Canarische emigratie naar ‘Las Indias’
Deel 5:
De emigratie naar Puerto Rico
in het koloniale tijdperk
In deze artikelenreeks wordt een overzicht gegeven van de Canarische Emigratie naar, en de invloed daarvan op, Las Indias (Zuid-Amerika) en de Verenigde Staten - Deel 5:
De emigratie naar Puerto Rico in het koloniale tijdperk
De eerste Canarische plaats aan het eind van de 17.de Eeuw is Río Piedra met 20 gezinnen die waren overgebracht vanuit Juan Fernández Franco de Medina met de wisseling van de Regeing van het eiland.
Tussen 1720 en 1730 werden 76 gezinnen overgebracht, hun overtocht gedeeltelijk betaalt door de Kroon, en gedeeltelijk door de rederijen; het betrof in totaal 882 personen.
Dit veroorzaakte een radicale verandering in de demografie van het eiland. In 1729 telde het 4.570 inwoners, en in 1750 waren dat er 14.027.
VIDEO:
https://youtu.be/HmRIxmMxY6c
Men verdeelde de eerst-aangekomenen over het huidige Humacao, maar de aanvankelijke vestiging in1722 mislukte.
Een grotere projectie bereikten zie die waren neergestreken in Loiza, Bayamon en El Toa.
De groei van deze bevolkingsconcentratie maakte in 1745 de stichting mogelijk van Toa Baja, gevolgd in 1751 door dei van Toa Alta.
Bij beide is de deelname van de Canario’s aan de kolonisering beslissend, tot aan het punt dat de cultus (aanbidding) van de Candelaria (Onze Lieve Vrouw van de Kandelaar) zich voordoet, zoals men tot op heden kan meemaken, vanwege de verschijning van de Virgen (H. Maagd) aan de oerbewoners van de eilanden.
Een andere regio waar de Canarische invloed aanzienlijk was, was de Westkust vanaf Aguada tot aan Cabo Rojo.
In 1729 vestigde men zich ook in Mayagüez, Añasco en Rincón. Ze stichtten een kapel voor de Candelaría in Mayagüez , en een andere in El Rincon ter ere van Santa Rosa.
In Anasco geeft men uiting aan de parochie van de oude kapel van San Antonio Abad. En hoewel dat niet gebeurde door gouvernementele actie, vestigde zich hier nieuwe groepen.
Ze vormen de belangrijke factor binnen deze buitengewone ontwikkeling. In 1799 verdrievoudigd men zich bijna, en bereikt het inwoneraantal van 153.232 zielen.
Van de 28 bevolkingsgroepen die zich hier vestigden tussen 1714 en 1797, hebben er niet minder dan 19 hun oorsprong te danken aan de koloniserende inspanning van de Canarische zonen.
In de eerste helft van de 19de Eeuw leveren Canarische bijdragen voet aan nieuwe woonplaatsen, zoals Naguabo aan de westkant van het eiland, ze vertonen een belangrijke rol in de overgang van het slavenwerk, naar betaalde arbeid op een eilead waarop men de slavernij nooit zo heeft bedreven als op de niveau van Cuba.ç
Vanaf het derde decennium van de 19.de Eeuw veranderen de Canario’s tot pioniers in het werken met suikerriet; zodanig, dat het verboden was de succesvolle ervaring te verspreiden.