperken ons in dit artikel tot een gedetailleerde beschrijving van een rondrit in het Noorden van het majorero eiland, genoemd naar de Majo-bevolking van welke wordt gedacht, dat ze van Berber-afkomst zijn.
De Duinen van Corralejo vormen een van de meest indrukwekkende natuurparken van Canarias. Vanaf het duinzand tot aan de kliffen die oprijzen ten zuiden van El Cotillo, biedt het eiland een rondrit waarin een oase schuilgaat aan natuur; duinlandschappen, oude vulkanen, kastelen, grotten en oude windmolens. Bovendien is een van de aantrekkelijkheden die excursie biedt, de aanwezigheid van diverse stranden met voor elk wat wils.
In het Natuurpark in de nabijheid van de vulkaan Montaña Roja, hebben dekens van lava die zich uitstrekken tot aan de zee een landschap gevormd van scherpe en onherbergzame rotsen die klein baaien met witte zandstranden omsluiten. In het Noorden, in Corralejo, treft de bezoeker kilometers lange zandstranden aan met indrukwekkende vergezichten op het islote vecino (buureilandje) Lobos en over de Zuidkust van Lanzarote.
Corralejo
Tot voor drie decennia was Corralejo een klein dorp met lage, witte huizen dat met de bouw van kleine familiehotels van betekenis begon te worden voor het toerisme. De grootste attractie van dit vissersdorp zijn de indrukwekkende stranden, welke men kan rekenen tot de beste van de Archipel en met een maritieme traditie die het verleden van vissersenclave combineert met de markering van de nieuwe haven die dient als verbinding met Lanzarote, De Molina de Juan Morena is het enige bewijs dat is overgebleven van het oude landbouwdorp.
De huidige bevolking treft men aan rond de nieuwe haven terwijl ten zuiden daarvan tot aan de stranden zich de toeristenwijken uitstrekken, de woonkernen, de bars en de winkelcentra. In de haven bevinden zich enkel speciaalzaken voor maritieme sporten en de aanlegplaatsen waar de schepen vertrekken die dagelijks excursie maken naar het Isla de Lobos.
La Cueva del Llano
Deze is een jameo, een onderaardse grot ontstaan door vulkaanstromen, die in de loop van duizenden jaren gevuld is met een grote hoeveelheid sediment waardoor het een rijke, fossiele registratie is geworden welke de bezoeker helpt te herkennen hoe in oude tijden het klimaat was op Fuerteventura. De lange, onderaardse doorgang leidt naar de nabijgelegen vulkaan Montaña Escanfraga die, eveneens, verantwoordelijk is voor een van de mooiste vulkaanlandschappen van het eiland: het Monumento Natural del Malpaís de La Arena.
Voor het binnengaan van de grot - onder begeleiding van een gids die de magistrale, geologische aspecten van Fuerteventura uiteenzet - is het aan te bevelen de tentoonstelling te bezoek in het gebouw erbuiten, waar men op heel didactische wijze en met vermakelijke gegevens kennis kan nemen van de vorming van Fuerteventura, van de fauna van het eiland, en men een duidelijke uitleg krijg over hoe de grot is ontstaan welke men vervolgens gaat bezoeken .
Onder begeleiding van een gids betreedt de bezoeker het binnenste van de Aarde om uit eerste hand de geologische verschijnselen te leren kennen die het eiland gevormd en vervormd hebben.
Maiorerus randoi
Als curiositeit, kan men benadrukken dat in deze grot een unieke bewoner huist: Maiorerus randoi (een hooiwagen uit de familie: Phalangodidae) die enkel leeft in de Cueva del Llano . Dit levend fossiel heeft zich goed aangepast aan de omstandigheden hier (volledige duisternis, hoge vochtigheidsgraad). Het kleine spinnetje heeft geen ogen, daar het in zijn leefgebied pikdonker is. De hooiwagen heeft een witgele kleur.
Los Lajares
Op de weg die Corralejo verbindt met El Cotillo ontdekt men de zwartgeblakerde vlakten van het kleine dorp Lajares en bij de toegang naar het kleine vissersdorp Playa de Majanicho. Enkele molens tooien het landschap dat de typische indrukken weergeeft van het majorero platteland.
Voor de vogelliefhebbers is een bezoek aan Jable de Lajares essentieel, en semi-woestijn steppe waar een van de grootste populaties van de Hubara Canaria zich concentreert. De vogel is inheems op de Canarisch Eilanden en heeft - nadat deze recentelijk geheel is verdwenen van Gran Canaria - zijn laatste toevluchtsoord gevonden op de eilanden Fuerteventura en Lanzarote,
El Cotillo
In het uiterste Noordwesten treft men El Cotillo aan; een enclave, die nog steeds leeft van de vis en die verschoond blijft van massatoerisme. De vissersbevolking concentreert zich rond de oude haven die bescherming biedt aan de vloot van talrijke bootjes en kleine vaartuigen die dagelijks de zee op gaan, om te voorzien in het aanbod van de horeca op het eiklad, waar men kan genieten van de beste caldos de pescado (vissoepen) en sancochos canarios (typisch Canarische stoofschotel(s9 bereid met al hoofdbestanddeel stokvis = gezouten en gedroogde zeebaars, bij voorkeur cherne.)
De Torre del Tostón is een van de kenmerken van deze plaats. Het pand is gebouwd in 1741 ter de verdediging van de kust tegen het frequent verschijnen en aanlanden van piratenschepen.
Nabij de toren bevinden zich diverse kalkovens - die getuigen van het belang dat deze industrie tot voor kort had op het eiland - en de kleine Ermita de Nuestra Señora del Buen Viaje, de kapel heeft - ondanks zijn uiterlijk - een indrukwekkend mudéjar plafond (verzonken plafond van houtsnijwerk).
Daarnaast kan Corralejo rekenen op de Faro del Tostón (Vuurtoren), die huisvesting biedt aan het Museo de la Pesca Tradicional (Museum voor Traditionele Visserij), waar de bezoeker de implementatie kan ontdekken van de exploitatie van de hulpmiddelen van de zee en van de majorera samenleving.
Ten slotte, strekken zich ten zuiden van El Cotillo de Playas del Castillo en van Aljilbe ui;, diverse stranden, die gelegen zijn aan de voet van de rotswanden. Enkele ware paradijzen van wit zand.
Naar het noorden bij de weg naar de Faro del Tostón, komt men de Los Lagos stranden tegen, een aaneenschakeling van baaien met rustig en helder water, die zich aaneenrijgt op de route die langs de noordkust van het eiland gaat, tot aan Corralejo.
Van oost naar west:
Een wandeling door het majorero binnenland
FUERTEVENTURA - zondag 2 maart 2014 - De wandelroute tussen Tiscamanita en Vega del Río Palmas laat de sterkste contrasten zien van het eiland Fuerteventura.
Molens, Palmen bossen, berghellingen en afwisselend dorre en groene landschappen zijn de attracties op de lokale (berg)wandelroutes nr. 31 en nr. 27
Het Cabildo (Eilandbestuur) van Fuerteventura heeft de oude plattelands paden van het eiland begaanbaar gemaakt en bewegwijzerd; dit is nu een paradijs voor berg(wandelaars).
Het beeld van het toeristische Fuerteventura verandert geheel, als men een zorgvuldige blik werpt op het binnenland. Ondanks de landschappen van afgeronde profielen, bestaat het majorero platteland; het heeft altijd al bestaan en, tot voor kort, was het de steun voor de mannen en vrouwen van het eiland.
Molino 'Chicago' in La Vega del Río Palmas, Fuerteventura.
Het Sendero Local FV-31 (Lokale Berg wandelpad FV-31), dat de plattelandsgemeenten Tiscamanita en Vega del Río Palmas met elkaar verbindt, is een goede optie voor het ontdekken van dit binnenland van Fuerteventura, waar het mogelijk is, het landbouwverleden van het eiland waar te nemen, dat - tegenwoordig - een gematigde aanwezigheid vertoont, maar nog steeds authentiek is. Het Cabildo (Eilandbestuur) van Fuerteventura heeft de oude plattelands paden van het eiland begaanbaar gemaakt en bewegwijzerd; en het is nu een paradijs voor berg(wandelaars); het organiseren van excursies is eenvoudig en - vooral- veilig.
De locatie La Caldera de Gairía - een uitgedoofde vulkaankegel op enkele kilometers van Tiscamanita - verdient zeker een bezoek, voordat men aan de wandeling begint.
In de omgeving van dit natuurgebied van 240 hectare kan met het resultaat van eeuwen menselijke arbeid zien, in de vorm van landbouwterrassen en boomgaarden, die worden afgewisseld met groente- en bloementuinen met vooral inheemse flora. Camellos (dromedarissen) en geitenkuddes completeren het beeld van een locatie die een van de beste voorbeelden van recente vulkaanuitbarstingen van het eiland laat zien.
Het wandelpad
Het wandelpad SL-31 begint op de kruising van de Calle Juan Peñate met de Calle De la Cruz. De eerste meters van het pad doorkruisen het flirterige centrum van Tiscamanita en maken het ontdekken van de typische kenmerken van de agrarische dorpjes op het eiland mogelijk.
Huizen met een, of twee verdiepingen in pure volksarchitectuur men kleine landbouwterrassen markeren het ‘stads’-landschap van het plaatsje. De overvloed aan bewerkte akkers is een duidelijk spoor van het agrarische karakter van de locatie.
Een interessant voorlichtingscentrum over majorero molens getuigt van het belang, dat graan had in de eilandgeschiedenis.
Maar nadat men de laatste panden van het dorp achter zich heeft gelaten, begint het pad te stijgen naar Morro Jorjado via een weg in een bewegwijzerd landschap. Omdat het een lokaal pad is, wordt de route aangeduid in de kleuren groen en wit.
De eerste 4,5 kilometer overbruggen een hoogteverschil van 340 meter met een geleidelijke stijging. De uitzichten over de vega (weide) van Tiscamanita en het nabijgelegen dorp Agua de Bueyes zijn, eenvoudigweg, spectaculair.
Een goede optie voor het maken van foto’s, is het inlassen van rustpauze in het Área Recreativa (Recreatiegebied) op1,9 kilometer van het vertrekpunt. Andere sterke punten van de wandeling zijn het kunnen waarnemen van een keur aan bescheiden eilandflora.
De stijging naar Majada de la Mujer, laat belangrijke plantages met vijg cactussen zien (Opuntia spp.) en pitas (Agave americana). De wilde bloemenpracht laat zich zien via soorten zoals de bedreigde ‘cuernúa’ (Caralluma burchardii), de acebuche majorero (Olea europaea ssp guanchica), de alomtegenwoordige tabaibas (Euphorbia spp.) en de verodes (Kleinia neriifolia).
Eenmaal in Morro Tabaibe aangekomen geeft het pad een beetje rust voordat het begint aan de uiteindelijke stijging naar Morro Jorjado, het hoogst gelegen punt van de route.
Van daaruit kan men de karakteristieke, afgeronde heuvels zien die de vlakke landschappen doorbreken in het zo eigen binnenland van Fuerteventura. De stijging naar de cima (schoorsteen) van de Jorjadu is versierd met kleine concentraties van jorjados (Asteriscus sericeus), een plant die exclusief majorero endemisch is.
De wandeling gaat verder en daalt licht af naar de Degollada de la Pechillera en de Morro del Rincón del Atajo, de locatie waar de SL-FV 31 en de SL-FV 28 samen komen en wat leidt naar het dorp Agua de Bueyes. Van daaruit dalen beide routes gezamenlijk af naar Vega del Rio Palmas via de steile helling van de Ahorcado. Ongeveer 2 kilometer verderop daalt het pad 300 meter. Het wandelpad is perfect aangepast en geconditioneerd, maar toch moet men voorzichtig afdalen, om verzwikkingen te voorkomen. De wandeling eindigt bij de kerk van Nuestra Señora de La Peña (Onze Lieve Vrouw van de Rots), de schutspatrones van het eiland, een albasten sculptuur uit de 15de Eeuw, die een van de weinige voorbeelden van Gotische beeldhouwkunst is, die op Canarias bestaat.
De afdaling van Vega Palma naar Cuesta Ahorcado.
Het meer groene Fuerteventura
De Vega del Río Palmas is, samen met het nabijgelegen Betancuria en de hoogten van het Parque Natural de Jandía (in het zuiden), de meest vochtige plaats van het eiland. De palmen bosjes en de talrijke groentetuinen met de waterbassins zijn duidelijke voorbeelden van de aanwezigheid van water.
Een van de kenmerken van deze streek is de aanwezigheid van talrijke metalen windmolens die een speciaal tintje geven aan het landschap. Hier kent men ze als ‘los chicagos’ omdat het van oorsprong Amerikaanse windmolens zijn van het type ’Chicago’.
Dankzij de wind pompen deze molens het water op, dat is opgeslagen in de meest diepe watervoerende lagen van het eiland. Dankzij deze watervoorraden is het gebied veranderd in een ware groentetuin van Fuerteventura waarin consumptieproducten worden afgewisseld met grote plantages alfalfa en tomaten.
Het stuwmeer Penitas in Vega Palmas.
Via de FV-27, kunnen zij die daartoe nog de moed hebben, afdalen naar het Presa de La Peñita (het stuwmeer op 3,4 kilometer van La Vega del Río Palmas). Het pad daalt via de Barranco (het Ravijn) van Río Palmas tussen aanzienlijke palmera clanaria-bossen (Phoenix canariensis) en tarajales (Tamarix canariensis). Het stuwmeer, aangelegd in de jaren 30 van de vorige Eeuw, dient voor het voeden van de tomatencultures die men in het lage gedeelte van de barranco (het ravijn) ontwikkelt.
Tegenwoordig dient dit kleine vochtige weideland als huisvesting voor watervogels zoals de focha común (Fulica atra = meerkoet) en la polla de agua (Gallinula chloropus = waterhoen).Uiterst rechts van de damwand begint het wandelpad naar Las Peñitas.
Op minder dan een kilometer treft men de kleine Kapel van Las Peñitas aan; een eenvoudig gebouwtje, dat is opgetrokken in koloniale stijl op een locatie waar, volgens de traditie, de H. Maagd is verschenen.
Wandelroute1 :
SL-FV-31: Tiscamanita - Vega del Río Palma;
- Kilometers: 6,3
- Hoogteverschil Stijging: 688 meter,
- Hoogteverschil Afdaling: 270 meter,
- Duur: 3,3 uur,
- Moeilijkheidsgraad: 3 tot 5.
Wandelroute 2:
SL-FV-27: Vega del Río Palma - Presa de la Peñita;
- Kilometers: 6,8 (heen en terug),
- Hoogteverschil Stijging: 256 meter,
- Hoogteverschil Afdaling: 199 meter;,
- Duur: 2 uur,
- Moeilijkheidsgraad: 2 tot 5.
Een wandeling op Isla de Lobos:
Romeinen, Noormannen, piraten, en monniksrobben
CORRALEJO / ISLA DE LOBOS - zondag 2 maart 2014 - De (berg)wandeling Gran Recorido GR-131 doorkruist het eiland van noord naar zuid. Een eenvoudige wandeling maakt het mogelijk van nabij kennis te maken met een geografie die net zo intens is, als dat het eiland klein is. Een dag is voldoende, om de locatie wezenlijk te leren kennen.
Enkele eeuwen lang, was deze kleine formatie van rotsen en zand het toevluchtsoord voor piraten; een jachtgebied; een fabriek van in de Middeleeuwen felbegeerde, natuurlijke kleurstoffen; en een seizoensgebonden locatie voor de lokale visserskolonie. En dat is niet weinig, als men de beperktheid van de geografie in acht neemt. Een kolonie monniksrobben, die tegenwoordig helaas verdwenen is, heeft het eiland zijn naam gegeven. La Isla de Lobos; zeerobben die te eten gaven aan de honderden bemanningen in de loop dan de geschiedenis. Een fortuinlijke naam die vandaag de dag - nu het spoor van deze dieren slechts een fractie van de geschiedenis is- veel bezoekers blijft trekken.
Isla de Lobos.
Playa de La Calera, Isla de Lobos.
Maar het zijn geen ruwe zeebonken, noch Romeinen op zoek naar de múrice; de zeeslak, waaruit ze de felbegeerde paarse kleur verkregen. Een enkele visser, zo die er al is, maar de meerderheid van de bezoekers die naar dit kleine islote (eilandje) komt halfweg het Noorden van Fuerteventura en het Zuiden van Lanzarote, bestaat uit toeristen. Ze ontschepen er, ontdekken het eiland en keren terug naar hun comfortabele hotels. Maar is meer dan prachtige stranden en ruig vulkanisch landschap.
De GR131 is een grote wandeling die de Canarische Archipel doorkruist. Deze maakt deel uit van de Europese G7 wandelroute van ruim 5.000 kilometer die ook via Lobos loopt. Het zijn amper 3,5 kilometer, maar die maken het mogelijk het eiland grondig te leren kennen en, om te ontdekken, dat de 4,5 km² veel te bieden hebben. Dit stukje van de Europese route is opgenomen in het wandelpadennetwerk van het Cabildo (Eilandbestuur) van Fuerteventura, dat het gehele tracé mogelijk heeft gemaakt en bewegwijzerd. Als onderdeel van een grote wandeling, zijn de markeringskleuren rood en wit.
Centro de Interpretación van het Isla de Lobos.
De enige manier, om op het eiland te komen, is per boot vanuit de nabijgelegen plaats Corralejo. Het bezoek begint, altijd, in Casas del Puertito, een klein, eenvoudig gehucht dat - tot voor kort - diende als toevluchtsoord voor vissers die langere tijd op het eiland verbleven. De kust strekt zich hier uit in de vorm van twee grillige armen, die uitmondt in enorme charcones (strandmeren) die uitnodigen tot baden. Op deze locatie staat ook de mythische nederzetting Casa Antoñito (Telefoon: +34 - 928 879 653), het enige restaurant van het eiland en op heel Canarias beroemd om hun gefrituurde vis.
Ook in de onmiddellijke nabijheid van de ‘hoofdstad’ van het eiland is het Centro de Interpretación de Isla de Lobos (Voorlichtingscentrum van het Eiland Lobos) gevestigd. Een klein museum waarin men de geheimen kan ontdekken van dit ongebruikelijke grondgebied voordat men aan de wandeling begint.
Archeologische vindplaats op La Isla de Lobos.
Romeinen, Noormannen en piraten
Het wandelpad begint bij het Centro de Interpretación en leidt vanaf het eerste moment naar het noorden. Na iets meer dan 300 meter vanaf het beginpunt wordt de eerste stop gemaakt op het Playa de la Calera, populair bekend als ‘La Concha’, omdat de vorm van de baai bijna perfect is. Het is een uitstekende locatie voor een duik, of om in de zon bruin te bakken; maar ook, om iets te gaan begrijpen van het eiland. In de nabijheid van het pad bevinden zich een antieke kalkoven en de restanten van enkele salinas (zoutpannen). Eeuwenlang gebruikten Majorero vissers uit het noorden de plaats als bescheiden kolonie en als factorij voor gezouten vis.
Ook kan men, nabij dit gebied, een archeologische vindplaats zien, welke men aan het opgraven is en die, volgens de deskundigen, de aanwezigheid in de Oudheid van Romeinen op Canarias zal gaan aantonen. Zij die van deze zaken afweten, zeggen dat de Archipel het centrum was voor het zoeken naar maritieme hulpbronnen; voor de múrex, of múrice, een zeeslak waarvan de antieke bevolking de kostbare, purperen kleurstof verkreeg.
Bij het verlaten van de kust gaat het wandelpad het malpais in; een vulkanisch gebied, dat gemarkeerd wordt door een grote hoeveelheid stenen en enkele meters hoge bergjes die getuigen van de vulkanische oorsprong van deze locatie.
Gedurende iets meer dan anderhalve kilometer wandelt men in het binnenland van het eiland met links de imponerende vulkaankegel van de Montaña de la Caldera. Het is een prima kans om de bescheiden, plaatselijke flora te ontdekken die ruim 140 soorten als indringers heeft van het nabijgelegen buureiland. Immune planten, zoals de Siempreviva (Limonium ovalifolium canariense), die endemisch is op het eiland en bescherming geniet tegen andere overlevenden, zoals de Uvilla de mar; de alom tegenwoordige gaspeldoorns en de tabaibas die ten tijde van regenperioden spectaculair groeien.
Uvilla del mar (Zygophyllaceae - Zygophyllum fontanesii)
in Corralejo op Fuerteventura, met op de achtergrond La Isla de Lobos.
Alcaudón dorsirrojo (Lanius colurio)
Onder de vertegenwoordigers van de fauna, moet men de zeevogels noemen, enkele hubara alcaudones (klauwieren), een aantal soorten lagartes (hagedissen) en gevaarlijke indringers voor het plaatselijke evenwicht, zoals de konijnen.
De Faro (Vuurtoren) op het Punta de Martino, Isla de Lobos.
De eindstreep van de GR131 op deze korte wandeling is het Punta de Martiño. Het wandelpad verlaat het binnenland, als dit leidt tussen de uiteinden van La Pila en de Escarachado. De Llanos de La Cocina zijn het voorportaal van de kleine heuvel waar de Faro (Vuurtoren) van Martiño staat, sinds 1965 het leidende licht voor de zeevarenden.
Vanaf de top van de vulkanische heuvel kan men, bijna binnen handbereik, de zuidkust zien van het buureiland Lanzarote.
Isla de Lobos.
Om terug te keren naar het gebied van Puertito zijn er twee mogelijkheden. Of men neemt dezelfde weg terug van het pad van de Gran Recorrido, of men neemt de weg links en wandelt langs de oostkust van het eilandje, het loont de moeite dit te doen, de afstand is nagenoeg gelijk. Het meest interessante punt van de kustvariant is Las Lagunillas, een gebied met grote charcones (strandmeren, met zeewater) die uitnodigen tot baden.
De wandelroute op Isla de Lobos.
GR-131 Etappe 1: Casas del Puertito-Faro de Martiño;
- Kilometer: 3,5 (heen);
- Stijgend: 23 meter;
- Dalend: 8 meter;
- Tijdsduur: 1 uur (heen);
- Moeilijkheidsgraad: van 1 tot 5.
Foto’s:
- Ministerie van Landbouw, Levensmiddelen en Milieu,
- de Canarische Regering,
- het Cabildo (Eilandbestuur) van Fuerteventura,
- Wikipedia.
De route van de walvisbeenderen
Het Cabildo verhoogt het aantal
voor het publiek in de openbare ruimte tentoongestelde skeletten
van aangespoelde walvissen
PUERTO DEL ROSARIO - zondag 23 februari 2014 -Tentoonstellen voor de bewustmaking van het behoud van het maritieme milieu. Dat is een van doelstellingen van het Cabildo (Eilandbestuur) van Fuerteventura, met het creëren van de Senda de los Cetáceos (Route van de Zeezoogdieren), die bestaat uit het tentoonstellen van de skeletten van walvissen die zijn aangespoeld op de majorero kust. Momenteel zijn bot structuren tentoongesteld in Pájara, in Antigua en in Puerto del Rosario. Twee van deze zoogdieren zijn gedood ten gevolge van militaire manoeuvres van de oefening Neotapón, die is georganiseerd door de NATO.
Het Ministerie van Milieu, van het Eilandbestuur, heeft al drie andere skeletten hersteld en zal binnenkort overgaan deze tentoon te stellen op andere locaties op het eiland.
Een skelet van een rorcual común (Balaenoptera physalus)
in Las Salinas del Carmen (Fuerteventura).
Rorcual común (Balaenoptera physalus).
De meest voorkomende soorten.
Langs de Canarische Eilanden passeren, naast dolfijnen, de zeezoogdieren:
- Ballena azul (Balaenoptera musculus),
- Rorcual boreal (Balaenoptera borealis),
- Rorcual tropical (Balaenoptera edeni),
- Rorcual común (Balaenoptera physalus),
- Rorcual aliblanco (Balaenoptera acutorostrata),
- Ballena jorobada (Megaptera novaeangliae),
- Ballena franca austral (Eubalaena australis),
- Calderón tropical (Globicephala macrorhynchus),
- Ballena piloto (Globicephala).
In de afgelopen weken zijn twee zeezoogdieren aangespoeld op de kusten van Fuerteventura. Ondertussen is de in Majachico aangetroffen rocual aliblanco -na het verrichten van de betreffende lijkschouwing - begraven in de nabijheid van het Estación Biológica van La Oliva en is de delfín mular (tuimelaar) van Las Playitas overgebracht naar de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit van Las Palmas de Gran Canaria.
Als de termijn van drie maanden begraven zijn, is verstreken, kan men de beenderen opgraven, om vervolgens samengesteld te worden als skelet, om onderdeel te gaan uitmaken van de Senda de los Cetáceos (Route van de Zeezoogdieren).
De eilandminister van Milieuzaken, Natalia Évora, heeft opgemerkt, “dat La Senda de los Cetáceos tot doel heeft, bekendheid te geven aan de rijkdom van de Canarische maritieme omgeving; en via het tentoonstellen van deze skeletten, hun conservering te benadrukken. Het project herinnert aan gebeurtenissen zoals de militaire manoeuvres die in 2002 en in 2004 aanvaringen met zeezoogdieren hebben veroorzaakt voor de kust van Fuerteventura, waarvan de skeletten staan opgesteld in El Saladbar de Jandía en bij de Salinas del Carmen. Andere tentoongestelde skeletten zijn van onlangs, op natuurlijke wijze gestorven zeezoogdieren; en andere zijn gestorven door toedoen van menselijke activiteit.·
Marisa Tejedor, bioloog van de Sociedad para el Estudio de Cetáceos en el Archipiélago Canario (SECAC) (Vereniging voor de Studie van walvisachtigen op de Canarische Archipel) stelt, dat de recente twee op het eiland gestrande walvisachtigen, "binnen het normale patroon van strandingen vallen, dat zich voordoet in de provincie Las Palmas, van ongeveer 30 tot 40 per jaar. "In die zin kan het stranden op de kust in een korte periode, "simpelweg het gevolg zijn van toeval, of van de zeestroming en de windrichting."
De Senda de los Cetáceos (Route van de Walvissen), die is opgezet door het majorero Cabildo (Eilandbestuur van Fuerteventura) en de Fundación Canarias Conservación (Canarische Conserverings stichting), beschikt al over een spectaculaire collectie skeletten van zeezoogdieren. De locaties waar deze sculpturen staan opgesteld zijn:
- de Saladar (Zoutwinning) van Jandía, waar het skelet staat van een 15 meter lange grote cachalote (Physeter macrocephalus),
- het Museo de la Sal (Zoutmuseum) van de Salinas (zoutpannen) van El Carmen, dat een 20 meter lange rorcual común (Balaenoptera physalus) bevat;
- de Faro (Vuurtoren) van Jandía, waar men het skelet tentoongesteld heeft van een zifio de couvier (Ziphius cavirostris),
- de strekdam aan de Avenida Marítima van Puerto del Rosario, waar men het meest recent een van deze skeletten heeft opgesteld.
De verborgen cochenille vallei
Antoñita García houdt de door haar oma aangeleerde kunst levend, hoe het rode goud van de tuneras te halen
LA OLIVA - maandag 20 januari 2014 - De bewoners van Vallebrón kunnen zich nog herinneren, dat er nog een grote landbouw- en veeteelt-activiteit was in deze vallei gedurende de 19de en de 20ste Eeuw. Een van de oudste bewoners is Pepe Fuentes de León, die met zijn 90 jaar nog een voorbeeldige vitaliteit heeft en die tot in het kleinste detail zijn avontuur vertelt van het aanleggen van een waterput die in het hele gebied de irrigatie mogelijk maakte voor het telen van groenten, peulvruchten, graan en fruit. Dankzij zijn water heeft men zelfs de hotels in de duinen van Corralejo kunnen bouwen. Bovendien is dit stuk land karakteristiek voor de cochenille oogst; een activiteit, die nog steeds behouden is.
Vallebrón is een van weinige Majorero dorpen die de charme en het uiterlijk van een eeuw geleden hebben bewaard met een dertigtal huisjes. Een afgelegen gehucht in de gemeente Oliva, op 250 meter hoogte, dat heeft geleefd van de landbouw en de veeteelt. Van oudsher hebben de gezinnen zich bezig gehouden met de cochenille oogst op de talrijke tuneras (vijg cactussen) die bloeien in de vallei. Een ambacht, wat nog door sommige vrouwen in ere wordt gehouden, zoals door Antoñita García Camacho, op haar 67 jaar, die deze kunst heeft geleerd van haar grootmoeder en van haar tante.
Cochenille-oogst.
"Er zijn zeer deskundige, meer geschoolde mensen, want we hebben een cochenille van goede kwaliteit waarvoor de mensen van Las Palmas en van andere eilanden kwamen, om het te kopen voor de handel; en er komen er nog steeds, omdat het altijd is verhandeld als goud, en er was geld voor de gezinnen in het dorp," zegt de landbouwster.
Onder de anekdotes uit haar kindertijd herinnert ze zich, ”dat de vrouwen hun voeten omwikkelden met papier en, dat ze maniquetes (schoteltjes germaakt van dik cactusblad) gebruikten voor het oogsten, daarna maakten ze tasjes en die werden daaraan gehangen, om de luis los te maken,” legt ze gedetailleerd uit. García bewaart in haar schuur diverse hoopjes voor die voor de verkoop bestemd zijn,” want er komt altijd wel iemand, die geïnteresseerd is, om te kopen.” Een plattelandsvrouw die altijd vroeg opstaat en die onophoudelijk werkt met haar bedoening, haar cactussen en kippetjes.
Antoñita en haar man Marcial wonen in de voormalige school van Vallebrón, waar ze altijd de kantine hebben beheerd die beroemd was, om het heerlijke geitenvlees, dat ze stoofden met de Sint Jansfeesten.
Ochtendgloren in Vallebrón.
Dit gezin noemt Vallebrón, “een rijk en welvarend dorp, omdat met er veel hectare uiterst vruchtbaar land heeft en water, voor het kweken van groenten, peulvruchten, granen en fruit.”
Het is een herdersdorp met grote kuddes geiten, lammeren, koeien en land-ossen, waar ezels en kamelen een fundamentele rol spelen bij deze werkzaamheden. Een oord waar de mensen een lang leven hebben , omdat ze gezond eten hebben gehad., dankzij de tunos (vijg cactussen), gedroogde vijgen, amandelen, granaatappels, gofio ( geroosterd maïsmeel), gerst en kaas.
Juan Vera was een van de bewoners die bekend stond, om het maken en verkopen van zijn kwaliteits geitenkaas en tegenwoordig heeft zijn kleinzoon Daniel dit beroep geërfd, maar met grote vernieuwingen.
Ook Pepe Fuentes de León wandelt, met zijn 90 jaar, met een grote vitaliteit en enthousiasme in het centrum van het plattelandsdorp, en vertelt onophoudelijk anekdotes over deze noordelijke vallei.
“Als kind gingen we naar school in La Oliva, vijf kilometer, en we gingen naar huis, om het vee te verzorgen en hard te werken op het land en thuis, maar het waren gelukkige jaren met een goede sfeer,” zo herinnert hij zich.
In dit gehucht splitsen zich de Valle Chico en de Valle Grande van de Montaña de Enmedio af, waardoor de bewoners jaren gelden de Asociación Montaña de Enmedio de Vallebrón (buurtvereniging) hebben opgericht en ze erin geslaagd zijn, een glasvezelkabel te krijgen voor aansluiting op het Internet.
Verwaarloosd landschap
“Twintig jaar geleden heeft men een document ondertekend waardoor Vallebrón een beschermd gebied is geworden, onder de voorwaarden had men het herstel opgenomen van de oevers, de traditionele boomgaarden en het herstel van de stenen muren die deel uit maken van het historische landschap van Vallebrón,” zo leggen de bewoners uit. Maar ze klagen erover, “dat men bijna niets van wat men is overeengekomen, heeft gedaan en, dat het landschap er behoorlijk verwaarloosd bijligt.”
Vallebrón.
De bewoners berusten erin, dit spectaculaire maagdelijke en natuurlijke, met akkers in de bergen voorziene landschap te behouden, “ en we betreuren het, dat noch de politici, noch het Cabildo (Eilandbestuur), noch andere instanties het eens kunnen worden over het belang van dit gehucht en zijn beschermde landschap.”
Het gehucht op de Gairía
TISCAMANITA - vrijdag 6 september 2013 - Tiscamanita (gemeente Tuineje) is daar, waar wind, stenen en lava elkaar ontmoeten. Waar de wind de molen is welke omgebouwd is tot museum. Waar de stenen van alle huizen in het dorp wit zijn en de lava uit de caldera (de ketel) van de Gairía komt die het dorp vanuit zijn top bekeek, alvorens het te veranderen in malpey (lava nwoestenijn).
Om het te leren kennen en ervan te genieten, moet men niet blijven hangen in het stukje dorp waar de zuidelijke majorero hoofdweg doorheen loopt. Dit gehucht is meer: getemde wind in een molen, malpey, steen, op houtvuur gebakken brood, kaas, tomaten, plattelandstoerisme, geitenvlees en aloë vera (http://visitfuerteventura.es/nl/espacio/localizacion-espacio/todo/categoria-espacio/monumento-natural).
Mila Martín Rodríguez, de molengids, loopt over het terrein van het eilandmuseum
Videofilmpje:
http://www.youtube.com/watch?feature=player_detailpage&v=lkL37AReccQ
In de schaduw van de caldera van de Gairía die zich vanuit elke straat en vanaf elke patio (binnenplaats) uitstrekt, is Tiscamanita bekend als de geboorteplaats van de beroemde majorero: wijlen de gedeputeerde Manuel Velásquez (1863-1919), de vader van een van de leden in het tegenwoordige Cabildo (Eilandbestuur). Dicht bij de FV-1, die het dorp in tweeën deelt, staat zijn geboortehuis (eigendom van het Cabildo, in afwachting van restauratie), La Casa del Maestro, waarin de stichting van de vooraanstaande politicus is gevestigd.
De kapel van San Marcos, uit de 18de Eeuw, is een ander pand naast het informatiecentrum, waar men frangollo kan kopen die gemalen is met de handmolen (http://www.infotalia.com/nld/culinair/recepten/recepten_detail.asp?recept=2939), hoewel een wandeling door het dorp meer dan waard is, om te genieten van de traditionele architectuur en, in sommige gevallen, deze te ontdekken. Elk antiek huis is een verrassing in witte steen, de ene keer met wat meer tact gerestaureerd, dan de andere.
Voor hen die van tochtjes houden, is een wandeling, of met de bergfiets door Malpey Chico en de Caldera de Gairía, gecatalogiseerd als natuurmonument, de beste optie. Het gehucht wordt ook doorkruist door het wandelpad, dat via het bergmassief van Betancuria naar Vega de Río Palmas gaat. Voor het kopen van kunstnijverheid gaat u naar het atelier van de pottenbakker Pau Valverde.(zie videofilmpje: http://www.youtube.com/watch?feature=player_detailpage&v=G2P2JBp6us)
Gelegen op 247,60 meter hoogte, telt het gehucht momenteel 457 inwoners. In de 19de Eeuw beleefde het zijn economisch hoogtepunt en raakte het bewoond vanwege de cochenille handel.
El Cotillo het verborgen paradijs
Het vissersdorp La Oliva
biedt niet alleen droomstranden,
maar ook de ‘vriendelijkheid’ van een bevolking
die samenleeft als een familie
LA OLIVA - zondag 4 augustus 2013 - Naast de meren van El Cotillo -een spectaculair strand met uitsparingen die beschermen tegen de wind - doemt een aantal bouwsels op, dat moeilijk te definiëren is.
De uitvoerder die de bouw van deze woningen heeft ondernomen, heeft misschien wel Gaudí willen imiteren, maar is uiteraard mislukt in zijn onderneming. Wat hij wél heeft weten te bereiken is de toestemming, of de instemming, van het Gemeentebestuur van destijds burgemeester González Arroyo, dat men deze panden zou bouwen. Sommige staan zo dicht bij zee, dat in september en oktober, met de springvloeden, het water de huizen omgeeft, alsof ze midden in een groot meer staan.
De Gemeente La Oliva bevestigt, dat deze huizen die, tot nu toe juridisch in het ongewisse verkeren, kunnen blijven staan.
El Cotillo, lijkt op het eerste gezicht op een dorp als zoveel andere, wanordelijk, gehavend. Met de meest surrealistische huizen van Fuerteventura. Maar tegelijkertijd verrast de schoonheid van haar kust; het strand van La Concha is subliem, een prentbriefkaart. De rest van het aangename, wordt - van harte - geboden, door de bewoners.
El Cotillo.
Men zegt, dat het niet goed is, om op de eerste indrukken af te gaan en, dat is zeker hier het geval. Het pak, dat de noordelijke kustgemeente van Fuerteventura heeft aangetrokken, lijkt grotesk, slecht gemaakt; alsof de kleermaker die verantwoordelijk is voor het maken ervan, het te ruim heeft bemeten. Maar El Cotillo geeft niet op, dat heeft het nooit gedaan en haar inwoners, met hun natuurlijke gaven, zijn bereid te laten zien, dat dit kleine en vriendelijke gehucht van La Oliva in staat is piraten en markiezen te weerstaan.
Je komt aan en ziet niets. Alsof niets de belangstelling van de bezoeker zou kunnen doen ontwaken. Een lukrake mengeling van woningen, waar men wordt verwelkomd met een strooisel van een hele serie aan verkeersborden wat geduld vereist. En aan het einde van de straat verschijnt in de verte de rust van een strand wat van zichzelf perfect schelpvormig is, net zoals de meren uit een film die verschijnen op prentbriefkaart-foto’s. Buitenlandse paartjes met surfplanken die de golven opzoeken. Op de rotsen een enkele visser gewapend met zijn hengel. En de meesten betoverd door een omgeving die ze niet verwachten en die uiteindelijk ervoor bezwijken.
Het strand van El Cotillo.
Yolanda González de León is een van de majoreras (op Fuerteventura geboren vrouwen) die, wegens omstandigheden, in Madrid is gaan wonen. Ieder jaar- bijna net als iemand die het bezoek van de Reyes Magos (Driekoningen - in Nederland Sinterklaas) verwacht - dromen zij en haar kinderen ervan, terug te keren naar hun geboorteplaats, naar Cotillo.
Als ze aankomt, kijkt ze niet naar de slechte staat van de trottoirs, en let ze ook niet op de waterzuiveringsinstallatie die - destijds door toedoen van burgemeester González Arroy, midden in het dorpscentrum is gebouwd - de voorbijganger vergast op de meest afschuwelijke geur, zij zegt, dat ze alleen het huis van haar ouders wil bezoeken en haar broers, zussen, neven en nichten, omhelzen, evenals de buren op de hoek; en zo de rest van de zomer hier wil doorbrengen, zeker op die grote feestdag, waarop iedereen naar zee trekt, om zich te storten op de salemas (of salpas = Sarpa salpa - gestreepte bokvi, ofwel goud gestreepte zeebrasem).
Mar Castañeira heeft al jaren een huis in deze plaats. Elk weekeinde komt ze vanuit Puerto del Rosario, om te genieten van deze bevoorrechte omgeving. Zij toont zich meer kritisch over de feitelijke situatie van het dorp. Ze erkent, “dat met het beetje wat men zou kunnen doen, El Cotillo een spectaculaire plaats zou kunnen zijn. Ze betreurt het, dat men weinig aandacht heeft voor het schoonhouden van het dorp en ze beschuldigt een ieder die met de hond op het strand wandelt en de excrementen niet opruimt die hun huisdieren er achterlaten. Daarbij hoopt ze vurig, net als de dorpsmeerderheid, dat men eindelijk de nieuwe waterzuiveringsinstallatie voltooit welke men eind 2012 ver buiten het dorp is beginnen te bouwen op percelen in de nabijheid van El Roque..
Mar Castañeira vertelt, dat ze gedurende de lange periode waarin Domingo González Arroyo burgemeester van de gemeente was, “niet weet, waarom men het dorp niet meer geholpen heeft. Want, men heeft niets gedaan.”
Bovendien moest je met de Markies van La Oliva altijd heel voorzichtig zijn. “Als je voor hem was, gaf hij je een stukje trottoir; en zo niet, dat bleef je zonder zitten.”
Gedurende deze jaren heeft men de bouw van veel panden toegestaan, sommige staan amper half afgebouwd op het strand. Er bestond geen Algemeen, of Gedeeltelijk Bestemmingsplan wat goedgekeurd was voor deze woningen die - tot nu toe - in een juridisch niemandsland staan, wat maakt, dat hun eigenaren ze aanprijzen als woonaccommodatie in een droomlandschap.
González Arroyo was ook degene die midden in het dorp het estación de bombeo de aguas fecales (de rioolwaterzuiveringsinstallatie) heeft laten bouwen. Castañeira merkt op, dat men de verdenking heeft, dat de burgemeester deze beslissing genomen heeft, om Cirilo González te pesten, de voormalige minister in het Cabildo (Eilandbestuur). “Arroyo plaatste de zuiveringsinstallatie op 22 meter van Cirilo’s woning; stel je de stank eens voor.”
Feit is dat Cirilo González, zat van het moeten verdragen van de ondraaglijke stank welke een dergelijke installatie verspreidt, met een open put in de buitenlucht, een aanklacht heeft ingediend bij de Openbare Aanklager van Milieuzaken bij het Canarische Hooggerechtshof, waarin hij de sluiting van de installatie eiste, omdat hij van mening was, dat deze niet voldeed aan de regelgeving.
De voormalige eilandminister kwam ertoe, om in zijn eis de slechte lucht aan te geven die een zodanig uiterste bereikte, “dat deze me hoofdpijn, flauwtes en bewusteloosheid bezorgt, waardoor ik meerdere keren de woning heb moeten verlaten.”
Ondanks de nadelen van deze schurkenstreek, heeft Cirillo zich niet overgegeven. Zijn buren stonden aan zijn zijde in deze geschiedenis aan de ruige kustlijn met de lange, natuurlijke golfbrekers welke men kan zien achter het Castillo; een fortificatie, die zich opricht,om de piratenschepen te bewaken die probeerde het eiland te naderen. Deze constructie, die iedereen tegenwoordig kent als de ‘Torre de El Tostón’, is in 1949 uitgeroepen tot Cultureel Historisch Monument.
Salema - Sarpa salpa - goudgestreepte zeebrasem.
Dicht daarbij, beschermd tegen stormen en sterke wind, ligt de kleine haven waar de vissersboten beschutting zoeken. Ongetwijfeld vormen de zee en zijn geschiedenis een groot deel van de gesprekken tijdens het middaguur. Vooral op die dagen, waarop men begint met de voorbereidingen van de voornaamste evenementen van het dorpsfeest, ter ere van de Virgen del Buen Viaje (H. Maagd van de Behouden Vaart). Een samenkomst, die niemand wil missen. De traditie wil, dat zee samenvalt met volle maan - “bij de invallende duisternis” - dan moet men beginnen met het grote spektakel wat alle buurtbewoners bijeen brengt: la calada de salemas (het bijeendrijven van de gestreepte bok vissen). Op die dag kan men tot wel 2.000 kilo vis verzamelen die, eenmaal gevangen, men geniet met geknede gofio (geroosterd maïsmeel), samen met iedereen die in deze periode El Cotillo bezoekt.
El Cotillo, lijkt op het eerste gezicht op een dorp als zoveel andere, wanordelijk, gehavend. Met de meest surrealistische huizen van Fuerteventura. Maar tegelijkertijd verrast de schoonheid van haar kust; het strand van La Concha is subliem, een prentbriefkaart. De rest van het aangename, wordt - van harte - geboden, door de bewoners.
El Cotillo.
Men zegt, dat het niet goed is, om op de eerste indrukken af te gaan en, dat is zeker hier het geval. Het pak, dat de noordelijke kustgemeente van Fuerteventura heeft aangetrokken, lijkt grotesk, slecht gemaakt; alsof de kleermaker die verantwoordelijk is voor het maken ervan, het te ruim heeft bemeten. Maar El Cotillo geeft niet op, dat heeft het nooit gedaan en haar inwoners, met hun natuurlijke gaven, zijn bereid te laten zien, dat dit kleine en vriendelijke gehucht van La Oliva in staat is piraten en markiezen te weerstaan.
Je komt aan en ziet niets. Alsof niets de belangstelling van de bezoeker zou kunnen doen ontwaken. Een lukrake mengeling van woningen, waar men wordt verwelkomd met een strooisel van een hele serie aan verkeersborden wat geduld vereist. En aan het einde van de straat verschijnt in de verte de rust van een strand wat van zichzelf perfect schelpvormig is, net zoals de meren uit een film die verschijnen op prentbriefkaart-foto’s. Buitenlandse paartjes met surfplanken die de golven opzoeken. Op de rotsen een enkele visser gewapend met zijn hengel. En de meesten betoverd door een omgeving die ze niet verwachten en die uiteindelijk ervoor bezwijken.
Het strand van El Cotillo.
Yolanda González de León is een van de majoreras (op Fuerteventura geboren vrouwen) die, wegens omstandigheden, in Madrid is gaan wonen. Ieder jaar- bijna net als iemand die het bezoek van de Reyes Magos (Driekoningen - in Nederland Sinterklaas) verwacht - dromen zij en haar kinderen ervan, terug te keren naar hun geboorteplaats, naar Cotillo.
Als ze aankomt, kijkt ze niet naar de slechte staat van de trottoirs, en let ze ook niet op de waterzuiveringsinstallatie die - destijds door toedoen van burgemeester González Arroy, midden in het dorpscentrum is gebouwd - de voorbijganger vergast op de meest afschuwelijke geur, zij zegt, dat ze alleen het huis van haar ouders wil bezoeken en haar broers, zussen, neven en nichten, omhelzen, evenals de buren op de hoek; en zo de rest van de zomer hier wil doorbrengen, zeker op die grote feestdag, waarop iedereen naar zee trekt, om zich te storten op de salemas (of salpas = Sarpa salpa - gestreepte bokvi, ofwel goud gestreepte zeebrasem).
Mar Castañeira heeft al jaren een huis in deze plaats. Elk weekeinde komt ze vanuit Puerto del Rosario, om te genieten van deze bevoorrechte omgeving. Zij toont zich meer kritisch over de feitelijke situatie van het dorp. Ze erkent, “dat met het beetje wat men zou kunnen doen, El Cotillo een spectaculaire plaats zou kunnen zijn. Ze betreurt het, dat men weinig aandacht heeft voor het schoonhouden van het dorp en ze beschuldigt een ieder die met de hond op het strand wandelt en de excrementen niet opruimt die hun huisdieren er achterlaten. Daarbij hoopt ze vurig, net als de dorpsmeerderheid, dat men eindelijk de nieuwe waterzuiveringsinstallatie voltooit welke men eind 2012 ver buiten het dorp is beginnen te bouwen op percelen in de nabijheid van El Roque..
Mar Castañeira vertelt, dat ze gedurende de lange periode waarin Domingo González Arroyo burgemeester van de gemeente was, “niet weet, waarom men het dorp niet meer geholpen heeft. Want, men heeft niets gedaan.”
Bovendien moest je met de Markies van La Oliva altijd heel voorzichtig zijn. “Als je voor hem was, gaf hij je een stukje trottoir; en zo niet, dat bleef je zonder zitten.”
Gedurende deze jaren heeft men de bouw van veel panden toegestaan, sommige staan amper half afgebouwd op het strand. Er bestond geen Algemeen, of Gedeeltelijk Bestemmingsplan wat goedgekeurd was voor deze woningen die - tot nu toe - in een juridisch niemandsland staan, wat maakt, dat hun eigenaren ze aanprijzen als woonaccommodatie in een droomlandschap.
González Arroyo was ook degene die midden in het dorp het estación de bombeo de aguas fecales (de rioolwaterzuiveringsinstallatie) heeft laten bouwen. Castañeira merkt op, dat men de verdenking heeft, dat de burgemeester deze beslissing genomen heeft, om Cirilo González te pesten, de voormalige minister in het Cabildo (Eilandbestuur). “Arroyo plaatste de zuiveringsinstallatie op 22 meter van Cirilo’s woning; stel je de stank eens voor.”
Feit is dat Cirilo González, zat van het moeten verdragen van de ondraaglijke stank welke een dergelijke installatie verspreidt, met een open put in de buitenlucht, een aanklacht heeft ingediend bij de Openbare Aanklager van Milieuzaken bij het Canarische Hooggerechtshof, waarin hij de sluiting van de installatie eiste, omdat hij van mening was, dat deze niet voldeed aan de regelgeving.
De voormalige eilandminister kwam ertoe, om in zijn eis de slechte lucht aan te geven die een zodanig uiterste bereikte, “dat deze me hoofdpijn, flauwtes en bewusteloosheid bezorgt, waardoor ik meerdere keren de woning heb moeten verlaten.”
Ondanks de nadelen van deze schurkenstreek, heeft Cirillo zich niet overgegeven. Zijn buren stonden aan zijn zijde in deze geschiedenis aan de ruige kustlijn met de lange, natuurlijke golfbrekers welke men kan zien achter het Castillo; een fortificatie, die zich opricht,om de piratenschepen te bewaken die probeerde het eiland te naderen. Deze constructie, die iedereen tegenwoordig kent als de ‘Torre de El Tostón’, is in 1949 uitgeroepen tot Cultureel Historisch Monument.
Salema - Sarpa salpa - goudgestreepte zeebrasem.
Dicht daarbij, beschermd tegen stormen en sterke wind, ligt de kleine haven waar de vissersboten beschutting zoeken. Ongetwijfeld vormen de zee en zijn geschiedenis een groot deel van de gesprekken tijdens het middaguur. Vooral op die dagen, waarop men begint met de voorbereidingen van de voornaamste evenementen van het dorpsfeest, ter ere van de Virgen del Buen Viaje (H. Maagd van de Behouden Vaart). Een samenkomst, die niemand wil missen. De traditie wil, dat zee samenvalt met volle maan - “bij de invallende duisternis” - dan moet men beginnen met het grote spektakel wat alle buurtbewoners bijeen brengt: la calada de salemas (het bijeendrijven van de gestreepte bokvissen). Op die dag kan men tot wel 2.000 kilo vis verzamelen die, eenmaal gevangen, men geniet met geknede gofio (geroosterd maïsmeel), samen met iedereen die in deze periode El Cotillo bezoekt.
Lobos het Eden van de majoreros
Het eilandje is hun oogappel,
een kleine oase van rust en verblindende schoonheid
LOBOS - zondag 28 juli 2013 - Steeds wanneer men op Lobos aankomt, heeft men het gevoel, een land te betreden wat men nog steeds moet ontdekken. Een onbewoond eiland, met droomstranden, bescheiden, wit zand, en ook stenen, met dat transparante water, schoon, als uit een film.
Op elk moment verwacht je, dat Robinson Crusoe opduikt; een sfeer, die er nog steeds is, verborgen; ver weg van de gebruikelijke, moderne drukte die het dagelijkse leven oplegt (zie: http://nl.wikipedia.org/wiki/Robinson_Crusoe) en op het eerste gezicht lijkt het, alsof Lobos niet van deze wereld is.
Het islote (eilandje), van amper 468 hectare, ligt in het Bocaina-kanaal, op twee kilometer van Fuerteventura en acht van Lanzarote. Lobos heeft zijn naam gekregen van een van zijn eerste bewoners; de monniksrob, ook bekend als lobo de mar (‘zeebonk’) die voornamelijk van de 15e tot de 18e Eeuw de wateren rond het eilandje bevolkten.
Deze kolonie is gedecimeerd door Portugese en Castiliaanse vissers, om hun vet en hun huid. De zeelieden waren ook bang, dat deze dieren een eind zouden kunnen maken aan de visgronden in het gebied; en om zware concurrentie te voorkomen, hebben zij ervoor gekozen, zich van hen te ontdoen.
Toen zijn er van deze soort alleen kleine populaties overgebleven bij Madeira, bij de eilanden in de Egeïsche zee, langs de Griekse en Turkse kust en als laatste, bij het Daarom heeft de Unión Internacional para la Conservación de la Naturaleza (IUCN) (International Union for the Conservation of Nature (IUCN) de foca monje (monniks rob) opgenomen op de lijst van met uitsterven bedreigde soorten.
Onder de talrijke legenden die de ronde doen over dit eiland , vertelt men, dat enkele jaren geleden , een zeerob, afkomstig van de kolonie die bij Madeira verblijft, elk jaar naar de rustige wateren van Lobos komt, als een soort van eeuwige terugkeer naar wat het huis van hun voorouders is geweest. De Oceanograaf Óscar López bevestigt, dat er in 1993 een laatste waarneming is geweest van een zeerob in de wateren van La Bocaina.
Klein en onbekend, kan men niet over dit gebied praten, zonder een van de meest illustere bewoners te noemen, of minstens, hij die het grootste aantal jaren voor het eiland en de bezoekers gezorgd heeft, waar hij in 1936 is neergestreken: Antonio Hernández Páez, beter bekend als Antoñito, el farero (de vuurtorenwachter).
Hij was de laatste vertegenwoordiger van een lange lijst torreros (torenwachters), de mannen die belast waren met de bewaking van de vuurtoren, opdat de schepen veilig en wel op hun bestemmingen konden aankomen.
Toen deze baan eenmaal verdwenen was - want het is nu niet meer nodig, dat een technicus er verblijft voor het verzorgen van de bediening van de vuurtoren, omdat de vuurtorens die zijn overgebleven voor het merendeel automatisch en op afstand worden bediend - heeft Antoñito besloten te blijven. Hij was zo gehecht geraakt aan Lobos, dat hij niet zou kunnen leven zo ver verwijderd van zijn islote (eilandje).
>
Arroz amarillo met burgados en lapas
Samen met zij vrouw en acht kinderen - twee van hen zijn geboren in de Faro de Martiño - verbleef hij gedurende 50 jaar op het eiland.
Over zijn figuur doen vele verhalen de ronde. Rustig, eenvoudig en als meester in de kunst van het bereiden van arroz amarillo con burgados y lapas = Saffraanrijst met kleine zeeslakken (osilinus spp.) en hoedslakken (patella spp.), werd Antoñito’s bekendheid groter en groter, wat een bezoek aan Lobos tot een genoegen maakte.
Bij aankomst in de Haven stond hij er al, met zijn glimlach, steeds bereid raad te geven en, om er aan te herinneren, dat als men wat wil eten, hij altijd wel iets kan bereiden, een smakelijke vissoep met verse - typisch Canarisch en ’s morgens gevangen - viejas (Sparisoma cretense, familie Cichlidae = baasachtige papegaaivissen), of een stevige paella met schelpdieren die zich schuil houden in de Caleta de la Madera. En zo veranderde, zonder dit te willen, zijn bescheiden hut in een restaurantje, dat momenteel gedreven wordt door zijn zoon Andrés.
Antoñito was vooral de ziel van Lobos: hij gaf informatie aan de eerste toeristen die er op de stranden verschenen, en meer dan eens verzorgde hij wonden die men had opgelopen bij het begaan van met puntig vulkaangesteente bezaaide wandelpaden.
Het beeld van de vuurtorenwachter en zijn twee ezels, wijze huisdieren die, volgens de journalist Paco Montesdeoca zo moe waren van het alleen zijn, vanwege het dagenlange in stilte doorbrengen en voor zich uit staren, dat wanneer bezoekers naderde, ze zich aan hen vastklampten; misschien wel, om te proberen te verstaan wat deze zeiden.
Na lange tijd, zou het horen van enkele vreemdelingen wel eens het grote nieuws kunnen zijn van de lange dagen op Lobos.
Siempreviva de Lobos (Limonium ovalifolium).
Net zoals het geval is met Alegranza, is een deel van het islote (eilandje) in private handen geweest. De meest recente eigenaar was de RIU-hotelketen. Maar men heeft echter nooit iets kunnen doen wat tegen het Cultureel Erfgoed in zou gaan, want op dit eiland komen ruim 130 plantensoorten voor met een heel typische eigenheid, zoals de siempreviva de Lobos (Limonium ovalifolium); een plant, die groeit en bloeit, door zich te voeden met brak water; een eigenschap, die dit uniek maakt en waarvan de kleur varieert van roze tot paars, die de plant uiterst opvallend maken.
Lobos is een beschermd gebied, eerst maakte het deel uit van het Natuurpark van Corralejo en momenteel is het gecatalogiseerd als Parque Natural de Lobos.
Het Cabildo (Eilandbestuur) van Fuerteventura heeft een akkoord bereikt met de eigenaren en sinds enige tijd valt het islote (eilandje) onder de exclusieve bevoegdheid van het Eilandbestuur.
Geschiedenis van dit voor majoreros kleine Eden (paradijs) is doorspekt met aanzienlijke namen die geprobeerd hebben de realiteit van dit gebied te veranderen.
Zoals Andrés Blas Szala (bekend als Andrés Sala), een van de eerste eigenaren, die belast was met het bouwen van waterreservoirs die er op het eiland zijn. Die er vee bracht, en geobsedeerd was met het planten van gerst, tarwe en op de pitas (agaven) lijkende struiken, waarvan men de vezels (sisal) eeuwenlang heeft gebruikt, om er scheepps touw van te maken en kokosmatten met een lange levensduur. Met de komst van nylon heeft het zijn belangrijkheid verloren, hoewel men recentelijk deze veel natuurlijkere, plantaardige vezel weer laat opbloeien, om er zelfs onderdelen in het interieur van auto’s mee te vervaardigen.
Sinds het eind van de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939) tot aan het eind van de jaren zeventig waren er diverse vissersgezinnen uit Corralejo die ervoor hebben gekozen hun geluk te beproeven op Lobos.
Vis was er in overvloed en bovendien bestond de mogelijkheid, er een kleine kudde geiten op na te houden, waardoor de inkomsten konden toenemen.
Elías Carballo, die iedereen kent als Ramón el fogalera (vuurplaats bestaande uit drie stenen, komt van hoguera, fogata = vreugdevuur), herinnert zich, dat toen hij eens klein was, hij lang op Lobos is verbleven. Zijn huis was een kleine choza (hut), waar amper plaats was voor iets. Onder de bedstee van zijn ouders bewaarde men de gedroogde sargos (brasems) en viejas (baasachtige papegaai vissen).
Zonder zijn lachen te kunnen inhouden, vertelt deze dappere visser, dat hij en zijn neef Juan twee jaar op het eiland hebben doorgebracht, zonder het te verlaten, “we leefden als wilden, maar dan wel verloren wilden. Je moet weten, dat als we een schip zagen naderen we wegrenden en ons verborgen onder de tabaibas, zodat de mensen ons niet konden zien, omdat we ze schrik zouden aanjagen.”
Ramón el fogalera, zijn vrouw en kinderen blijven een ware fascinatie houden voor het islote (eilandje). Zo vaak ze kunnen gaan ze vanuit hun huis in Corralejo er voor een paar dagen, of voor enkele maanden, naar toe en verblijven dan in het stenen huis wat ze hebben op Lobos.
Ondanks het werk, de hardheid van die jaren van ellende, voor El Fogalera, heeft dat land hem de beste jaren van zijn leven bezorgd.
Sinds enige tijd is Lobos niet langer het half verlaten eilandje in het midden van het Bocaina, tegenwoordig verliezen boten vanuit Fuerteventura en Lanzarote niet de kans om, vooral in de zomer, toeristen naar de laatste grote schuilplaats van Canarias te brengen.
Finca Pepe, tussen ezels, geiten en camellos
In ‘Las Alcaravaneras’ te Betancuria zet men in op eco-toerisme en toont men al 20 jaar aan de toeristen hoe men
vee houdt en kaas maakt
BETANCURIA - maandag 21 januari 2013 - De finca ‘Las Alcaravaneras’ (‘De Reigers’) van Pepe Hernández Cerdeña treft men aan in een bijzonder fraai en hoog gelegen landschap: Betancuria. Een boerderij, die ondertussen mag worden gerekend tot een van de meest aantrekkelijk excursie-doelen voor toeristen die naar Fuerteventura komen, omdat deze de identiteit van de Majorero vertegenwoordigt.
Het is de kijk op het verleden die tot leven komt. Nu het Ministerie van Toerisme inzet op het eco-toerisme, waarmee men de belangrijkste economische sector wil combineren met de natuur en de geschiedenis, laat de bekende veehouder weten, dat hij zijn bedoening al 20 jaar aan de toeristen laat zien.
“We zijn een familiebedrijf en de deuren staan open voor bezoekers, opdat zij kennis kunnen maken met ons ambachtelijk werk in de veehouderij en de kaasmakerij,” legt Pepe uit.
Een groep Poolse toeristen die enkele dagen vakantie geniet op Fuerteventura,
die veel belangstelling heeft voor het boerenleven
en die de schoonheid waardeert van het majorero vee.
Vorige week was er een groep Polen op bezoek, en de gids heeft verzekerd, dat het bezoek deze toeristen goed was bevallen, want de primaire sector is fundamenteel geweest in dit land. Het is ook een verplichte halte voor de Duitsers van het schip ‘Aida’, dat ligt afgemeerd in de haven van Puerto del Rosario. Een groep cruise passagiers heeft voor Casa Pepe in Betancuria gekozen, om zijn traditionele smaak. Eerst bezoeken ze de stallen om er de diverse exemplaren majorero vee te bewonderen, om vervolgens nog enthousiaster te raken in de kaasmakerij, het museum en de ambachtelijke winkel.
De buitenlanders complimenteren de familie met hun prachtige boerderij en waarderen de inrichting van het woonhuis/museum, waar honderden gebruiksvoorwerpen staan tentoongesteld die men in het verleden gebruikte in de primaire sector. Toch heeft dit familiebedrijf zich gemoderniseerd en aangepast, door het introduceren van enkele machines, om het werk op de boerderij te vergemakkelijken.
Het beste van de rondleiding komt aan het eind ervan, met een proeverij van de queso majorero waarvan men de twee eigen merken presenteert: ‘El Convento’ en ‘Cumbres de Betancuria’, die in 2001 en in 2010 nationale onderscheidingen in de wacht hebben gesleept. “We laten onze kaas proeven met mojo, brood en ron miel (honing-rum), bovendien kan men in de winkel producten van de zeven eilanden aantreffen waarmee we Canarias promoten, en zo kan men kopen wat men het liefste heeft. Het sterproduct en het meest verkocht is hun queso semicurado (jong belegen kaas), maar men beschikt ook over de soorten tierno (jong), curado (belegen/oud) en de noviteit: ahumado (gerookt).
“Het geheim van het succes schuilt in de eenvoud en de vriendelijke behandeling. Er is geen bedrog, we laten ons dagelijks werk zien, dat we zo goed mogelijk doen,” bekent de veehouder van Betancuria. Hernández verzekert echter, dat men zijn model heeft geïmiteerd, “toen men andere bedrijven kon opzetten en de horizon verbreden die te maken hebben met de primaire sector en dienstverlening zoals bodegas (wijnproeflokalen), andere winkels en ambachtelijke producten van dierenhuiden.”
Zijn echtgenote, Isabel Ojeda, geeft toe, dat men met vee geen rust heeft en, dat dit een grote toewijding vraagt; maar, dat het ook veel voldoening geeft. Nu werken Pepe en Isabel samen met hun kinderen; een tweede generatie die hun stappen volgt en, er is toekomst voor een derde.
De typische smaak van Casa Pepe
Op de boerderij van Pepe in Betancuria leven ruim 300 dieren en de aanwezigheid van bezoekers in de stallen met cabras (bokken), baifos (geitjes), ovejas (schapen), camellos (dromedarissen) en burros (ezels) is een dagelijkse routine.
De boerderij toont het verleden van het leven van de majorero (iemand die op Fuerteventura geboren is) en laat zien, dat het plattelandsleven een grote toekomst heeft op het Eiland.
Majorero
De majorero-geit die de melk levert voor majorero-kaas komt uitsluitend voor op Fuerteventura. Deze kaas, die al eeuwenlang wordt geproduceerd, heeft een zachte smaak, maar wordt pittiger naarmate hij ouder wordt. Na een maand liggen heet de kaas tierno (jong), na twee maanden semicurado (jong belegen). Een curado (belegen/oud) heeft minstens zes maanden op de plank gelegen.
Met zijn romige textuur heeft hij een lichte smaak van marjolein, een gewas dat de majorero-geiten heerlijk vinden. De kazen hebben een witte korst, maar om ze langer te bewaren, worden sommige kazen bestreken met olie, paprikapoeder of gofio.
In 1996 heeft deze kaas als eerste Canarische kaas en als eerste Spaanse geitenkaas de officiële herkomstbenaming (denomiación de origen) ‘Queso Majorero’ gekregen .
Meer weten over de Canarische Keuken en o.a. Canarische kazen, neem dan eens een kijkje op :
http://www.infotalia.com/nld/culinair/streekkeukens/canarische_keuken/default.asp
en:
http://www.infotalia.com/nld/culinair/streekkeukens/canarische_keuken/ingredienten_detail.asp?id=2762
Gofio uit de bovenste molen
PUERTO DEL ROSARIO - zondag 4 november 2012 - Het Cabildo (Eilandbestuur) heeft een typisch majorera (Fuerteventura) maalwerk, dat is uitgeroepen tot Cultureel Erfgoed, gerestaureerd. De molina (het maalwerk) was twintig jaar buiten gebruik.
De molina (het maalwerk) van het gehucht El Almácigo, gaat in de komende weken malen in de gemeente Puerto del Rosario, na 20 jaar niet gebruikt te zijn geweest. Het Cabildo (Eilandbestuur) van Fuerteventura heeft de genoemde, etnografische structuur gerestaureerd, om weer in bedrijf genomen te worden. Dit maalwerk is, samen met de 23 andere molens van het eiland, uitgeroepen tot Bien de Interés Cultural (BIC) (Cultureel Erfgoed). De omstandigheid wil, dat het gaat om de hoogste molen van Fuerteventura, met een toren van 8 meter lang en met de grootste wieken. In de loop van zijn geschiedenis was deze geïnstalleerd in La Ampuyenta, in El Cotillo en op de huidige locatie.
De president van het majorero Cabildo (Eilandbestuur van Fuerteventura), Mario Cabrera, samen met minister Pérez, op vrijdag 3 november 2012, tijdens het bezoek aan de molina (het maalwerk).
In het gehucht El Almácigo, gemeente Puerto del Rosario, verheft zich opnieuw de molina (het maalwerk) van de nieuwe hoogste molino (molen) van Fuerteventura, met zijn 8 meter hoge toren en, met de grootste wieken van dit soort structuren. Personeel van het departement Openbare Werken van het Majorero Eilandbestuur en gespecialiseerde timmerlieden hebben op vrijdag 2 november 2012 de montage voltooid van dit pand wat 20 jaar buiten bedrijf is geweest.
Het maalwerk is 20 jaar geleden buiten bedrijf geraakt, waardoor het herstel van de ijzeren en houten elementen een minutieus restauratiewerk is geweest. Een werk, dat maanden in beslag heeft genomen en wat in de timmermanswerkplaats van de majorero Domingo Molina is uitgevoerd in opdracht van het Eilandbestuur.
In dit project heeft men de originele houten onderdelen hersteld, evenals de metalen delen, terwijl men geheel nieuwe heeft laten vervaardigen, die nodig zijn voor de molenwieken, evenals houten delen en schroeven van de toren.
De president van het Eilandbestuur van Fuerteventura Mario Cabrera, heeft het belang van dit industriële element onderstreept, “het is niet alleen het grootste maalwerk, maar de omstandigheid doet zich voor, dat dit het enige is, dat kan rekenen op twee maalstenen dankzij een voorziening die het mogelijk maakt, ter plaatse ook te beschikken over een conventionele motor.
Molinos hembra (Vrouwelijk molens / Molina = maalwerken)
De genoemde infrastructuur heeft op drie verschillende locaties gestaan, “eerst stond deze in La Ampuyenta, daarna is die verhuisd naar El Cotillo en vervolgens is deze hersteld en uiteindelijk geïnstalleerd in El Almácigo, waar ook een ander maalwerk staat, het kleinst van het eiland, dankzij een ingenieuze aanpassing van een antieke handmolen, die men eveneens van plan is te restaureren,” aldus de eilndpresident
Op haar beurt, merkt de minister van Openbare Werken, Edilia Pérez, op, “dat dit herstel onderdeel uitmaakt van een veel breder programma, dat ons gaandeweg toestaat, een twintigtal molinos (molens) en molinas (maalwerken) te herstellen. En als die eenmaal hersteld zijn, hebben de eigenaars toegezegd, de structuur te onderhouden en bezoek mogelijk te maken.”
De actie betreft ook het herstel van het magazijn van het maalwerk, waar men de molensteen bewaart en alle gebruiksvoorwerpen.
Molino. Molina.
De molinas (maakwerken), of ‘molinas hembra’ (‘vrouwelijke molens’), minder gebruikelijk, dan de molinos (molens) zijn een architectonisch element, waarvan het gebruik zich decennia lang verbreidde op het platteland. Omdat het gebruik, en zelfs het huren ervan, fundamenteel was voor de economie van het Eiland.