Video:
Het traditionele
pastoreo de ovejas (schapenhoeden)
op Canarias
CANARISCHE EILANDEN - donderdag 6 december 2018 - De traditie in de verzorging van de dieren op de Canarische Eilanden is iets dat van oudsher komt. Nog steeds op Tenerife worden de schapen behandeld met hetzelfde systeem als voorheen.
520 jaar geleden stuurde Christopher Columbus een brief naar de Katholieke Vorsten over het bestaan van schapen voor het Amerikaanse avontuur.
VIDEO:
https://youtu.be/ZUKmJ3ZW_tc
Zo bracht Bartolomé Colón in 1494 honderd schapen van La Gomera naar La Española. Het Cabildo (Eilandbestuur) van Tenerife houdt een agenda bij om het historische erfgoed van Canarias te behouden met deze landelijke traditie van de eilanden.
Ze gaan nog steeds naar beneden
om de chochos te laten weken
Het betreft vruchten van lupine,
eetbaar, rond, afgeplat, en geel van kleur
María Dolores Santana del Castillo
en
Marcelino Reyes González
leiden een kleine groep inwoners van San Juan de la Rambla, die elk jaar een verloren traditie organiseert:
Afdalen in ze om kletsnatte chochos (lupine), badana (schapenleer), en mimbre (riet) te hebben
SAN JUAN DE LA RAMBLA - zondag 14 oktober 2018 - María Dolores Santana del Castillo en Marcelino Reyes González vormen een echtpaar van ambachtslui dat vastbesloten is om een traditie te behouden die ooit veel gezinnen in San Juan de la Rambla verenigde. Jarenlang organiseert dit echtpaar, met de hulp van een kleine groep buren, de representatie van een verloren gewoonte: Van de gemiddelde hoogvlakten naar de plassen van La Rambla de los Caballos om de oogst van chochos op te nemen en, overigens, het riet en het Banda (schapenleer) om cetas (manden) te maken).
María Dolores Santana legt uit, dat samenvallend met de komst van de herfst en de viering van het Fiesta del Humo (Rookfeest), "de bewoners van het bovenste gedeelte naar beneden liepen om de chochos, de kussens, en het teenwilg ,te laten weken."
Velen maakten gebruik van dit feest om dichterbij de kus te komen genietend van het feest en laat de paso tussendoor weken in een aantal van de plassen in het gebied. Familie en vrienden waren verantwoordelijk voor de zorg daarvoor in de drie of vier dagen dat het ondergedompeld in zout water moest blijven.”
"Bijna alle gezinnen deden het , maar het is niet meer gedaan, we doen het alleen, nu zijn we comfortabeler en niemand daalt af naar de zee, of blijft enkele dagen wachten op de chochos. om ze in zakken te doen, te binden, ze op te zetten met stenen en in de gaten te houden, zodat het tij ze niet opneemt,” zegt Santana.
De teelt van de chochos (lupine) wordt gehandhaafd omdat deze worden gebruikt, "zowel om te eten als om te bemesten en het land te ploegen.”
Santana voegt eraan toe, dat de chochos kunnen worden geweekt "zo lang als je wilt, al naar gelang de smaak, maar nadat het normale ding een aantal dagen is. Als ze thuis doorweekt zijn, met water en zout, dan duurt het een week of zo, met constant water verversen."
Hoewel chochos worden geplaatst in zout water, traditioneel gesproken van ‘chochos zoeten’; de sleutel is dat het zout de bitterheid van deze groente-achtige verwijdert, " het bitterst van allemaal is".
Voordat ze bij de chachos (plassen) aankomen, moeten de chochos bijna een jaar in de tuin verblijven. "Wanneer de peulen worden gedroogd, worden ze verzameld en in de zon op een deken geslagen, dan moet het graan worden doorgespoeld om alle schil te verwijderen en vervolgens enkele uren worden gekookt, zelfs als het hun bedoeling is om dieren te voeren. Ze zijn erg onverteerbaar, als ze eenmaal gekookt zijn, moeten ze worden doorweekt ", zegt deze bewaakster van de oude tradities.
El ‘naife’: Aldus beïnvloedde
de teelt van plátanos (bananen)
het Canarische woordenboek
De naam, is afgeleid van het Engelse ‘knife’ (‘mes’),
maar op de eilanden wordt het uitgesproken als ‘naife’
CANARISCHE EILANDEN - zondag 30 september 2018 - Het ‘naife, of Canarische mes, is een populair instrument ,dat al vele jaren wordt gebruikt door de bananentelers van de Canarische Eilanden, en vindt zijn oorsprong in het bestek van Albacete en Toledo uit de 16de Eeuw, hoewel het zijn omgangstaal-naam dankt aan het Engelse woord ‘knive’ (‘mes’) Het was duidelijk de Britse invloed die dit woord heeft gegenereerd.
Dit is geconcludeerd door de deskundige in de Canarische messen, Alejandro Moreno Marrero, die het niet eens is met de theorieën van sommige geschiedkundigen die dit instrument in de Engelse industrie vestigen, want hij verzekert dat er geen voorafgaand feit van is gevonden.
El cuchillo canario (het Canarische mes,) dat een onmisbaar gebruik had in de teelt van de (bananenteelt), verschilt van het Península (Schiereiland = het vasteland van Spanje) in de grootste afmetingen van zijn stalen plaat, 15 tot 23 centimeter, en vervangbaar, naast het hebben van een handvat van goud, zilver, nikkel, en ivoor, bedekt op een ambachtelijke manier met ontelbare stukken Arabische inspiratie, gemaakt voor het maestro cuchillero (meester mes).
Het is "een kunstwerk, niet van vakmanschap," zegt de geleerde Moreno Marrero, van het eiland Gran Canaria, die beweert, “de eerste te zijn om de herkomst van het cuchillo canario (Canarische mes) te bevestigen, aangezien er tot nu toe vrijwel niets geschreven is over dit onderwerp.
Peninsular? (Van het vasteland van Spanje’)
Zodra de mogelijke theorieën over de geschiedenis van dit gebruiksvoorwerp op de Canarische Eilanden zijn behandeld, beschouwt deze deskundige ‘snijder’ en verzamelaar dat de oorsprong ervan ligt in de ‘bestek-industrieën’ van Toledo en Albacete, regio's waar de Arabieren verbleven nadat de herovering voorbij was, het gaat terug tot in de 16de Eeuw.
De komst van de Conquistadores (Castiliaanse veroveraars), evenals de grote toestroom van kooplieden en buitenlandse handelaren die sinds die eeuw naar de Canarische Eilanden waren gekomen, introduceerde dit Mudejar-instrument op de Archipel en het gebruik ervan verspreidde zich snel over de eilandbevolking.
1892
Zelfs, eeuwen later, is er een factuur van april 1892 die de voorwerpen bevat van voorwerpen die werden weergegeven in de Gids voor het 'Tentoonstellingsfeest van Bloemen van Las Palmas de Gran Canaria', ontmoetingsplaats van de meest opmerkelijke ambachtslieden van die tijd, wat laat zien dat de invoer van messen van Toledo ‘gewoon’ was.
Aldus is dit mes het resultaat van de ontwikkeling die op de eilanden door het Hispano-Arabisch werd veroorzaakt, en die op de Canarische eilanden werd aangepast door lokale ambachtslieden om te voldoen aan de behoeften van de Canarische man die zich toelegde op het werk van de plataneras (bananenkwekerijen).
Tot ongeveer het midden van de 19de Eeuw kan men echter niet ‘juist’ spreken van een Canarisch mes, maar Moreno benadrukt dat tegenwoordig nog steeds ‘veel’ van die primitieve eigenschappen van gemarkeerde Moorse afkomst zijn, zoals bloemen- of plantenmotieven, dammen, of overeenkomsten met een schaakbord.
De voorouderlijke traditie van het vervaardigen van dergelijke messen bevindt zich vooral in de gemeenten Guía, Gáldar, Arucas, en Telde, blijkt uit onderzoek van de Fundación para el Estudio y Desarrollo de la Artesanía Canaria (Fedac) (Stichting voor de Studie en Ontwikkeling van Canarische Ambachten).
Overleving
“Zo bestaat er tegenwoordig een grote serie van messenmakers die volledige en absolute overleving garanderen in de Canarische populaire cultuur van deze diepgewortelde traditie," zegt Moreno, die gelooft dat praten over het Canarische mes, "dichter bij de kunst staat, dan bij het vakmanschap."
Tegenwoordig wordt deze beroemde ‘naife’, welke die van Albacete en Toledo imiteert, meer gewaardeerd als een waardevol decoratieobject, of louter een briefopener, dan een gereedschap voor de landbouw.
“Daarom is het dat dit instrument nauw verbonden is met de uitzet van de grootouders om als een echt stuk goudsmederij te worden beschouwd," zegt de onderzoeker van Gran Canaria.
Op deze manier zullen die ‘naifes’ die hun herkomst hebben geërfd van een Engelstalige die probeerde te communiceren met een Canario, deel blijven uitmaken van de Canarische traditie en geschiedenis, uitgelegd door hun naam, oorsprong en reis door hun eigen geschiedenis van de eilanden.
Het Museo de la Zafra (Suikerriet-museum)
heeft met ingang van 13 oktober 2018
een nieuwe werkplaats voor het herstellen
van de traditionele Canarische kleding
VECINDARIO - dinsdag 25 september 2018 - Een groep personen van de gemeente heeft voorgesteld de traditionele Canarische kleding te redden via verschillende werkplaatsen, cursussen die gegeven worden door de lerares van Ingenio Josefa ‘Pepita’ Bravo de Laguna.
Dit initiatief, dat is ontstaan op voorstel van Participación Ciudadana (Burgerparticipatie), begon in het lokaal van de plaatselijke Federación de Vecinos Ventolera del Sur (Federatie van Zuidelijke Windblazers Buren) en de succesvolle deelname heeft een nieuwe werkplaats bevorderd die zal beginnen in het La Zafra Museum op zaterdag 13 oktober, ’s morgens, en dat zal elke zaterdag van de maand worden herhaald.
De burgemeester van Santa Lucia de Tirajana, Dunia Gonzalez, bezocht het naaiatelier van kostuums en benadrukte het belang van dit soort activiteiten, "die dienen als vergaderruimtes en ook het belang van het herstellen van onze cultuur en tradities, in deze case de kleding. In de afgelopen jaren hebben we de meeste van hen uitgerust met kleding gekocht in grote winkels, en deze kleding gemaakt door deze buren worden unieke stukken die een speciale waarde hebben.”
Van haar kant heeft Pepita Bravo de Laguna uitgelegd, “dat deze naaiateliers niet alleen de traditionele kleding waard zijn, maar ook het kennen van net belang van deze kledingstukken,” en ze benadrukte, "de illusie die de betrokken mensen die meedoen hebben, is veel zin in het doen van iets anders, en dat ze later traditionele kleding zullen dragen op bedevaarten, of familiefeesten; kleding, die in toenemende mate wordt gebruikt bij vieringen zoals bruiloften."
Sommige mensen die deelnemen aan deze naaiatelier lessen, zeggen, “dat men de waarde van kleding leert kennen, naast het zich vertrouwd maken met de naam van de verschillende kledingstukken die men naait en wat de functie ervan is als het gaat om het dragen van het typische kostuum."
Geïnteresseerden om deel te nemen aan de nieuwe werkplaats voor Canarische Traditionele Kleding, kunnen informatie vragen bij het La Zafra Museum, telefoon: 928 759 706.
Museo La Zafra
Calle Isla de la Graciosa, 33,
35110 VECINDARIO
Gran Canaria
Telefoon: 928 75 97 06
Vídeo:
Hoe maakt men de beste kaas van Canarias?
Een van de beste kazen van Canarias is die
welke men produceert in de Finca de Uga, op Lanzarote
CANARISCHE EILANDEN - zaterdag 22 september 2018 - Een van de beste kazen van Canarias is die welke men produceert in de Finca de Uga, op Lanzarote.
De melk is afkomstig van 300 geiten van het beste vee van het eiland en ongeveer 100 Canarische schapen die op Gran Canaria zijn gekocht. Ook met twaalf melkkoeien uit het Verenigd Koninkrijk
Deze 'werknemers' produceren in de Finca de Uga de melk voor een van de beste kazen van de Canarische Eilanden. Tien jaar geleden won men de beste kaasprijs ter wereld.
VIDEO:
https://youtu.be/8ijzZma-UiY
Dit voorbeeld van de uitstekende gastronomie op de Canarische Eilanden is ook voor toeristen die naar Lanzarote komen.Om deze reden worden innovatieve kazen gegenereerd in Uga. Als voorbeeld wordt zout geproduceerd op het eiland.
Zeven scenes
uit het plattelandsverleden van Canarias
CANARISCHE EILANDEN - zaterdag 22 september 2018 - Onderstaande foto’s zijn te zien bij de Fedac, Fundación para el Estudio y Desarrollo de la Artesanía Canaria (Stichting voor de Studie en Ontwikkeling van de Canarische Ambachten).
Santa Úrsula
In de 17de Eeuw waren er problemen met La Orotava vanwege de afbakening. In het midden van de 19e Eeuw verdient Santa Úrsula gehele verantwoording als onafhankelijke gemeente.
Garafía
Zoal altijd, komt van de geiten van Garafía, op La Palma, een van de beste kazen van de Canarische Eilanden. De traditie verplicht, om wat stremsel van de geit toe te voegen, dat wordt gered na het offeren van de jonge geiten. Garafia heeft grote kaasmaaksters, zoals Doña Irene Pérez.
Abreu y Galindo zei in zijn kronieken over de Conquista (Spaanse verovering) van de Canarische Eilanden: "Op het eiland La Palma, waren vrouwen niet minder corpulent dan mannen, en mannelijke geesten werden in hen gevonden, en hun wreedheid werd uitgevoerd zonder gratie voor de christenen, de vrouwen waren al levendig, en de mannen verlegen."
De verkoop
Het was niet alleen aanplanten en plukken. Verkoop ook. Deze vrouwen van Tenerife verhuizen naar Tenerife om hun producten op de markt te verkopen. Begin vorige eeuw.
Traditie
De aanwezigheid van Canarische vrouwen in de landbouw heeft geleid tot een traditionele betrokkenheid van de eilandbewoners voor kwaliteit in plaats van kwantiteit. Er zijn verschillende soorten Canarische kaas.
Romerías (processies)
Bedevaarten op alle eilanden om water te vragen. Van de aanwezigheid van dieren, zoals camellos (dromedarissen), geloven de mensen dat het slechts een factor van de toeristische attractie was. Het waren fundamenten in agrarische gebieden van Lanzarote en Fuerteventura. Maar ook op Gran Canaria. Elders in ‘Gran Canaria actueel’ kan men je het vreemde verhaal lezen van de eerste camellos (dromedarissen) in Australië, die afkomstig waren van de Canarische Eilanden
Cochinilla (oogst)
Dit product was de sleutel, tot de synthetische verscheen. De cochenille die vanuit de Canarische Eilanden werd geëxporteerd, werd gebruikt voor Britse soldaten in de Krimoorlog. Deze geschiedenis van de Canarische invloed op de kleur rood van de Britse uniformen, kan men lezen in de rubriek ‘Militair' van ‘Gran Canaria actueel’: “De toepassing van de Canarische militaire kleur E-120 in het Verenigd Koninkrijk”
Gáldar
Aan het begin van de vorige Eeuw leidde Gáldar de agrarische productie van Gran Canaria. Deze regio is een van de grootste producenten van bananen in Europa, samen met La Orotava en degenen die samen het eiland La Palma vormen.
FEDAC winkel in Playa del Imglés
Fundación Para El Estudio y Desarrollo de la Artesanía Canaria
Winkel in Las Palmas de Gran Canaria
Calle Domingo J. Navarro, 7
35002 Las Palmas de Gran Canaria,
Tlf. 928 36 96 61
El Molino del Conde (de Molen van de Graaf),
Bien de Interés Cultural (Cultureel Erfgoed)
TELDE - dinsdag 24 april 2018 - De Canarische Regering heeft 'El Molino del Conde' (de Molen van de Graaf ), gelegen in de gemeente Telde, uitgeroepen tot Bien de Interés Cultural (BIC) (Cultureel Erfgoed), daar het een uitzonderlijke gofio- en korenmolen is, die samen met de staat van instandhouding van de structuur van het gebouw waarin de industrie gehuisvest is, de historische waarde, de oudheid en de speciale structuur van de verticale molen, of aceña, toevoegt aan een van de weinige nog bestaande op Gran Canaria.
De Canarische Regering is van mening, dat de erkenning ervan door deze beschermende actie moet worden gekaderd, daarnaast in een bredere context die raakt aan verschillende aspecten van fundamenteel belang, zoals didactisch onderwijs, de toenemende waarde van respect voor het milieu, de toename van de vraag naar cultureel toerisme, en industrieel als een economische prikkel, maar ook als de interesse van burgers om hun verleden te kennen en ermee om te gaan.
Molino del Conde (Molen van de Graaf), in Telde.
De zogenoemde Molino del Conde ligt aan de Calle Roque, in de buurt van Los Llanos de San Gregorio, in de gemeente Telde, historisch bekend als Arnao, in een toespeling op een van de eerste eigenaren, Antonio de Arnao. De Molino de El Roque neemt samen met de Noria (het reuzenrad) van Jinámar al een plaats van cultureel belang in, van de technologische innovaties van de 2e Industriële Revolutie die op het gebied van de hydraulische mechanica haar promotor Agustín del Castillo en Bethencourt, op Gran Canaria introduceert en. op de Canarische eilanden in het algemeen, midden 19de Eeuw.
Eeuwenlang werd deze enclave gekozen door de Heredamiento de Aguas (het Waterschap) van Telde om de tweede water-kast van de zeven te installeren die de irrigatie naar de verschillende gewassen verdeelde. Naar deze hoek, genaamd Arnao, kwamen de wateren van de Barranco Real.
De bouw van de molino del Roque (Rotsmolen) werd aangevraagd na 10 juni 1829, toen de vierde graaf van Vega Grande de Guadalupe, Agustín del Castillo Bethencourt, naar de Junta de la Heredad (het Bestuur valnet Waterschap) ging om de bouw van een molen op zijn kosten aan te vragen, waar de nieuwe sloot aankwam die het Waterschap het aan het aanleggen was.
Het doel van Agustín del Castillo was, om tegemoet te komen aan de behoeften van de buurt en zijn eigen werknemers, evenals om een oplossing te leveren, door meel en gofio te bereiden op eigen producties. Een lange tijd werkte de molen van El Roque met de hydraulische drijvende kracht, met twee paar molenstenen die bewogen door de voortstuwing van het water dat door de grote sloot van Telde liep. De uitzondering van deze fabriek, in tegenstelling tot de rest van de bestaande op het eiland Gran Canaria, was het verticale molensysteem.
.Het gebouw dat de Molino del Conde huisvest, is van grote monumentaliteit. In de architectuur is de staat van instandhouding in het algemeen goed, zowel afgeleid van een historistisch fabriekswerk, dat wordt waargenomen in de kwaliteit van de uitvoering ervan, als in de keuze van gebruikte materialen, steen- en hout-oplossingen, zoals in het onderhoud van de installatie. De buitenkant heeft verschillende gevels, gekenmerkt door goed gedefinieerde rechte lijnen. De soberheid van de afmeting valt op, geprojecteerd als een schermgevel, zonder ramen, waardoor men niet zou kunnen raden dat enige industriële activiteit binnen wordt uitgevoerd.
Het interieur is over het algemeen in goede staat. Het bijbehorende roerende bezit omvat het waterrad, de reinigingsmachine, de broodrooster, de tandwielen, de transportband; en de mechanische elementen die in de molenkamer aanwezig zijn.
De historische betekenis van dit pand is te danken aan het feit dat op Gran Canaria de watermolens vanaf het eerste moment werden geïmplanteerd, na La Conquista (de Spaanse Verovering) gezien de noodzaak om brood te leveren aan de nieuwe en steeds talrijker wordende bevolking.
De molens werden geïnstalleerd naast de waterstromingen, ravijnen en greppels, om de beweging van de verpletterende molen stenen van het graan mogelijk te maken. De vestigung begon in Las Palmas, Telde, en Gáldar.
De eerste molens waren gekoppeld aan de suikerfabrieken, gezien de behoefte aan brood om de bevolking die in deze haciendas ( landbouwbedrijven) werkte, te dienen, dus men kan zeggen dat er zoveel molens waren als suikermolens. Naarmate er vooruitgang werd geboekt bij de toename van het land en de verbouw van graangewassen in het binnenland en de kustgebieden, ontstonden er meelfabrieken vanwege de maatschappelijke vraag en als een concessie van het waterschap zelf. De behoefte en belang komt tot uiting in de eigen Fuero de Gran Canari.
Het eerste bier van Atlantisch wolken-water
BARCELONA - zaterdag 14 april 2018 - Het Grancanarische merk Jaira heeft het eerste bier ter wereld gemaakt met Atlantisch wolken-water, 'Seaclouds', dat nationaal en internationaal aan de hand van het Cabildo (Eilandbestuur) wordt gelanceerd op de Feria Alimentaria 2018 (Voedingsbeurs 2018), de belangrijkste Beurs in Europa samen met die van Keulen in Duitsland.
Deze wijze van voorstelling zal de presentatie van deze brouwer zijn, gewijd aan ambachtelijke productie tijdens dit evenement, waarvoor het Cabildo (Eilandbestuuri een commerciële missie heeft georganiseerd met een tiental bedrijven en de lancering van dit product in de INNOVAL-ruimte van de Beurs, die op maandag 16 april 2018 begint in de grafelijke stad (Barcelona).
INNOVAL is de ruimte van Alimentaria (Levensmiddelen) ontworpen om de nieuwste marktbeweging te presenteren, een prachtige etalage voor bedrijven die besluiten om in te zetten op vernieuwing, waardoor ze bovendien kunnen gaan voor de onderscheidingen die deze inspanning voor nieuwigheid in verschillende categorieën erkennen, zo heeft de minister van Industrie en Handel, Minerva Alonso, uitgelegd.
'Seaclouds' is de benaming welke is gekozen door de ambachtelijke brouwer voor dit product vanwege het woordspel dat het biedt, wat op zijn beurt betekent ‘Mar de nubes’ (‘Zee van wolken’) en ‘Nubes de mar’ ( ‘Zeewolken’;) een begrip dat past bij het idee van deze nieuwe toonaard van Jaira.
Deze afwijkende vorm is uniek in de wereld, omdat het volledig handgemaakt is, gemaakt met water dat zonder de noodzaak van energie verzameld is door vernevelaars in de formule die zeer specifieke kenmerken heeft. In de eerste plaats moet het water zijn van wolken ontstaan op zee, van waaruit ze de zouten verkrijgen die het tot een zeer specifiek product maken, moeilijk te verkrijgen en 100% duurzaam.
Het systeem dat Jaira gebruikt, bestaat uit 19 captanieblas (wolkenmelders) van 4 meter hoog en 2 meter breed in Fontanales, Moya, die 200.000 liter mistwater kunnen verzamelen in een regenachtig jaar.
Dit systeem van captanieblas (wolkenmelders) maakt de levensvatbaarheid mogelijk in het hooggebergte van Gran Canaria, dat profiteert van de zuiverheid van de lucht van het eiland om een zuiver water te verkrijgen, dat geen stedelijke kernen doorkruist en schoon aankomt in dit gebied in het binnenland.
Dit product is het resultaat van een grote inspanning in onderzoek, vernieuwing, en ontwikkeling in het binnenland van het eiland om een authentiek product te verkrijgen, dat het startpunt is om het merk en het systeem in de wereld te internationaliseren. Deze inzet heeft als resultaat een water met unieke eigenschappen, wat op lange termijn de impuls kan zijn voor de plattelandsgebieden van Gran Canaria.
De Canarische Archipel is een van de weinige punten op de planeet die voldoet aan de reeks vereisten die het mogelijk maken om mistwater op te vangen, omdat het een reeks kenmerken vereist die de eilanden verzamelen dankzij het klimaat, hun ligging, en de vorming van mist door zeeën van wolken.
Dit bier is goudkleurig, met een kleine bubbel en witte schuinkraag, met een droge en verfrissende smaak. Zoals aangegeven door de bedrijfsleider van Jaira Cerveza Artesana, Aday Araña, “is het een ‘smakelijk en complex’ bier met een evenwichtige balans tussen mouten en edele hop".
De integratie met mistwater, "benadrukt de eigenschappen van grondstoffen, en draagt bij tot de formule een ‘lichte rest zoetheid’, in een bier met 4,8% alcoholvolume,” als resultaat van de voortdurende belangstelling in de vernieuwing van het merk Jaira.
Jaira Cerveza Artesanal Canaria (Jaira Canarisch Ambachtelijk Bier)
Jaira is ontstaan in februari 2016 in de gemeente Agüimes, als de volgende stap van het familiebedrijf met meer dan 30 jaar ervaring in de detailhandel op Gran Canaria en Tenerife.
De Gran Canarische groep Jaira is ontstaan en werkt vanuit de oorsprong ervan met de filosofie ‘Local Craft Beer’ en probeert een onderscheidend product te maken waarbij men geen chemische producten gebruikt in het hele productieproces, voor een natuurlijk bier, zonder filteren, en zonder pasteuriseren.
Het belang om een kwaliteitsproduct te creëren dat deel uitmaakt van een volledige controle over alle fasen van het proces, van de verwerving van grondstoffen tot levering op het verkooppunt. Het merk uit Gran Canaria gebruikt technologie voor kwaliteit en niet voor kwantiteit. Gespecialiseerde werknemers die gekwalificeerd zijn in brouwen, maken ‘Kilometer 0’ een realiteit.
Het merk dankt zijn naam aan de geit die het verschil maakt binnen de kudde, een exemplaar dat zich niet aan overeenkomstigheid leent; anders, opstandig is, en het idee vertegenwoordigt dat de inspiratie was van het bedrijf..
De inzet van deze kleine brouwerij om een product te ontwikkelen dat opvalt tussen het grijze in de sector; de toewijding om iets heel nieuws te brengen uit ervaring, kwaliteit, en passie voor bier, heeft dit merk veranderd met betrekking tot de ambachtelijke biermarkt.
De Canarische Regering lanceert een campagne voor het bevorderen van het merk
'Artesanía Canaria' (‘Canarische Ambachten’)
CANARISCHE EILANDEN- zondag 25 maart 2018 - Het Ministerie van Economie, Industrie, Handel en Kennis , van de Canarische Regering, heeft een campagne gelanceerd via radio en sociale netwerken om de verkoop te bevorderen en het merk 'Artesanía Canaria' (Canarisch Ambacht’) te verspreiden.
Het doel is om de acties georganiseerd ter herdenking van de Días Europeos de la Artesanía Europese Ambachtsdagen), die plaatsvinden van 6 tot 8 april, te verenigen, zo heeft de Canarische Regering laten weten
Zo heeft de minister op dit vlak Pedro Ortega, uitgelegd wat wordt verlangd, "de verkoop stimuleren en het werk van ambachtslieden van de Canarische Eilanden benadrukken dat, in veel gevallen erin geslaagd is om zichzelf opnieuw uit te vinden, het ontwerp en de materialen van hun producten naar de nieuwe smaak en behoeften van de markt aan te passen, zonder de kwaliteit en het goede van het geleverde werk te verwaarlozen ."
De minister heeft ook laten weten dat er tegenwoordig meer dan 800 ambachtslieden zijn geregistreerd met het merk Artesanía Canaria (Canarisch Ambacht), gecreëerd door de Canarische Regering als een zegel van oorsprong en kwaliteit, en de oorsprong van de producten die op de eilanden worden gemaakt en waarmee men het prestige en de erkenning van ambachtslieden wil verstevigen, zowel op de regionale markt als daarbuiten
In het bijzonder omvat het initiatief radio- uitzending op de belangrijkste Canarische stations gedurende drie weken. Ook vanaf maandag 19 maart zal tot 8 april 2018 een campagne worden ontwikkeld op Facebook, Instagram, en YouTube (zie o.a.:
https://www.youtube.com/watch?v=djBkwAuDTxY en https://youtu.be/r9uq4rhebRc
Het einde van de campagne zal samenvallen met het tweede weekeinde van april, waarmee wordt verwacht dat verschillende activiteiten - in heel Spanje, inclusief de Canarische Eilanden, en in ruim een dozijn Europese landen - zullen worden ontwikkeld om de ambachtelijke handel dichterbij de samenleving te brengen.
Het Cabildo (Eilandbestuur) van Gran Canaria promoot la artesanía (de ambachten) als een toeristische aantrekkelijkheid van het Eiland
De FEDAC en het Patronato de Turismo
lanceren een campagne die gaat bestaan uit 6 video’s in het Spaans, het Engels, en Duits: ‘Las manos de Gran Canaria’
GRAN CANARIA - maandag 19 februari 2018 - De Fundación para la Etnografía y el Desarrollo de la Artesanía Canaria (FEDAC) en het Patronato de Turismo (plm. de VVV) van Gran Canaria plaatsen een video-serie op de sociale netwerken: ‘Las manos de Gran Canaria’, bestemd om het vakmanschap te verspreiden als een uitstekende, originele en toeristische attractie van de bestemming en die zal worden uitgevoerd door zes ambachtslieden.
De eerste fase van deze actie bestaat uit zes korte video's - die zijn opgenomen in de werkplaatsen waarin ze dagelijks hun traditionele beroepen uitoefenen - en die in het Engels en Duits zullen worden vertaald. Deze producties zullen wekelijks worden gepubliceerd op de sociale netwerken van de FEDAC en op de gebruikelijke toeristische promotie-kanalen van het Cabildo (Eilandbestuur) van Gran Canaria, zo heeft de minister van het Patronato de Turismo(plm. de VVV), Inés Jiménez, laten weten.
VIDEO:
http://www.grancanaria.com/turismo/es/cultura/artesania
De zes ambachtslieden die zonder winstoogmerk vrijwillig deelnemen aan deze actie zijn:
- Nilia Bañares (weefgetouw),
- Francisco Torres (bestek),
- Edmundo 'Mudín' Santana (stenenhouwer),
- Rosa Sosa (borduurwerk),
- Juan Ramírez (mandenmakerij),
- Delfin Díaz (pottenbakker).
“De verhalen rond hun roeping en de ambachtelijke traditie van Gran Canaria laten de tradities van het eiland de grenzen oversteken, “ zo heeft de minister van Industria y Artesanía (Industrie en Ambachten) , Minerva Alonso, van het Cabildo (Eilandbestuur) van Gran Canaria, laten weten; die erop heeft gewezen dat het belangrijk is om alle activiteiten die een bedrijf uitvoert om de verkoop van producten, of diensten, als zodanig bevorderen; en dit soort aanvullende acties uit te voeren die al zijn ontwikkeld door de FEDAC om de handel in ambachtelijke producten op het eiland te bevorderen.
De campagne is gekoppeld aan de specifieke internetpagina:
www.lasmanosdegrancanaria.com,
die informatie zal bieden over elk van de vertegenwoordigde traditionele vakgebieden, het ambachtelijke merk Gran Canaria, en de officiële verkooppunten.
De video's tonen de menselijke kant achter elk ambachtelijk product, dat het toelaat, wat het mogelijk maakt om de originaliteit, authenticiteit, en kwaliteit, van de werken die de stempel van de FEDAC hebben te benadrukken en ze het perfecte aandenken te maken voor toeristen die het eiland bezoeken, aldus de pottenbakker Delfín Día
Het Patronato de Turismo (plm. de VVV) van Gran Canaria vertrouwt op FEDAC om het Plan Estratégico (Beleidsplan) vorm te geven en het erfgoed, en de cultuur van Gran Canaria te promoten als waardevolle kenmerken van het eiland. "
De productie van de videocampagne 'Las Manos de Gran Canaria’, is gemaakt door het bedrijf MedeiStudio-Videolean dat is gevestigd op Gran Canaria en dat ken rekenen op de artistieke leiding van de creatieve Manola Argento.
Op Canarias eet men 5% minder brood
CANARISCHE EILANDEN - zaterdag 14 oktober 2017 - De Canario’s hebben in de afgelopen jaren hun broodconsumptie met 5% verminderd, van 46.832,80 kilogram verkregen in 2013, naar 44.272,62 kilogram in juni de 2017; zo geeft het platform Pan de Masa Lenta MUM aan, overeenkomstig de gegevens van het Ministerie van Landbouw en Visserij, Levensmiddelen en Milieuzaken.
Specifiek staat dit cijfer in tegenstelling tot de algemene daling van het broodverbruik in Spanje, dat sinds 2008 met 28 punten is gedaald.
Anderzijds wijzen zij er ook op dat de Spanjaarden liever brood kopen in het dynamische kanaal, bestaande uit supermarkten en hypermarkten, in plaats van in ambachtelijke bakkerijen, waardoor brood-beroepskrachten hun rol in de samenleving en de economie verliezen.
Concreet hebben bakkers hebben in de afgelopen negen jaar (2008-2017) 14% marktaandeel verloren , van 55 % in 2008 tot 41% in 2017, aldus het Ministerie van Landbouw en Visserij, Voedsel en Milieu, wat ook weerspiegelt dat de Spanjaarden steeds minder en minder brood consumeren.
Gegevens, die bevestigen dat de consumptiegewoonten in Spanje in de afgelopen jaren veranderd zijn: Spanjaarden verbruiken 28% minder brood dan in 2008, toen Spaanse huishoudens 1.701.778 kilo consumeerden, in vergelijking met de 1.228.996.03 kilo in 2017.
Het rapport van het Ministerie toont aan dat het dynamisch kanaal (supermercados en hipermercados) de broodstrijd gewonnen heeft van de broodbakkers, die momenteel slechts 41% van de Spaanse broodconsumptie verkopen, tegenover 46% van de hoeveelheid die markt van de grootwinkelbedrijven verkoopt.
Per deelstaat, zijn de Balearen de enige waar de broodconsumptie is toegenomen, terwijl Andalusië - ondanks dat men er meer brood eet - ook een van de deelstaten in Spanje is waar de broodverkoop is teruggelopen, met heeft 16% verloren ten opzicht van 2013, aldus de gegevens van het Ministerie.
Zo zijn de deelstaten waar in de afgelopen vier jaar het sterkst gedaald: La Rioja -33% en Navarra -25%; gevolgd door Aragón -20%; Extremadura -19%; en Cantabrië -17%).
Op deze manier maken de Spaanse, ambachtelijke broodbakkers gebruik van het feit dat op maandag 16 oktober de 'Dag van het Brood' wordt gevierd, en geven ze daarmee het belang van dit beroep aan, waarmee de bakkers al sinds jaren de samenleving voorzien van basislevensmiddelen zoals brood.
Dolores, de stem van Néstor na zijn dood
GRAN CANARIA - zondag 16 oktober 2016 - Dolores Martín Fernández de la Torre was de zus van Néstor, die zijn erfenis is nagekomen: het met de jaren verfraaien van elk ontwerp en de essentie ervan te conserveren. Nu heeft zijn nicht, Pepi Nadal: ‘De stem van Nestor in de stilte’ gepresenteerd; een boek, dat een eerbetoon is aan haar grootmoeder, aan de kunstnijverheid en de Canarische folklore.
Nestor heeft veel gewerkt in allerlei aspecten, de lokale kleur van de Canarische klederdracht is wat mijn oma in 1934 ging boeien in Néstor die in 1938 is overleden.
De schrijfster van het boek, Pepi Nadal, poseert thuis gekleed in een kostuum
dat Néstor de la Torre in 1934 heeft gemaakt voor haar grootmoeder.
“Als mijn oma niet was doorgegaan met het adviseren erover aan de rondallas (groepen van bespelers van snaarinstrumenten c.q. folkloregroepen), dan zouden die kostuums verloren zijn gegaan,” heeft Pepi Nadal gezegd over de typische ontwerpen van de Grancanarische klederdracht; in het boek, dat op vrijdag 14 oktober is gepresenteerd in het Pueblo Canario in Las Palmas de Gran Canaria.
Pepi Nadal is de kleindochter van Dolores Martín-Fernández de la Torre, de zus van de kunstenaar en ontwerper Nestor de la Torre, die de Fataga-winkel beheerde en die de artistieke en creatieve waarden heeft doorgegeven, met het versterken van het ‘typische’ dat Nestor met zijn ontwerpen ontwikkelde in de Canarische klederdracht. De opbrengsten van het boek gaan naar een centrum voor behoeftige mensen in Venezuela.
“Het boek is een eerbetoon aan mijn oma, aan de artiesten en de folkloristen. Het is een samenvatting van meer dan zestig jaar hand in hand met hen werken, hoewel de lichtende figuur Nestor is, die 82 jaar geleden de typische klederdracht van zijn eiland presenteerde aan de Grancanarische samenleving,” vertelt de schrijfster.
“In de klederdrachtstijl bestond geen kostuum dat ons identificeerde,” zo beschrijft zij. “Néstor baseerde zich op hoe de plattelandsvrouw en de landbouwer eruit zag en hij verrijkte dit, verfraaide het, en gaf daarmee waardigheid aan het volk en aan het kostuum,” zo voegt Pepi Nadal toe.
Het doel was, “behoud en versterking van wat het typische was in 1934 ,dat Néstor ertoe bracht , de cultuur te vervolmaken die vanuit het Europese Middellandse-zeegebied Spanje binnenkwam.”
Met haar publicatie wil Nadal, “uitdrukken wat intens kleefde, een belofte, een toename, met een liefde voor de ambachtelijke dingen en de mensen die kunstnijverheid verzorgden, zodat die voortduurt en blijft bestaan.
De beste kenners onder de kenners
GRAN CANARIA - woensdag 31 augustus 2016 - Het zijn er vier en ze zijn allemaal ruim 80 jaar oud, echter niettegenstaande dat, heeft elk van hen een eeuwenlange ervaring in handen, die ze geleerd hebben van een geërfde traditie van hun voorouders. De Fundación para la Etnografía y el Desarrollo de la Artesanía Canaria (Fedac ) (Stichting voor Etnografie en Ontwikkeling van Canarische Handarbeid) bereid een eerbetoon voor in september 2016 voor hun vier oudste actieve ambachtslieden met een lidmaatschapskaart.
Natividad de la Caridad Cruz Pérez, afkomstig van La Palma en woonachtig in Firgas, is 90 jaar en borduurster Juan Ramírez Pérez, 84 jaar, in Santa Lucía, de laatste manden vlechter met riet en lisdodde. Eusebio Ojeda González, ook mandenmaker, maar dan van riet, is 85 jaar en geboren in Azuaje. Antonio Yánez Dávila, bekend als Yeyo, is blikslager in Teror.
VIDEO:
https://www.youtube.com/watch?v=AcELdJejI9Q
Zie:
http://www.fedac.org/modules.php?mod=portal&file=ver_contenido&id=TkRZNU9RPT0=
Dit zijn de vier oudste handwerkers van de 498 leden met een lidmaatschapskaart welke actief zijn in de Fedac, het orgaan van het Cabildo (Eilandbestuur) van Gran Canaria dat het meeste doet voor een activiteit die vroeger noodzaak was en die tegenwoordig door de samenleving is veroordeeld tot uitsterven. De Fedac zal hen eren op 30 september 2016 in Infecar, zo heeft de betreffende eilandminister, Minerva Alonso, laten weten
Natividad, Juan, Eusebio en Antonio komen uit zelfstandige families met van levensbelang zijnde ervaringen, maar ze delen een functie, die hen heeft gemaakt zonder het te weten of te willen, tot beheerders van technische kennis en van de dynamiek van de natuur, als onderdeel van het culturele erfgoed van de Grancanarios
Tegenwoordig geven ze les, om over te dragen wat ze weten, en verkopen ze hun producten op beurzen en markten, maar nog niet zo heel lang geleden waren ze leveranciers van basisdiensten voor een samenleving die het ontbrak aan bijna alles en waar de industrie weinig meer was dan een utopie. De zaranda, ofwel de enorme cernideras (zeven) gemaakt van junco (riet) en anea (lisdodde) en de balayos (schalen gemaakt van plantaardige vezels, zoals bijvoorbeeld lino (vlas) die Juan Ramirez nog steeds maakt, waren tot voor 50, 60 jaar onmisbare gebruiksvoorwerpen in het werk op het platteland.
De faroles (lantaarns) van Yeyo verlichtten de woningen, maar ook het op aardewerken borden vastklinken van dunne draad gebeurde in tijden waarin Rocasa en Chinese bazaars niet meer dan sience fiction waren. Eusebio maakte van riet de manden waarmee men mest naar bananenplantages bracht. En de mantel, doeken, en andere stoffen die Natividad borduurde, vormden de uitzet die elk gezin, zelfs de meest nederigste. nodig had.
En het opmerkelijke is, dat deze taken hen niet genoeg opleverden om ervan te kunnen leven. Vaak combineerden ze het met werk dat wel brood op de plank bracht wat er nog meer voor zorgde dat de rol die ze gespeeld hebben, in het opkomen voor een verzameling die zonder de steun van organisaties zoals de Fedac, tegenwoordig in de vergetelheid zou zijn geraakt.
Het criterium dat de Fedac heeft gehanteerd om dit eerbetoon te bewijzen, is de leeftijd. Men heeft de oudsten geselecteerd om hen een erkenning te geven; maar het toeval wil, dat twee van hen, bovendien de laatste, levende getuigen zijn, tenminste actief met een lidmaatschapskaart van de Fedac, van beroepen die verdwenen zijn.
Dat is het geval met Juan Ramírez, de laatste mandenmaker van riet op Gran Canaria, En dat van Yeyo, de laatste blikslager. Men noemt hem zo, omdat hij blik bewerkte van gebruikte olijfolie-blikken en van andere blikken verpakkingen. Tegenwoordig gebruikt hij zinken platen, maar Yeyo blijft alles met de hand maken.
Etnografisch museum
Faro (Vuurtoren)
1,9 miljoen euro
SAN BARTOLOMÉ DE TIRAJANA - dinsdag 2 december 2014 - Het Cabildo (Eilandbestuur) van Gran Canaria heeft aan de begroting van het Nutsbedrijf Fedac voor 2015 de extra post van 1,9 miljoen euro toegekend, die besteed zal worden aan het voltooien van de werkzaamheden voor het etnografisch centrum en een multifunctionele museumzaal voor wisselende kunst- en kunstnijverheidstentoonstellingen.
Het Cabildo (Eilandbestuur) van Gran Canaria verhoogt de begroting van de Fundación para la Etnografía y el Desarrollo de la Artesanía Canaria (Fedac)( Stichting voor de Canarische Etnografie en de Ontwikkeling van de Kunstnijverheid) met 22% voor het boekjaar 2015, met het doel, dat dit zelfstandige organisme het hoofd kan bieden aan de ontwikkeling van adequate werkzaamheden voor het museale centrum in de (Faro Vuurtoren) van Maspalomas, voor het verbeteren van jaarmarkten welke men op het eiland organiseert en voor de viering van het 25-jarig bestaan van deze instantie.
In de begroting bevat het hoofdstuk ‘Feitelijke Investeringen’ een post van 1,9 miljoen euro voor het Centro Etnográfico del Faro de Maspalomas (Etnografische Centrum in de Vuurtoren van Maspalomas), dat men eindelijk zal realiseren in 2015, nadat het Eilandbestuur de belemmeringen heeft opgeheven die de ontwikkeling ervan in de afgelopen jaren in de weg gestaan hebben.
De Faro (Vuurtoren) van Maspalomas.
De vice eilandpresident en Minister van Ambachten, Juan Domínguez, heeft uitgelegd, dat de Fedac in 2015 kan beschikken over een begroting van €3.594.445,= wat 21,92% meer is dan in 2014; een bedrag, dat men heeft aangepast aan de verwachte inkomsten en wat een begrotingsevenwicht handhaaft onder het criterium van spaarzaam zijn met kosten.
Deze verhoging is mogelijk dankzij de toename in de bijdrage van het Eilandbestuur, dat heeft beslist uitvoering te geven aan een verhoging in haar bijdrage van 22,96% voor lopende rekeningen en van 22,58% voor investeringen.
Het begrotingsdeel wat het meest wordt verhoogd, is Hoofdstuk II, betreffende de lopende kosten voor goederen en diensten, dat zijn post verhoogd ziet met 60,36% ten opzichte van het lopende boekjaar. Deze verhoging dankt men aan verbeteringen welke met zal uitvoeren in de kunstmarkten, en aan de evenementen voor de viering van het 25-jarug bestaan van de Fedac plus de betaling van de subsidiebijdragen aan het havenbedrijf voor de concessie van de Faro (Vuurtoren) van Maspalomas, die de Fedac omvat in haar investeringen voor het boekjaar 2015 met een toename van 5% van haar inkomsten uit de verkoopomzet in haar winkels.
Dokters in repareren zeilen
Pachín en María hebben een zeilmakerij geopend
in Las Playitas waar ze scheepszeilen repareren
en tassen vervaardigen
TUINEJE - zondag 3 augustus 2014 - De eerste en enige velería /(zeilmakerij) van Fuerteventura bevindt zich in het zuidelijk gelegen Las Playitas (Tuineje). Daar repareert men scheepszeilen; een oud ambacht, waarvoor Gerardo Gutiérrez (Córdoba, 1972) - beter bekend als ´Pachín´ - en zijn met gezellin María Barbeito (La Coruña, 1973) zich voor inzetten.
Beiden zijn op Fuerteventura ‘doctores de las velas’ (‘zeildokters’) (een merknaam, die ze hebben laten registreren), hoewel hun atelier met de naaimachines eerder doet vermoeden, dat ze ware kleermakers zijn.
Men kan een boek over ze schrijven, want ze zijn in juli 2011 op het eiland aangekomen met hun zeilschip, dat ligt afgemeerd aan de kade van Gran Tarajal, en daarop wonen ze.
María Barbeito en Pachín Gutiérrez
met de tassen die ze vervaardigen in hun eigen atelier in Las Playitas.
Pachín Gutiérrez is een ervaren zeiler en een ware kunstenaar in het repareren van scheepszeilen. Een beroep, dat lijkt uitgestorven maar waarvoor deze jonge boekhouder een passie heeft, om daar alles voor te laten.
“Als je niet weet hoe je moet zeilen, dan kun je geen zeilen repareren, je moet weten waar ze wringen en hoe ze bewegen, om ze te kunnen herstellen,” vertelt hij in zijn zeilmakerij in Las Playitas, samen met zijn assistente, kunstnijverheidsartieste en partner,María Barbeito.
“In 2005 heb ik besloten mijn beroep als boekhouder op te geven, om het repareren van zeilen en varen te gaan leren in een School in Vigo van de Xunta de Galicia (de Regering van de Deelstaat Galicië)", zo vertelt Pachín, die zich al heel jong voelde aangetrokken tot de zee en het varen met luxe-zeiljachten in de Middellandse Zee.
Na het behalen van diverse diploma’s heeft hij - samen met diverse vennoten en zijn partner - zijn eerste zeilmakerij geopend in La Coruña. Maar zijn rusteloze geest, plus de droom van beiden, om te reizen en de wereld te verkennen, leidden hen naar Fuerteventura. Ze zijn verliefd geraakt op de rust die heerst op de kade en van de schoonheid van Gran Tarajal.
Het haventje van Gran Tarajal (Tuineje).
Op hun zeilschip ‘Colifato’ (‘Loco querido’ = ‘Waanzinnig verliefd’), een elf meter lange Najad 36, hebben ze de strijd aangebonden met de wind en de golven, totdat ze arriveerden op de Canarische Archipel. En nu wonen ze op hun zeiljacht, dat ligt afgemeerd aan de steiger in de zuidelijke haven, waar op de scheepsmast een bordje is bevestigd waarop staat: “Sail repair on board”, reparador de velas (zeilmaker).
“We hebben werk vanaf het moment dat we hier zijn aangekomen; er komen booteigenaren die ons vragen de zeilen te herstellen en, daar gaan we mee door. We hebben de machines aangeschaft en we werken aan boord vanwaar we de grote beweging aan passerende schepen zien, die van april tot december aan deze steiger aanleggen. Dit is het punt waar Europa, Afrika en Amerika samenkomen,” zo bekennen zij.
Las Palyitas (Tuineje).
Bij het zien van kansen op werken en handel op Fuerteventura, besloten ze een ruimte te huren om er te werken, “en er ons atelier te vestigen.” Zo hebben ze de locatie Las Playitas in Tuineje ontdekt en dit kleine vissersdorp beviel hen. “Het heeft een hotel, er komt toerisme en het is er heel rustig, de huur is voordelig en het atelier ligt vlakbij hun schip in Gran Tarajal,” zo geven zij aan.
In januari keert de rust weer op de kade en hebben ze besloten zich te specialiseren. Ze zijn begonnen, om de restanten van zeilen en canvas te hergebruiken, door er exclusief ontworpen strandtassen van te maken die een ware triomftocht maken op de eilandmarkt.
“Naast het repareren van zeilen, zijn we van mening dat het noodzakelijk is ons aanbod uit te breiden en onze eigen ontwerpen te maken voor tassen, portefeuilles en notebooks met hergebruik van stoffen uit de zeilvaart; een nieuwe materie, die nog niet bestond op Fuerteventura,” zo merkt María op.
Zij is een jonge creatieveling die graag innoveert en samen met Pachín nieuwe projecten zoekt. Hun creaties zijn prijzig vanwege de gebruikte materialen, maar ze zijn waterdicht, “en zowel de mensen hier, evenals de toeristen, complimenteren ons met onze ontwerpen en kopen ze graag.”
Pachín en María hebben een kunst nijverheidbrevet en ze hebben hun eigen merknaam geregistreerd: ´los doctores de las velas´ (‘de zeildokters’).
Fuerteventura is in de mode
“Momenteel zijn we volop bezig met het ontwerpen van onze eigen internetpagina, voor het tonen van foto’s van de diverse exclusieve tassen en materialen die we verwerken, want elk exemplaar is uniek, het is met de hand gesneden en genaaid.
Het is een curiositeit, dat we van stukjes tuigage van het Cabildo (Eilandbestuur) hebben gebruikt, die enorm gewaardeerd worden door de bezoekers en die deze vervolgens mee naar hun thuislanden nemen,” zo geven de jongelui aan. Voor hen gaat er veel geld om in de nautische wereld en Fuerteventura is wereldwijde in de mode.
“We kunnen ons wijden aan wat we graag doen en het is onze grote voldoening, werk te kunnen combineren met een rustig leven. Varen is onze grote passie en we hebben al zeilend, alle zeven Canarische eilanden bezocht, zo onthullen ze. Een zeereis, die hen heeft geboeid en ze denken nog een hele poos te blijven.
“Momenteel genieten we van het klimaat van de eilanden, hun gastronomie en de mensen; hoewel onze klacht is, dat men de infrastructuur in de kleine havens zou moeten verbeteren, omdat in Gran Tarajal niet veel dienstverlening wordt geboden; zoals warm water, en daardoor vertrekken veel schepen vroegtijdig.”
Hun creaties treft men aan in heel Europa
De vernieuwende tassen van de door Pachín en María verwerkte materialen treft men aan in de straten van Parijs, Londen, Berlijn, of Hamburg, dankzij de exclusieve ontwerpen die zijn gekocht door veel van hun klanten en door toeristen die naar Fuerteventura reizen.
“We hebben zelfs bestellingen gehad van toeristen en sporters die het ontwerp, de kleuren en de vorm van hun tas hebben gekozen, en we hebben ze naar hun smaak gemaakt, om ze mee te nemen naar steden waar ze gaan sporten, of waar ze wonen,” zo onthullen de jonge ondernemers. En al hun ontwerpen zijn voorzien van het logo: ‘the sail doctors’.
“We verkrijgen en hergebruiken verschillende zeilen, om te werken met meer soorten en het vervaardigen van kleurrijke, originele ontwerpen,” zo stellen zij vast.
Ze dromen ervan de top te bereiken en te triomferen in de mode, maar momenteel werken ze kleinschalig. “Onze bestellingen zijn beperkt, want we zijn maar met twee personen en dit werk vereist tijd en gedetailleerdheid om perfect te zijn;” zo merkt het Galisische stel op.
Hun zeilmakerij ontvangt echter dagelijks nieuwe klanten, die bereid zijn kennis van hun ambachtelijke werk te nemen en van hun voorliefde voor nautische tuigage.
Herkomstbenaming
Rapisarda
SAN BARTOLOMÉ DE TIRAJANA - dinsdag 29 juli 2014 - De kapel van Nuestra Señora de Guadalupe, op het finca condal (grafelijke landgoed) van Juan Grande, in San Bartolomé de Tirajana, heeft sinds eind 2013 het eerste orgel wat ontworpen en gebouwd is op Gran Canaria, dankzij het technisch talent van de muziekinstrumentenmaker Enrique Rapisarda.
De voorliefde voor muziek van de beheerders van het finca condal (grafelijke landgoed) in Juan Grande steekt achter het ‘wonder” dat de kapel van Nuestra Señora de Guadalupe herbergt op dit landgoed. Men kan rekenen op het eerste orgel, dat gebouwd is door een Grancanario, zoals de maker ervan uitlegt, de technische muziekinstrumentenmaker Enrique Rapisarda.
Finca condal:
Enrique Rapisarda poseert bij het orgel dat hij gebouwd heeft in Juan Grande.
Gevormd onder invloed van Albert Blancafort, nationaal vooraanstaand in het bouwen van deze gecompliceerde instrumenten, heeft Rapisarda dit stuk geconstrueerd met een gewicht van 280 kilogram, dat zich bevindt op het hoogkoor van de zuidelijke kapel, “het orgel is officieel ingewijd op 30 december 2013 met een concert. Het ontwerp en de maquette zijn bijna een jaar eerder vervaardigd, zo verzekert de maker gezeten naast het klavier en de registers met 54 noten.
“Het orgel is gebouwd in overeenstemming met de afmetingen en de muzikale behoefte van de kapel, met een aantal registers (vijf) zodat het niet te kort, en niet te lang blijft. De registers zijn een samenstel van pijpen die variëren in grootte, voor het generen van diverse trillingen,” legt Rapisarda uit.
Eenmaal ontworpen, was het de beurt aan het maken van de onderdelen die de complexe versnellingen uitmaken. Een mechaniek, dat lijkt op de Toren van Babel, omdat de tinnen pijpen Duits zijn en de houten pijen aan de zijkanten Portugees, de luchtverdeelkamer en de toetsen zijn vervaardigd door specialisten in Barcelona en de eikenhouten bekleding is gemaakt door een houtbewerker in Santa Brígida. “Om het een lokaal karakter te geven, heeft het in het centrale gedeelte een heel typische Canarische jalousie,” zo merkt de maker ervan op.
Rapisarda legt op een eenvoudige wijze als een schoolmeester de werking van een orgel uit. “Er is een motor die lucht blaast in een verdeelkamer. Deze heeft een serie pijpen die daarin zijn aangebracht. De kast heeft net zoveel kanalen als, dat het orgel noten heeft. Zo beschikt een klavier van 54 toetsen over 54 kanalen.”
Het geluid, dat gegenereerd wordt wanneer de lucht is doorgegeven via de verdeelkast, komt uit de tinnen pijpen in het bovenste deel van het instrument.
Rapisarda legt uit, dat hij al decennia lang gespecialiseerd is in het onderhoud en het restaureren van de orgels die zich op de Eilanden bevinden, die voorzien zijn van een motor die lucht genereert. “ Alle historische orgels heeft men voorzien van een kleine motor, oorspronkelijk genereerde men de lucht handmatig, maar dat is verleden tijd,” zo verzekert hij.
Enrique Rapisarda werkt al ruim 40 jaar als vakman in het onderhoud en het stemmen van orgels, en piano’s, en als verkoper en verhuurder van deze instrumenten.
Als gespecialiseerd technicus in het onderhoud en het stemmen van orgels en piano’s is hij lokaal, nationaal en internationaal vooraanstaand.
Door zijn handen zijn instrumenten gegaan die op het toneel een rol hebben gespeeld voor figuren zoals Ivo Pogorelich, Michel Camilo, Lang Lang, en vele anderen. Steeds met dezelfde instelling: “dat de vertolker niet vecht met het instrument".
Deskundige Prado-Museum,
in Agaete voor restaureren
drieluik Joos van Cleve (Joost van Kleef)
AGAETE - woensdag 16 juli 2014 - De panelen-specialist van het Museo del Prado (Prado Museum), José de la Fuente Martínez, is begonnen aan het restaureren van het Tríptico de Nuestra Señora de Las Nieves (het Drieluik van Onze Lieve Vrouw ter Sneeuw) in Agaete. Het restaureren van het drieluik Nuestra Señora de Las Nieves (Onze Lieve Vrouw ter Sneeuw) gaat tot november 2014 duren en zal €18.000,= kosten.
De restaurateur José de La Fuente heeft onlangs meegewerkt aan de restauratie van zes kartons welke Peter Paul Rubens heeft vervaardigd voor de serie gobelins: 'El triunfo de la Eucaristía', die sinds enkele weken wordt tentoongesteld in het Prado-Museum.
Een deskundige van het Prado-museum
bij het begin van de restauratie van het drieluik van Joos van Cleve in Agaete.
“Deze restauratie is een goed bericht voor het Grancanarische, culturele erfgoed,” aldus Larry
Álvarez, de algemene coördinator van het Departement Cultuur, Historisch Erfgoed en Musea, van het Cabildo (Eilandbestuur) van Gran Canaria, die toezicht heeft gehouden op de werkzaamheden, in gezelschap van de waarnemende burgemeester van Agaete, María del Carmen Rosario Godoy, en diverse vertegenwoordigers van het Bisdom Canarias.
Larry Álvarez, algemeen coördinator van Cultuur, Historisch Erfgoed en Musea,
van het Cabildo (Eilandbestuur) van Gran Canaria,
kijkt toe bij de werkzaamheden,
samen met de waarnemende burgemeester van Agaete,
María del Carmen Rosario Godoy,
en diverse vertegenwoordigers van het Bisdom Canarias.
Meesterwerk
Het Tríptico de Las Nieves (Drieluik van Las Nieves) is de enige schildering op Gran Canaria die wordt toegeschreven aan Joos van Cleve (Joost van Kleef) (zie: http://nl.wikipedia.org/wiki/Joos_van_Cleve).
Momenteel is het drieluik verdeeld in vijf stukken. Het middenpaneel met de voorstelling van de H. Maagd met Kind en de zijpanelen die zijn gewijd aan Sint Antonius Abt en de voorstelling van de Stigmatisring van Sint Francisis van Assisi. Op de binnenzijde van het drieluik treft men de afbeelding van de donateurs aan (Antón Cerezo, zijn zoon Francisco Palomar en Sancha Díaz de Zorita), maar deze twee afbeeldingen zijn momenteel gescheiden en ingelijst in twee ovale lijsten.
Afkomstig uit Vlaanderen en gekocht door een zoon van Antón Cerezo, is het werk aan het begin van de 16de Eeuw naar Gran Canaria gebracht. De koper heeft daartoe de winsten van de verkoop van suiker aangewend; rietsuiker, die hij exporteerde naar diverse landen in Europa.
Anton Cerezo, die van Italiaanse afkomst is, behoorden de terreinen in Agaete toe, waar de traditionele cultus van de verering van de Virgen de la Nieves (H. Maagd ter Sneeuw) al bestond. Naast het naar Agaete brengen van dit drieluik, wijde hij zich in 1532 aan de bouw van een ermita (kapel) en een monasterio (klooster).
In 1535 heeft Cerezo in zijn testament verduidelijkt: “ik heb opdracht gegeven tot het overbrengen, voor de kerk van Nuestra Sra. de la Concepción (Onze Lieve Vrouw Onbevlekte Ontvangenis) van dit Agaete, een geschilderd retabel, van de beste meester die ik heb ontmoet, met de titel van Nuestra Señora de la Concepción; ik heb het verstuurd, opdat het vervolgens tentoongesteld wordt op het altaar van de genoemde kerk zonder, dat dit hem iets oplevert, maar omdat mijn bezieling voor de genoemde kerk van Nuestra Señora de la Concepción in herinnering zal blijven en dit voorspraak zal zijn voor mijn ziel.”
In diverse documenten maakt men gewag van het bestaan van een tweede retabel op een onbekende verblijfplaats. De geschiedkundige Constanza Negrín verdedigt de stelling, dat de vijf panelen die nu bekend zijn, behoren bij twee retabels, maar door eiland-technici uitgevoerde studies, lijken te bevestigen, dat deze vijf onderdelen behoren tot een het hetzelfde drieluik, dat destijds uiteen is genomen, waarbij schade is ontstaan aan de bovenste gedeelten van het landschap.
In die zin, hebben de diverse opeenvolgende ingrepen niet alleen de verbrokkeling, of de teloorgaan van het drieluik veroorzaakt en ook het verlies van de landschappen die dienden als verbinding tussen de panelen, maar ook het gehele verlies van het Apostelen-bestand en dat, van het originele middenpaneel, evenals het verbergen van de afbeelding op het middenpaneel onder overschilderingen welke de in de jaren 60 zijn verwijderd zijn door Julio Moisés en Pilar Leal.
“Dit alles laat het belang zien van de actie die we nu ondernemen, welke de meest respectvolle zal zijn voor het schilderstuk,” aldus Álvarez.
Steenoven Santa Brígida
uitgeroepen tot Cultureel Erfgoed
SANTA BRÍGIDA - zondag 22 juni 2014 - De Canarische Regering heeft het decreet goedgekeurd waarmee men de Horno de Ladrillos y Tejas (Steenoven) in El Madroñal, in de gemeente Santa Brígida op Gran Canaria, heeft uitgeroepen tot Cultureel Erfgoed, in de categorie: Monumenten.
De Horno de Ladrillos y Tejas (Steenoven voor Bakstenen en Tegels is aan het eind van 19de en het begin van de 21ste Eeuw gebouwd, en beantwoordt aan de vraag naar bouwmaterialen voor panden in het centrale deel van Gran Canaria.
Het gaat om een rond vormige negen meter hoge constructie met een doorsnede van drie meter in de binnenste kamer; de steenoven is opgericht voor het bakken van tegels en bakstenen en het voorbereiding- en fabricageproces vertoont culture technieken in de traditionele alfarería (vervaardiging van aardewerk).
De oven, waarvan de bouw wordt toegeschreven aan de metselaar Manuel de Los Santos Naranjo Torres, die deze gebouwd heeft op de terreinen van Joaquín Apolinario Suárez en zijn echtgenote Ana Alzola, was in gebruik tot eind jaren 40 van de 20ste eeuw, waarin wijziging in de systemen en in bouwmaterialen de vraag deden afnemen en dus ook het gebruik van deze infrastructuur.
´El Pichi´
minstreel uit het gebergte van Tunte
Antonio Santana toont zijn passie voor
inheemse straatspelletjes
Feria de la Zafra eert hem voor in stand houden tradities
SAN BARTOLOMÉ DE TIRAJANA - zaterdag 14 juni 2014 - Nooit speelde een klungel zoveel. De dorpsbewoner Antonio Santana, alias ‘El Pichi’, laat al zijn hele leven op straat zijn bedrevenheid zien met el gancho (de hoepel), el teje (het steentjes gooien), la soga (het touwtjespringen) en el trompo (het haktollen).
Het gemeentebestuur van San Bartolomé de Tirajana organiseert op zaterdag 14 juni 2014 de Feria de la Zafra (Oogstfeest) in El Tablero, en men eert hem voor het in stand houden van de tradities.
Men heeft hem de bijnaam ‘El Pinchi’ gegeven, omdat toen hij kind was altijd met een hondje van dezelfde naam speelde in de straten van Tunte (de oude in de bergen gelegen dorpskern van San Bartolomé de Tirajana). De 77-jarige Antonio Santana begint sinds mensenheugenis te spelen met een bal van touw en stof en sindsdien verzamelt hij een hele serie traditionele spelletjes in zijn bestelwagentje, die hij met en bijzondere trots aan het publiek laat zien.
↑ Antonio Santana, op woensdag 11 juni 2014
bij de Faro (Vuurtoren) van Maspalomas.
Zijn passie voor het pintollen bracht hem ertoe ruim 1.000 exemplaren te verzamelen “en dit spel te ‘verbeteren’ en het functioneren ervan te laten zien aan de schoolkinderen in de gemeente.
Hoewel hij bijna 78 jaar is, blijft hij in zijn hart een kind, dat graag op straat speelt. Zijn ogen glinsteren als hij de hoepel laat draaien of touwtje springt.
Ja, hij heeft een onverklaarbare zwakte, die die hij niet lang verborgen kan houden in het speelgoedmagazijn waarin hij zijn bestelwagentje heeft veranderd: een passie voor el baile del trompo (het laten dansen van de hak tol).
El Pichi, zoals ze hem in zijn geboorteplaats Tunte noemen en op de rest van het eiland, nam de nylonkousen van zijn moeder, om ze te vullen met lappen en er een voetbal van te maken. De zoon van de enige politieagent van San Bartolomé de Tirajana, toen de gemeente slecht 800 inwoners telde, beleefde een ‘magische’ jeugd met de traditionele spelletjes.
Het was een tijd waarin gezinnen thuis nog geen radio, of televisie hadden en waarin de kinderen opgroeiden in de barrancos (ravijnen), “met het snijden van rietstengels, om er speeltjes van te maken, fluitjes, of de beroemde pitón, die de adelaars deed opschrikken als ze kippen kwamen eten uit de ren, omdat het geluid ervan leek op het gekwaak van een eend.”
Een van de eerste spelletjes die Antonio Santa zich herinnert, is het zogenoemde, met de op het dorpsplein van Tunte verzamelde jeugd, beoefenen van Teje de las perras. Met het gooien van steentjes probeerden El Pichi en zijn vriendjes een luciferdoosje om te gooien waarop sommige perras (oude munten) lagen. Degene die er in slaagde de lucifers om te gooien kreeg een beloning. “Omdat we kinderen waren en geen geld hadden, pikten we eieren bij onze moeders, of bij de buurvrouw en die verkochten we in het dorp, om de perras (oude munten) te verkrijgen,” vertelt Antonio met nostalgie, terwijl hij een fel geel T-shirt aantrekt met daarop glinsterend zijn bijnaam geschreven.
Na het Teje komt het Gancho: een ijzeren hoepel rolt aan de hand van een, met een scharnier vastgemaakt bamboestokje. Antonio haalt de hoepel uit zijn bestelwagentje en begint te demonstreren hoe men cirkels draait.” Ik kan de hoepel zelfs trap-opwaarts laten lopen zonder de controle erover te verliezen,” verzekert de meester van de inheemse spelletjes.
La soga (het touwtjespringen), met twee touwen; kaarten en de balspelen hebben Santana jarenlang geboeid totdat hij een spel ontdekte, waarbij men geen medespelers nodig had om het te beoefenen: el trompo (haktollen) (zie: http://www.toepi.net/Werptollen.htm).
Aanvankelijk sneed deze bergbewoner van Tirajana dennen twijgen, “om ze met een mes de rode vorm van een werp tol te geven. Het touw, dat het ronde voorwerp deed draaien was een lont van een oude aansteker, dat El Pichi om de tol draaide en bevestigde aan het andere deel van het speelgoed om deze de gewenste snelheid te geven.
Twee haktollen (op zijn Brabants: 'knellen' genoemd) en een pindol, of pintol, ook wel zweeptol genoemd
Toen Santana ophield met werken als landarbeider, kon hij zich volledig wijden aan wat hij het liefst doet in dit leven: spelen. Hij zette zijn vilten boerenhoed op zijn hoofd, kocht ruim duizend trompos (haktollen) en begon de techniek te leren aan de schoolkinderen in de gemeente.
De Feria de la Zafra van El Tablero bewijst deze zaterdag (14 juni 2014) eer aan deze man, die in het spel, “het geheim heeft aangetroffen van de eeuwige glimlach.”
Monument Cuchillo Canario Canarisch Mes)
SANTA MARÍA DE GUÍA - woensdag 26 maart 2014 - Het in 2004 onthulde Monumento al Cuchillo Canario (Standbeeld Canarische Mes) bij het gereedkomen van het aanleggen van de rotonde in Lomo de Guíllen, gemeente Santa María de Guía op Gran Canaria, is aanleiding tot het schrijven van dit artikel, waarmee de lezer wat nader kennis kan maken met dit symbool van de Canarische identiteit en waarvan op de Archipel geen betere voorbeelden te vinden zijn dan hier, want deze stad wordt al sinds mensenheugenis beschouwd als de stad bij uitstek van de (bananen)messen.
Over het Cuchillo Canario (Canarische Mes) is al veel gezegd, maar men weet er slechts weinig van. De oorsprong ervan is niet exact bekend. Sommige onderzoekers beweren, dat het de Engelsen zijn geweest die het mes naar de Eilanden hebben gebracht (naife, afkomstig van het Anglicisme ‘knife”). In andere studies over dit onderwerp is men van mening, vanwege de specifieke kenmerken van de mango (handgreep), dat het afkomstig is uit Noord Afrika.
De rotonde in Lomo de Guíllen, gemeente Santa María de Guía op Gran Canaria.
Wat betreft de chronologie ervan is iets soortgelijks het geval. Terwijl sommigen volhouden, dat dit gebruiksvoorwerp al in de 13de eeuw door de eilandbevolking is geadopteerd als toevoeging aan hun klederdracht, zijn er anderen, die bevestigen, dat de aanwezigheid ervan op Canarias niet verder teruggaat dan tot in de tweede helft van de 19de Eeuw (met het begin van de bananenteelt).
In elk geval zijn er enkele mensen die, “in de relatief korte geschiedenis van het Cuchillo (Mes) op Canarias,” er enkele pennenstreken aan hebben gewijd in hun geschriften, die van groot nut kunnen zijn voor onze studie:
Zo komen we o.a. de figuur van de Britse Olivia Stone tegen, die in 1885 schrijft:
“De eilandbewoners hebben, tenminste een goede gewoonte. Bijna alle mannen en jongens dragen messen, maar als ze beginnen te vechten, leggen ze die ver weg. Als deze gewoonte niet goed ingeburgerd zou zijn, dan zou het gepassioneerde Spaanse bloed geleid hebben tot vele verschrikkelijke tragedies.”
Bij de Franse onderzoeker René Verneau, die ons tijdens een van zijn reizen naar Canarias (aan het eind van de 19de Eeuw) vertelt over de volkskunst van het platteland op de eilanden, kunnen we lezen:
“De messen zijn de meest interessante voorwerpen. Het handvat bestaat uit een serie koperen schijven die worden afgewisseld met fijn bewerkte beenderen en metalen plaatjes, het geheel wordt stevig bijeengehouden door middel van een moer.”
Bij de Catalaanse arts en geschiedkundige, tevens medeoprichter en eerste conservator van het Museo Canario, Victor Grau Bassas, lezen we in 1885-‘88:
”Bij het Cuchillo Canario, zoals de naam al aangeeft gaat het om een in het land geproduceerd product, dat is samengesteld uit een verwisselbaar lemmet en een ambachtelijk vervaardigd handvat van talrijke geassembleerde onderdelen; zodanig, dat deze een handvat vormen met een ovale vorm en mozaïek-figuren.
Een campesino (boer) met cuchillo/naife (mes/knife).
Uiteindelijk komen we uit bij Domingo J. Navarro y Pastrana, een vooraanstaand arts en chroniqueur, die in 1889 verwijst naar de Vestimenta Tradicional Canaria (Traditionele Canarische Klederdracht) waarover hij schrijft:
"Op gewone dagen was de landarbeider gekleed in: lichtkleurige suède schoenen, blote benen onder een korte broek van grof geweven linnen, eenzelfde canvas overhemd, een lange blauwe sjerp van mousseline; met een breed, puntig mes, gedragen in de schede…”
Het Cuchillo Canario, zoals men heeft kunnen vaststellen, is als vanouds een onmisbaar gereedschap voor de Grancanarische landbouwer en veeteler. In de woorden van de studente Macarena Murcia Suárez:
“een model mes, dat is uitgevoerd met een handvat, bestaande uit met metalen decoraties versierde bot ringen, dat exclusief is ontwikkeld op he eiland Gran Canaria.”
Bij bestudering van het Cuchillo Canario kan men dit indelen al naar gelang de bewerking van het handvat:
- Cuchillo de cabo de Palo ↓
vervaardigd van hout , wordt het meest gebruikt door de landarbeider,
- Cuchillo de cabo de Cumbre, of de campo ↓↓
worden beschouwd als de oudste soort
- Cuchillo de cabo de Costa ↓↓
zo genoemd, omdat ze vervaardigd worden aan de kust bij San Felipe
in de gemeente Santa María de Guía,-
Cuchillo de cabo de Flores ↓ ↓
die sinds de tweede helft van de 19de Eeuw traditioneel gemaakt worden in de stad Santa María de Guía
en die,
al naar gelang de lengte van het lemmet, onderverdeeld worden in ↓↓↓↓↓:
- Cuchillo de Pastor, 18 cm ↓
- Cuchillo de Labranza, of Platanero, 21 cm ↓
- Cuchillo Pitero, langer dan 23 cm ↓
hier ingelegd met 15 delen, lemmet van koolstofstaal
en al naar gelang de materialen waarvan ze vervaardigd zijn, in:
- Cuchillo de Trabajo↓ ↓
een uitdrukking die wordt gebruikt als zijnde synoniem voor gereedschap
- Cuchillo-Joya ↓
vervaardigd uit edele materialen
Dit gezegd hebbende, zijn de materialen waaruit de hand vaten van de Cuchillos Canarios vervaardigd zijn, voornamelijk: goud, zilver, alpaca (een legering van koper, zink en nikkel), ivoor, ramshoorn (zwart, wit en rood), ebbenhout, enz.
Anderzijds zijn de lemmeten vervaardigd uit goud, zilver, alpaca, gevlamd staal, roestvrij staal, en koolstofstaal (een legering van ijzer en koolstof).
- Cuchillo a cabo de cuernos ↓
vervaardigd van ramshoorn (zwart, wit en rood),
- Cuchillo a cabo de acero y carbono ↓
vervaardigd van ramshoorn (zwart)
Volgens de onderzoekingen die in 1990 verricht zijn door de Fundación para la Estudio y Desarrollo de la Artesanía Canaria (F.E.D.A.C.), is de locatie van fabrikanten van Cuchillos Canarios altijd onlosmakelijk verbonden met het telen van de plátano (banaan) (Guía, Gáldar, Arucas en Telde).
De cuchillería (bestek-vervaardiging) wordt door velen beschouwd als de meest ambachtelijke vorm van kunstnijverheid. Tegenwoordig heeft men het geluk te kunnen rekenen op diverse kunstenaars die, op de een, of andere manier het voortbestaan kunnen garanderen van deze Canarische volkscultuur die al een lange traditie heeft (zie: http://cuchilloscanarios.blogspot.com.es/2013_03_01_archive.html ).
De rotonde in Lomo de Guíllen, gemeente Santa María de Guía op Gran Canaria.
En op dit punt aanbeland, mag men het EXMO. (Excelentísimo) AYUNTAMIENTO DE STA. MARÍA DE GUÍA (het Geachte Gemeentebestuur van Santa María de Guía) prijzen voor haar succesvolle eerbetoon aan het Cuchillo Canario (Canarische Mes), en in het bijzonder voor haar bijdrage daarmee aan de wereld van de cuchillería (bestek-vervaardiging) op Canarias.
BRON:
http://www.guiadegrancanaria.org/documentacion/alejandro_moreno_cuchillo_identidad.pdf
De auteur van bovenstaand artikel is Alejandro C. Moreno y Marrero, student Rechten en specialist in het Cuchillo Canario (Canarische Mes) .
GERAADPLEEGDE LITERATUUR:
- Grau-Bassas, Victor:
Usos y Costumbres de la Población Campesina de Gran Canaria. Las Palmas 1980.
- Harkink, A. E:
Enciclopedia de Cuchillos y Navajas. Madrid 2003.
- Martínez del Peral y Fortón, Rafael:
Las Armas Blancas en España e Indias. Madrid 1992.
- Navarro y Pastrana, Domingo J:
Recuerdos de un Noventón. Las Palmas 1998.
- Ocete Rubio, Rafael:
Armas Blancas en España. Madrid 1988.
- Rodríguez Pérez-Galdós, Caridad:
Las Herramientas del Campesino. Las Palmas 1993.
- Stone, Olivia:
Tenerife y sus Sais Satélites. Las Palmas 1995.
- Verneau, René:
Cinco Años de Estancia en las Islas Canarias. La Laguna 1996.
ANDERE GERAADPLEEGDE BRONNEN;
- Moreno y Marrero, Alejandro C:
Maestro Vicente Batista y León y su Contribución al Mundo de la Cuchillería en Canarias. Santa María de Guía, 2003.
- Sosa Álamo, Sebastián:
Catálogo de la Exposición sobre el Cuchillo Canario. Casino de Las Palmas, 1998.
Cabildo, 2 miljoen euro voor
Etnografisch Centrum Maspalomas
SAN BARTOLOMÉ DE TIRAJANA - woensdag 26 maart 2014 - Ook de FEDAC heeft het dossier goedgekeurd voor de genoemde conserveringswerkzaamheden en aanpassing van het Vuurtorenmonument van Maspalomas tot etnografisch centrum, winkel voor kunstnijverheidsproducten en VVV-kantoor.
Het Bestuur van de Fundación para la Etnografía y el Desarrollo de la Artesanía Canaria (FEDAC) (Stichting voor Volkenkunde en Ontwikkeling van Canarische Ambachten) van het Cabildo (Eilandbestuur) van Gran Canaria heeft een meerjarenbegroting (voor 2014 en 2015 voor een bedrag van €2.022.000,=) goedgekeurd voor werkzaamheden en toelevering aan het Centro Etnográfico del Faro de Maspalomas (Volkenkundig Centrum in de Vuurtoren van Maspalomas), zo heeft men laten weten op dinsdag 25 maart 2014.
Kunstnijverheid... vervaardigd op Gran Canaria,
nu ook permanent te bewonderen - en te koop - in de Vuurtoren van Maspalomas:
De meerjarenbegroting voert men uit in twee fasen: €1.617.600 in 2014 en €404.400,= in 2015, zo staat te lezen in een communiqué van de FEDAC.
De Stichting noemt de uitvoering van het project urgent en heeft de bevoegdheden voor de uitvoering ervan toegekend aan haar voorzitter, Juan Domínguez.
Bananenmessen, kunstig met parelmoer en ivoor ingelegd handvat, zoals die traditioneel gehanteerd worden door de bananenkwekers op de Canarische Eilanden.
Aan de bestuursvergadering van de FEDAC - waarin de (bananen)messen zijn geslepen voor het goedkeuren van deze beslissingen - hebben naast Domínguez ook leden van de Stichting deelgenomen, evenals twee bestuursleden van de Grupo Popular in het Cabildo (Eilandbestuur) en een van de Socialistische fractie; een vertegenwoordiger van de Universiteit van Las Palmas de Gran Canaria; een vertegenwoordiger van het Patronato de Turismo (plm. de VVV) van Gran Canaria; en twee vertegenwoordigers van het gilde van ambachtslieden.
Ontsteking kerstverlichting
Vegueta in ‘trendy’ kerstsfeer
Eerste kunstmarkt met historische trends
ruim vijftig stands
LAS PALMAS DE GRAN CANARIA - Día de la Constitución, vrijdag 6 december 2013 - “Er was eens een heel klein engeltje, dat altijd aan zijn moeder vroeg: hoe vieren kinderen op Aarde kerst?” Op een dag vroeg het, om daar beneden eens een kijkje te mogen nemen. Ondanks, dat het engeltje nog heel klein was, liet zijn moeder het toch gaan, op voorwaarde, dat het een van haar favoriete steden zou bezoeken: Las Palmas de Gran Canaria. Heel gelukkig, daalde het engeltje bepakt en bezakt uit de hemel af, o.a. met eten en lekkernijen.” Zo vertellen degenen die aanwezig waren op het Eeuwfeest van de wijk Vegueta, toen op 5 december 2013 het kleine, gevleugelde wezentje arriveerde bij The Trendency Room, The Christmas Edition die tot laat in de avond, “de stad vult met kerstsfeer.”
Het Plaza de Santa Ana is er in geslaagd de kerstsfeer op te roepen, met het geluid van kerstliederen, de geur van gepofte maïskorrels en poedersuiker in het kader van de aanstaande komst van Papa Noel (de Kerstman) en de Reyes Magos (Drie Koningen).
Men heeft onder de verlichte gevel van de Casas Consistoriales (het Raadhuis), waar een groot Publiek was samengekomen, drie vliegen in één klap geslagen, met de ontsteking van de schitterende kerstverlichting als start van het Eeuwfeest van Vegueta en de opening van de kunstmarkt; waarna een optreden volgde van het gospelkoor M-Lou.
Niet alleen in de honderd jaar oude stadswijk Vegueta, maar ook in wijk Siete Palmas vindt in deze adventstijd een kerstmarkt plaats, het is alweer de vijfde editie van de Feria de Navidad Ciudad de Las Palmas de Gran Canaria die voor elk wat wils biedt, met regionale producten.
Een traditioneel ambacht
dat verloren gaat
LAS PALMAS DE GRAN CANARIA - vrijdag 9 augustus 2013 - “Als men mij de zee afpakt, dan ben ik nergens meer,” zegt Ramón Santana overtuigend, zoon en kleinzoon van vissers. Toch verzekert deze zeeman, met verweerd gezicht en een brede glimlach, met grote teleurstelling, dat hij de visserij verlaten heeft en deze zonder twijfel heeft ingeruild voor een vaste baan met het salaris van een mileurista (iemand met een loon van plm. €1.000,= per maand), omdat wat hij met de visserij verdiende niet voldoende opleverde, om er rustig van te kunnen leven, wat hem en zijn gezin ongerust maakte.
Ramón is zoon en kleinzoon van vissers, en hij kan zich ook maar niet één dag van zijn leven herinneren, dat hij niet op zee was. Zijn gezin is een van de weinige chacalotes (cachalotes = potvissen), zoals men de bewoners van deze visserswijk noemt, die woonachtig zijn in San Cristóbal en met wie hij, zoals zoveel ander jongens in de wijk, opgegroeid is bij het strandmeer, dit wil zeggen, bij de poeltjes die bij eb achterblijven tussen de rotsen.
Ramón Santana, visnetten binnenhalend op de havenpier van San Cristóbal.
Toen hij amper twaalf jaar oud was, nam zijn vader hem mee naar zee - net als diens vader met hem deed en, dat generatie na generatie - om hem zijn vakkennis bij te brengen.
(Archieffoto.)
“Maar die traditie is verloren gegaan, omdat het nu niet is toegestaan iemand in te schepen die niet als visser staat ingeschreven, dit om verzekeringstechnische redenen en door toedoen van de nieuwe, strikte regelgeving voor de ambachtelijke visserij die in de vergetelheid aan het raken is,” zo betreurt de oude visser.
Op vijfentwintigjarige leeftijd heeft Ramón, om gezinsredenen, de visserij verlaten en is “aan land” gaan werken, zoals men van iemand zegt die een beroep uitoefent wat niet met de zee te maken heeft.
“Het waren goede tijden en ik kreeg vier banen aangeboden,” herinnert hij zich met weemoed.
Maar uiteindelijk heeft Ramón besloten, om een van zijn zwagers te gaan helpen met diens cristallería (glaszetters bedrijf), om daar zijn nieuwe beroepscarrière gedurende bijna een kwart eeuw uit te oefenen, “hoewel ik elk weekeinde ging vissen,” verduidelijkt hij.
Echter vier jaar geleden trof de crisis ook dit kleine familiebedrijf en er reste Ramón niets anders, dan zijn WW-uitkering te investeren in het kopen van en bootje en terug te keren tot het enige waar hij goed in is; vissen op zee.
Ochtendgloren in de visserswijk San Cristóbal
in Las Palmas de Gran Canaria.
Nu staat Ramón, net als zijn beroepsgenoten, elke ochtend om vier uur op en om vijf uur is hij aan boord van zijn boot, om koers te zetten naar diep water voor visserij op volle zee gedurende de gehele ochtend. Als het goed gaat, keert men tegen lunchtijd terug en hoeft men de rest van de dag niet terug te keren naar zee, maar dit komt steeds minder vaak voor en het is normaal, dat men ‘s middags opnieuw de visnetten uitwerpt.
“Als we geluk hebben,” zegt Ramón, “ kunnen we bij zonsondergang terug zijn en hoeven we pas de volgende dag weer te gaan vissen,” maar meer dan eens moeten we blijven doorvissen tot aan de dageraad, omdat de zaken overdag niet goed zijn gegaan.”
De gevangen vis levert men ter controle af bij de cofradía (het gilde = de visafslag) alvorens deze aan de vervoerder te verkopen die voor de distributie aan alle vishandels en grootwinkelbedrijven op het eiland zorgt.
Ramón verzekert echter, dat sinds de rechtstreekse verkoop vanaf de boot, of via de ambulante handel, men veel minder vis verkoopt, dan voorheen; omdat de tussenpersonen de prijzen verhogen; hoewel hij erkent, dat de crisis de sector behoorlijk heeft getroffen, wat verplicht tot het verlagen van de prijzen tot in het extreme, waardoor er amper nog winst gemaakt kan worden. “Harde arbeid voor weinig beloning,” zegt Ramón met een droeve glimlach.
6e Kunstnijverheidsmarkt Maspalomas
Nieuwe kunstenaars uit de gemeente nemen deel aan deze editie van 9 t/m 18 augustus 2013
SAN BARTOLOMÉ DE TIRAJANA - woensdag 7 augustus 2013 - De Faro de Maspalomas (Vuurtoren van Maspalomas) zal opnieuw het toneel zijn wat gekozen is voor het houden van de zesde kunstmarkt die georganiseerd wordt door de Fundación para la Etnografía y el Desarrollo de la Artesanía Canaria (Fedac) (Stichting voor Etnografie en Ontwikkeling van Canarische Kunstnijverheid) die wordt voorgezeten doe de eerste viceminister-president van de Canarische Regering, Juan Domínguez.
De nieuwe ambachtslieden die kunstnijverheid van de gemeente tonen tijdens deze kunstmarkt zijn:
- el cerero - kaarsenmaker - Claudio Isoli,
- el vidriero - glaskunstenaar - Alfonso Campos Vázquez,
- el ceramista - pottenbakker - Miguel Ángel Waelkens,
- el juguetero - speelgoedmaker - Gerardo Maya Mallarini,
- los marroquineros - leerbewerkers -Antonio Ruiz Martínez en Iván Ruiz Cantero,
- el vidriero - glaskunstenaar- José Pineda Rodríguez,
- el ceramista - pottenbakker - Andrés Orejón
- la ganchilera - haakster - Teresa Sánchez Lleó.
De officiële opening vindt plaats op vrijdag 9 augustus 2013 om 19:00 uur op de esplanade bij de Faro (Vuurtoren) van Maspalomas en zal worden bijgewoond door de wethouder van Algemene Zaken, Manuel Vargas Gallego; de wethouder van Toerisme, Ramón Suárez Ojeda en de wethouder van Festiviteiten en Evenementen, José Carlos Álamo, samen met de vicepresident van het Cabildo (Eilandbestuur) van Gran Canaria, Juan Domínguez Bautista.
De feria de artensania vindt plaats van 9 tot en met 18 augustus 2013 en de 53 stands die zijn samengebracht door de Fedac bieden plaats aan 66 ambachtslieden - vijf meer dan in 2012- die 24 traditionele beroepen vertegenwoordigen:; waaronder - naar aantal - in het oog springen: 14 pottenbakkers, l3 leerbewerkers, zes stof drukkers, zes sieradenmakers en drie poppenmakers. Van deze, doen er vier voor het eerst mee aan kunstmarkt die georganiseerd wordt door het Fedac, die dit jaar haar stand wijdt aan het beroep van poppen maken.
Naar deelname per gemeente zijn er bij deze editie 22 kunstnijverheidsartiesten uit Las Palmas de Gran Canaria; negen uit San Bartolomé de Tirajana; acht uit Telde; vijf uit Teror, drie uit La Aldea; twee uit Ingenio; drie uit Agüimes; drie uit Gáldar, twee uit Arucas en telkens een uit de gemeenten San Mateo, Mogán, Agaete, Tejeda, Santa Brígida en Valsequillo.De 6deFeria de Artesanía Faro de Maspalomas omvat, net als in andere jaren demonstraties van oude ambachten, maar nieuw tijdens deze editie zijn de demonstraties op 10, 11, 15, 17 en 8 augustus.
Ook zijn er optredens van diverse folkloregroepen en worden er workshops georganiseerd voor kinderen, die hier handwerktechnieken kunnen leren en hun eigen creaties kunnen maken uit klei, van palmblad, papier en stof.
Deze feria (markt /jaarbeurs) vormt een unieke gelegenheid waarmee toeristen die het eiland bezoeken, kennis kunnen maken met de etnografische erfenis die generatie na generatie is doorgegeven op de diverse locatie van het Eiland; en die kunstnijverheidsproducten van hoge kwaliteit biedt.
Tot de voornaamste bevoegdheden van Fedac behoort het onderhouden en versterken van de bestaande, en het herstel van de Canarische ambachtelijke demonstraties, dus op kunstnijverheidsbeurzen en kunstmarkten benadrukt men traditionele ambachten, met name, het traditionele pottenbakken, borduurwerk, vervaardigen van vogelkooitjes en het spinnen van wollen garens.
Don José Ayut, de laatste zurronero
Een beroep, wat op het punt van uitsterven staat
SANTA CRUZ DE LA PALMA - vrijdag 2 augustus 2013 - Deze 85-jarige ambachtsman, getekend door het leven en de zon - in de wijk Velhoco, van de hoofdstad van het eiland La Palma - is zurronero van beroep. José Ayut is de enige ambachtsman op La Palma die nog zurrones (zakken, vervaardigd van geitenhuid) maakt, voor het kneden van gofio (geroosterd maïsmeel) en die deze verkoopt op jaarbeurzen en markten. Het is een beroep, dat op het punt van uitsterven staat.
Zijn aanwezigheid op de markten, in La Recova van Santa Cruz de La Palma, op jaarbeurzen, of bij de ingang van het ziekenhuis, blijft niet onopgemerkt.
Getooid met een zwarte hoed en een stok waaraan een paar gelooide geitenhuiden hangen, die klaar zijn, om er gofio in te kneden, biedt José Ayut een aanblik welke in strijd is met de tijdrekening.
“Dit is een aflopende zaak, omdat het door ouderen wordt gedaan en ik dit geen 100 jaar meer blijf doen,” verzekert José op enigszins berustende toon.
José Ayut verkoopt geiten leren zakken in Puerta de Recova,
in de hoofdstad van het eiland La Palma.
José Ayut is geboren in de wijk Velho in het hoge gedeelte van Santa Cruz de La Palma en al op 15-jarige leeftijd maakte hij zijn eerste zurrón.
“Ik heb het vak mezelf aangeleerd en ik heb thuis nog steeds een zurrón die 60 jaar oud is - vervaardigd in 1952, op weinig afstand van de kazerne - en tot voor kort heb ik er nog gofio in vervoerd,” verzekert hij. Maar van beroep is hij geen zurronero (zakkenmaker). “Ik heb gewerkt op het land, in de bergen, bij bedrijven en overal waar ik maar kon; zolang mijn lichaam toeliet andere dingen te doen, heb ik me niet gewijd aan het vervaardigen van zurrones, want daarvan kan men niet leven; maar nu kom ik al een tijdje hier, om te zien, of er iets verkocht kan worden, zegt hij.
Zurrón.
Maar klanten, die deze €80,= kostende artikelen kopen, zijn schaars. “Er worden er tegenwoordig weinig gekocht, alleen door mensen van het platteland, want - net als met gofio - weten velen niet wat het is; sommigen gebruiken ze en anderen willen ze hebben, om te bewaren,” legt hij uit.
Het proces voor het vervaardigen van een zurrón is ingewikkeld en bestaat uit diverse fasen. “Men brengt mij de huiden van jonge geitjes en al kloppend plet ik die, laat ze twee dagen in zout staan, opdat ze niet breken, of stank afgeven.
Vervolgens leg ik ze te drogen, want ze komen met aanhangend vlees en vet.
Als ze gedroogd zijn, verwijder ik het vlees en gaan ze opnieuw, langdurig, in het zout en daarna maak ik ze schoon,” zo geeft hij aan.
En het werk gaat verder. “Als de zurrones (zakken) droog zijn, zet ik ze te weken, en vervolgens verwijder ik handmatig al het haar, totdat mijn vingernagels er pijn van doen vervolgens scheer ik ze en leg deze opnieuw te drogen, maar beetje bij beetje, niet te snel, men moet ze telkens opnieuw strekken en keren, zodat ze niet indrogen, totdat ze hard en ‘cuéscaros’ (leerachtig) zijn, want anders koopt niemand ze,” zo laat hij weten.”
Zurrones en een batijero .
“Als ze vervolgens ‘klaar ‘zijn, maakt men ze goed schoon, men rekt en strekt ze steeds opnieuw met een batijero houten plankje totdat ze zacht zijn, en als ze zijn uitgerekt, verwijdert men de poten en maakt men de gaten dicht met een touw, en het agujero de la vida (levens gat = anus) leg ik in een ‘knoop’ en dan zijn ze klaar,” legt hij gedetailleerd uit.
Ayut maakt de zurrones in de periode waarin er jonge geitjes zijn, ongeveer van november tot maart. Het is een slechte tijd, want het is winter en dan duurt het lang om ze te drogen, daar komt bijna geen eind aan,” zo klaagt hij.
“Opdat de zurrón goed geconserveerd blijft, moet men deze goed schoon houden en als men die vult met gofio mag de zurrón niet vochtig zijn, men moet deze ‘ binnenstebuiten’ keren en aan de lucht laten drogen,” zo raad hij aan.
Sinds twee jaar maakt José Ayut deel uit van het ambachtsgilde van het Cabildo (Eilandbestuur). En voor de recente Bajada de la Virgen maakte hij zijn eerste geitenzakken ‘met haar erop’, die men voor de processie besteld had en waarvoor men €100,= heeft betaald. Gofio kneden in een zurrón.
Gofio was in voeger tijden voedsel voor de armen, het hoorde bij de leefsituatie van de armste gezinnen, maar nu maakt dit pre-Spaanse voedingsmiddel, van Berber-oorsprong, geen wezenlijk onderdeel meer uit van het dieet van de nieuwe generaties. Al met al, vermoedt don José Ayut,” dat men in deze tijden van crisis, terug moet naar de zurrón (zak); God verhoede het, maar ik zie dit er langzamerhand van komen.”
Onverwoestbaar papier
GÜIMAR - Paaszaterdag 30 maart 2013 - De Poolse Katarzyna Zych heeft in Malpaís del Cernícalo Güimar een ongebruikelijk atelier: ‘Ars Papyri’ genaamd http://www.papyriars.es, voor de instandhouding en restauratie van documenten en kunstwerken van papier. Ze gebruikt Japanse technieken, om stukken te restaureren van Picasso, Goya, Dürer, Tapies en manuscripten van Canarische verzamelaars. In Güimar worden uiteenlopende collecties behandeld
Door de handen van deze in Krakow geboren Poolse zijn authentieke kunstwerken gegaan die zijn gesigneerd door Picasso, Goya, Tapies, Albert Dürer, antieke manuscripten en eenvoudigweg papieren kamerschermen die eigendom zijn van verzamelaars op de eilanden.
Als deze stukken de deur van het atelier verlaten, op weg terug maar hun eigenaar, lijken ze de strijd tegen de tijd gewonnen te hebben.
Katarzyna Zych aan het werk in het restaureren van een document.
Om dit wonder te bewerkstelligen heeft ze zich gespecialiseerd in het toepassen van eeuwenoude Japanse technieken die bovendien moeilijk zijn aan te leren vanwege de geslotenheid van de Japanners, die nog steeds de geheimen van hun voorouders bewaren. Hoewel in de specifieke papieren wereld van deze specialiste werken van onsterfelijke kunstenaars zijn voorbijgetrokken, merkt Zych op, dat ze al haar werk even belangrijk vindt. “Soms kan een stuk van minder waarde meer complicaties opleveren. Het is net zo moeilijk een stuk van Picasso te restaureren als een abeelding van een Virgen (H. Maagd) van een dorp en daarom behandelen we ze allemaal gelijk.”
Merkwaardig genoeg en in tegenstelling tot wat men zou denken, is het ingewikkelder te werken aan hedendaagse kunst dan aan antieke. Dat komt, omdat men in de moderne stukken een verscheidenheid aan materialen heeft verwerkt, die nagenoeg onmogelijk te ontcijferen zijn.
Zych werkt op regelmatige basis samen met het TEA (Tenerife Espacio de las Artes) waar zij zich bezig houdt met de voorbereiding van tentoonstellingen. Het is in deze ruimte waar zij een cursus geeft over de Japanse geheimen van het papier. Als zij internationale symposia bezoekt, vragen vak collega’s haar, waarom zij werkt op een locatie als Canarias waar het blijkbaar niet zo aantrekkelijk is, om deze specialiteit te ontwikkelen.
Iedereen is verbaasd, als Zych laat weten, dat haar werken te restaureren zijn van internationaal gerenommeerde kunstenaars welke, in sommige gevallen onderdeel uitmaken van particuliere verzamelingen en in andere gevallen toebehoren aan overheidsinstanties.
“Zo was er bijvoorbeeld op Canarias een aanzienlijke samenleving van Engelsen en Belgen en zo bevindt zich op La Palma een opmerkelijke collectie Vlaamse kunst. Het is verbazingwekkend.
Wat betreft de belangstelling die ze waarneemt op de eilanden, voor het conserveren en het behoud van waarde, kan ze niet nalaten, deze te vergelijken met de mentaliteit in landen zoals Nederland en België. Daarom betreurt zij het, “dat men hier niet zoveel belang hecht aan cultuur, maar we proberen ten minste heel interessante bronnen te conserveren.”
Gezien de traagheid waarmee men soms geconfronteerd wordt van de zijde van de overheidsinstanties, heeft men besloten gebruik te maken van particuliere sponsors. “Omdat de overheid meer geïnteresseerd is in het restaureren van een virgen, dan in een, die de hele wereld gaat zien in een bibliotheek.”
Het valt haar moeilijk, concreet een werk te noemen, waarvan zij het trotst is op het eindresultaat. “Als je tevreden bent over iets wat je hebt gedaan, verschijnt er een ander werk wat je nog beter bevalt. Ik houd van mijn beroep en daarom zegt men mij, dat ik veel mensen eraan verslaafd heb gemaakt in de cursussen die ik geef.”
Maar als Zych moet kiezen, bewaart ze dankbare herinneringen aan de eerste restauratie-opdracht die ze uitvoerde op Tenerife: een stuk van Goya. Ze herinnert zich nog steeds de opwinding die ze voelde toen ze het stuk in handen kreeg, omdat ze er geen idee van had, dat er een stuk van zulke grote waarde op het eiland bestond. “Ik was van mening, dat ik zoiets aan zou kunnen, maar ik zou als beginner nooit met zoiets starten.”
Iets soortgelijks overkwam haar met etsen van Picasso, “een groot aantal verschillende werken, dat veel mensen zou verrassen.”
Ondanks de ogenschijnlijke kwetsbaarheid, heeft papier bijna een eeuwig leven. Dat weten, en heel goed, de oosterlingen en vooral de Japanners, die het gebruiken voor het vervaardigen van allerlei voorwerpen; van decoratie tot aan kleding en uiteraard, voor het creëren van kunstwerken.
TEA (Tenerife Espacio de las Artes)
U vraagt mij, of papier delicaat is? Uiteraard ja, daarom moet men het in een geschikte omgeving bewaren waar het niet verslechtert. Als men daarin slaagt, dan is papier onverwoestbaar, zoals de Egyptenaren al heel goed wisten.”
Het valt haar moeilijk, concreet een werk te noemen, waarvan zij het trotst is op het eindresultaat. “Als je tevreden bent over iets wat je hebt gedaan, verschijnt er een ander werk wat je nog beter bevalt. Ik houd van mijn beroep en daarom zegt men mij, dat ik veel mensen eraan verslaafd heb gemaakt in de cursussen die ik geef.”
Maar als Zych moet kiezen, bewaart ze dankbare herinneringen aan de eerste restauratie-opdracht die ze uitvoerde op Tenerife: een stuk van Goya. Ze herinnert zich nog steeds de opwinding die ze voelde toen ze het stuk in handen kreeg, omdat ze er geen idee van had, dat er een stuk van zulke grote waarde op het eiland bestond. “Ik was van mening, dat ik zoiets aan zou kunnen, maar ik zou als beginner nooit met zoiets starten.”
Iets soortgelijks overkwam haar met etsen van Picasso, “een groot aantal verschillende werken, dat veel mensen zou verrassen.”
Ondanks de ogenschijnlijke kwetsbaarheid, heeft papier bijna een eeuwig leven. Dat weten, en heel goed, de oosterlingen en vooral de Japanners, die het gebruiken voor het vervaardigen van allerlei voorwerpen; van decoratie tot aan kleding en uiteraard, voor het creëren van kunstwerken.
TEA (Tenerife Espacio de las Artes)
U vraagt mij, of papier delicaat is? Uiteraard ja, daarom moet men het in een geschikte omgeving bewaren waar het niet verslechtert. Als men daarin slaagt, dan is papier onverwoestbaar, zoals de Egyptenaren al heel goed wisten.”
Het valt haar moeilijk, concreet een werk te noemen, waarvan zij het trotst is op het eindresultaat. “Als je tevreden bent over iets wat je hebt gedaan, verschijnt er een ander werk wat je nog beter bevalt. Ik houd van mijn beroep en daarom zegt men mij, dat ik veel mensen eraan verslaafd heb gemaakt in de cursussen die ik geef.”
Maar als Zych moet kiezen, bewaart ze dankbare herinneringen aan de eerste restauratie-opdracht die ze uitvoerde op Tenerife: een stuk van Goya. Ze herinnert zich nog steeds de opwinding die ze voelde toen ze het stuk in handen kreeg, omdat ze er geen idee van had, dat er een stuk van zulke grote waarde op het eiland bestond. “Ik was van mening, dat ik zoiets aan zou kunnen, maar ik zou als beginner nooit met zoiets starten.”
Iets soortgelijks overkwam haar met etsen van Picasso, “een groot aantal verschillende werken, dat veel mensen zou verrassen.”
Ondanks de ogenschijnlijke kwetsbaarheid, heeft papier bijna een eeuwig leven. Dat weten, en heel goed, de oosterlingen en vooral de Japanners, die het gebruiken voor het vervaardigen van allerlei voorwerpen; van decoratie tot aan kleding en uiteraard, voor het creëren van kunstwerken.
In het geval van Canarias zijn de omstandigheden niet bepaald de meest adequate, omdat er veel vochtigheid heerst en de temperaturen, hoewel stabiel, zijn ook hoog, wat voortdurend leidt tot schimmelvorming. De ware vijand van het papier. Daarom is goed bewaren altijd beter, dan restaureren.
Op het eiland verricht deze specialiste heel gevarieerd werk. Ze werkt samen met de Universiteit van La Laguna, met stichtingen en met een groot aantal galerieën. Het grootste deel van het werk, dat zij verricht in haar atelier, betreft opdrachten van particulieren. Er komen verzamelaars en personen die bepaalde stukken gerestaureerd willen hebben zoals, bijvoorbeeld: kamerschermen, waaiers, parasols, hemelglobes, grafieken, kaarten, posters, of antieke bundels.
Zych behaalde de titel ‘Restaurateur van Kunstwerken op Papier’ aan de gerenommeerde Crepac school in België met het proefschrift getiteld: “ Bestudering, Conservering en Restauratie van een opvouwbaar, Japans kamerscherm,” bekend onder de naam: ‘Rokkyoku Byobu’.
Ze begon haar beroepscarrière in diverse restauratie-ateliers in België en Nederland en voltooide haar opleiding met het volgen van specifieke cursussen over kunst en traditionele Oosterse technieken.
In 2002 is ze naar Tenerife gekomen waar ze met haar gedegen academische opleiding samenwerkt met zowel private als overheidsinstellingen zoals o.a.:
- het ministerie van Cultuur, van de Canarische Regering,
- het ministerie van Cultuur, van het Cabildo (Eilandbestuur) van Tenerife,
- het TEA,
- het Bisdom,
- de Biblioteca de Humanidades (Bibliotheek der Letteren) van de Universiteit van La Laguna,
- de Biblioteca Náutica (Scheepvaart Bibliotheek) van de Universiteit van La Laguna,
- de Biblioteca Municipal (Gemeentelijke Bibliotheek) van Santa Cruz,
- het Instituto de Estudios Canarios,
- het Instituto de Estudios Hispánicos de Canarias,
- de César Manrique Stichting,
- de Pedro García Cabrera Stichting,
- de Real Sociedad Económica van Tenerife ,
- het Organismo Autónomo de Museos y Centros van het Cabildo (Eilandbestuur).
Reis naar de wieg van het etsen
SANTA BRÍGIDA - zondag 3 februari 2013 - Terwijl de medewerkers van het Agencia Estatal de Metereología (AEMET) (Weerstation) op Gran Canaria in hun centrum in Tafira druk bezig zijn met het voorspellen van het weer, wordt in het aangrenzende pand kunst gegenereerd. Een reis naar de wieg van het etsen in de speciale werkplaats daarvoor die beheerd wordt door het Cabildo (Eilandbestuur).
Etsen vereist machinerie die, behalve in uitzonderlijke gevallen, weinig kunstenaars in hun studio, atelier, of werkplaats hebben. Om deze leemte te vullen, bevindt zich in Urbanización Zurbarán in Tafira de Taller de Grabado (Gravure-drukkerij) van het Cabildo (Eilandbestuur) van de Gran Canaria, die daar machinerie ter beschikking stelt aan kunstenaars die in deze kunstvorm geïnteresseerd zijn.
Leopoldo Emperador legt samen met Ana de la Puente de laatste hand aan een ets.
Ana de la Puente Arrate, die deze voorziening beheert, verzekert, dat etsen een techniek is die interessante mogelijkheden biedt zodat kunstenaars de crisis het hoofd kunnen bieden. “Op een enkele uitzondering na, verlangt de ets geen dure productie. Die is behoorlijk toegankelijk. Bovendien, maakt men meerdere kopieën - behalve als het om monotypes gaat, waarvan het aantal exemplaren varieert van tussen de 30 en 50. Het vervoer is eenvoudig- in een map - en de prijzen zijn toegankelijk; zodanig, dat iemand in staat is iets te verkopen,” zo merkt zij op. “
Tijdens het maken van deze reportage komt de Grancanarische kunstenaar Leopoldo Emperador de gravure-werkplaats binnen, om de laatste hand te leggen aan de etsen die hij hier vervaardigd heeft. “De kunstenaars komen regelmatig. Soms zijn er meerdere gelijktijdig. Men neemt contact met ons op en presenteert zijn /haar project. Vervolgens, al naar gelang de beschikbaarheid, kan men over de installaties beschikken om te drukken. Sommigen komen dagelijks, om aan hun project te werken en als het klaar is, kan het diverse jaren duren, alvorens ze aan een nieuwe serie beginnen,” legt Ana de la Puente Arrate uit.
200 ambachtslieden
Fería de Artesanía
(Kunstnijverheidsbeurs)
De minister van Industrie, Handel en Kunstnijverheid, Juan Domínguez, van de Canarische Regering, zal op woensdag 4 december 2012 de Feria Regional de Artesanía (Kunstnijverheidsbeurs) openen welke jaarlijks gehouden wordt in het Congresgebouw Infecar in Las Palmas de Gran Canaria.
In 2012 zijn ruim 200 kunstenaars vertegenwoordigd die hun ambachtelijke producten presenteren welke voornamelijk vervaardigd zijn uit natuurlijke vezels, metaal, textiel en klei.
Ook worden er demonstraties gegeven door ambachtslieden die lid zijn van de FEDAC.
Tevens is er een fototentoonstelling te zien met de titel ‘El Comercio a través del Tiempo’ (‘De Handel door de tijd heen’).
Daarnaast is tijdens de editie van 2012 de Asociación Cultural de Belenistas (Culturele Vereniging van Kerststallen bouwers) ‘Pinolere’ aanwezig.
De minister van Industrie, Handel en Kunstnijverheid, Juan Domínguez (inzet),
van het Cabildo van Gran Canaria, opent op woensdag 4 december 2012
de Feria Regional de Artesanía (Kunstnijverheidsbeurs).
Ook in 2012 heeft deze kunstnijverheidsbeurs kunnen rekenen op de steun van het Ministerie van Industrie, Handel en Kunstnijverheid, van het Eilandbestuur van Gran Canaria, via haar Fundación para la Etnografía y el Desarrollo de la Artesanía Canaria (FEDAC) (Stichting voor Etnografie en Ontwikkeling van de Kunstnijverheid van de Canarische Eilanden) en op de sponsoring door het Ministerie van Werkgelegenheid, Industrie en Handel, van de Canarische Regering.
Ook al bent u niet op zoek naar fraaie en originele cadeau ’s voor onder de kerstboom, dan loont het toch zeker de moeite, een bezoek te brengen aan de Fería de Artesanía in het:
Palacio de Congresos ‘Infecar’
Avenida de la Feria, 1
35012 Las Palmas de Gran Canaria
Tlf.: (0034) 928 010 203 / 928 414 390
Fax: (0034) 928 411 710
E-mail: info@infecar.es
Internetpagina:
200 jaar gofio malen
AGÜIMES - maandag 8 oktober 2012 - De gofio-molen van Ananías is ruim 200 jaar oud en, de enige die overgebleven is van de zeven molens welke Agüimes telde in de eerste helft van de vorige Eeuw, om mais te veranderen in een van de verplichte producten in de traditionele Canarische maaltijd.
Net zoals gebeurde tijdens het interbellum, lost gofio sommige van de problemen op tijdens de huidige economische crisis. “Sommige buren hebben een lapje grond gekocht om mais, groeten en fruit aan te planten, on zo hun maaltijd voordeliger te maken,” aldus Ananías Torres en Fefina Pérez, de huidige beheerders van de molen die langs de weg staat welke van het centrum maar de Barranco van Guayadeque leidt.
Ananías Torres Suárez toont de door de molenstenen gemalen gofio in de molen die ruim twee eeuwen geleden gebouwd is, langs de weg van Agüimes naar Guayadeque.
Diverse generaties uit een familie hebben in de afgelopen 41 jaar, tot nu toe, de gofio-molen levend en actief gehouden. De op een na laatste gofio-molen, nabij de Casas Consistoriales van het dorp, was tot 1971 ook van de erven Ananías Torres Santana, toen de molen en de winkel veranderde in de bar ‘Ananías’.
Ananías Torres en zijn echtgenote Josefina (Fefina) Pérez.
De molen van Sananías is gebouwd aan het eind van de 18de Eeuw, begin 19de Eeuw,” zo laat Ananías Torres Suárez weten, die deze samen met zijn echtgenote, Fefina Pérez Díaz, beheert. De watermolen, die langs de weg die van het dorp naar de barranco van Guyadeque loopt, is ontstaan op initiatief van de Fransiscaner broeder Francisco Javier Rodríguez Melián en zij zussen María en Belén. Na hen is die successievelijk overgenomen door Concepción Santana Expósito; Ananías Torres Santana en Josefa Suárez Romero, de ouders van de Francisco; en door Ananías en Luis Torres Suárez.
“Veel mensen geven de voorkeur aan gofio uit de traditionele molen en een vijftigtal arbeiders komt jaarlijks hun mais laten roosteren en het door ons tot gofio te laten vermalen,” zo geeft Fefina Pérez te kennen. Haar echtgenoot,
Ananías Torres, helpt haar een handje bij de transformatieproces. “Dit bregt hier veel leven in de maalderij, naast dat we een rustige locatie zijn, helpen veel gezinnen, om een traditie in stand te houden en van gofio te genieten, want velen weten van wanten,” zegt het echtpaar, dat naast hun molen staat.
De mais zeven, roosteren, laten afkoelen, naar de molen brengen en malen met molenstenen die door water worden aangedreven uit het bassin boven het plafond - dat afkomstig is uit de galerijen van het barranco (ravijn) van Guayadeque - om deze terug te geven als gofio aan de arbeiders, is in zijn geheel een proces, dat Ananías en Josefina bezighoudt. Nar naast millo (maïs) maalt de molen garbanzos (kikkererwten), lentejas (linzen), chícharos blancos (witte erwten), arbejas (erwten), trigo (tarwe), cebada (gerst), centeno (rogge) en saleo - een kruid, dat groeit langs de kust in Agüimes - om er gofio, of meel van te maken.
De gofio-(water)molen van Ananías die langs de weg staat welke van het centrum maar de Barranco van Guayadeque leidt.
“We doen alles in de molen, hoewel gerst en tarwe veel stof veroorzaken,” zo laat Fefina weten, die altijd ‘s middags in de molen werkt, nadat zij haar huishoudelijk werk heeft gedaan. Ananías Torres combineert het werk in de molen met bouwwerkzaamheden, als elektricien, fotograaf, en het schoonmaken van vliegtuigen op de Luchthaven.
De periode waarin zij het meeste te doen hadden was tot de jaren 50 van de vorige eeuw, voornamelijk in de periode tussen de oorlogen, van 1914 tot 1949 (Eerste Wereldoorlog ’14-’18, Spaanse Burgeroorlog ’36-’39 en Tweede Wereldoorlog ’40-’45). “Dat was de periode, dat er veel arbeiders met hun maïs en graan naar de molen kwamen, om het hoofd te bieden aan de crisis die toen heerste,” zo geeft Ananías aan.
De economische crisis doet het malen van gofio opleven.
“Ook nu komen er veel arbeiders, die een klein stukje grond hebben gekocht, voor hun maïs en groeten, om te beschikken over gofio en groenten, om hun maaltijden tijdens de huidige economische crisis voordeliger te maken, zo voegt Josefina toe.
In de jaren 60 en 70 van de vorige Eeuw, maalden de molenstenen 5 kilo maïs per uur, omdat er toen meer was in de galerijen in het barranco (ravijn) van Guayadeque. “Nu malen we een kilo per uur, maar, dat is voldoen voor ons, om van te eten, want men betaalt ons niet voor de tijd die we in de molen doorbrengen,” zo zegt Ananías.
“Maar il heb plezier in het roosteren en malen van de gofio voor de mensen die hier naar toe komen en daar om vragen,” voegt Fefina toe, die tevreden is met het werk wat ze doet.
Het is wel duidelijk, dat dit echtpaar geen afstand van de molen heeft willen doen. “15 jaar geleden heeft de Gemeente Agüimes ons voorgesteld, dat wij deze ter beschikking zouden stellen, om opgenomen te worden in de toeristische routes, met de belofte, mijn zoon Ananías als molenaar te contracteren. “We hebben dit afgewezen, omdat we ervan overtuigd zijn, dat als we dit gedaan zouden hebben, de molen een ambachtelijk voorbeeld zou worden en de arbeiders er niet van zouden kunnen profiteren voor het hebben van gofio,” zo laten zij weten.
Subida del millo. Bajada del gofio.
Maís roosteren tijdens de jaarlijkse 'bajada del gofio y el agua' (in september).
Ze tonen zich echter heel tevreden over de promotie welke de viering van de subida del millo en de bajada del gofio vanaf de molens van Ananías en Lolita is - de laatstgenoemde molen staat gesloten, tegenover die van hen. Het was een groep jongeren die, toen de dictatuur voorbij was, de traditie levend wenste te houden, door er een festiviteit van te maken, die plaatsvindt aan het eind van de zomer. Zo heeft m en al 36 edities gevierd van de traída del gofio y el agua, met een wezenlijke deelname van zowel bewoners uit Agüimes, evenals van de jeugd uit de rest van het Eiland.
“Het is waar, dat men de ciris ook voelt in zowel de subida del millo, evenals in de bajada del gofio y el agua, omdat de Gemeente in 2012 slechts 150 kilo maïs heeft bijgedragen, terwijl dit in 2011 nog 250 kilo was, en er gofio van te maken,” zo betreurt Fefina Pérez. Bovendien heeft dit echtpaar nog eens 100 kilo gofio verkocht voor de bajada del gofio.
“Tegenwoordig zijn er machines voor het roosteren en malen van gofio, maar er is grote groep mensen die er de voorkeur aan geeft, dat het ambachtelijke blijft voortbestaan, omdat men ons zegt, dat ze de gofio die hier vandaan komt, kennen van kindsbeen af,” zo merkt Ananías Torres op, die het nodig vindt, dat men deze in stand houdt en, dat men deze ambachtelijke molens ondersteunt.
Naast de twee molens van de Annansíans, telde Agüimes er nog vijf. “Er is die van Lolita, hiernaast, die van Antonio Martín, die van Anastasito López, die van Francisco Olivares en nog een in Cruce de Arinaga," zegt Ananías Torres. "Hier komt het jongetje Carlos Iván ons helpen en die is familie van Francisco Olivares", merk Josefina op. “Dit is en traditie die we in ere moeten houden, opdat deze gebruikt wordt en wat onze kinderen zullen waarderen.
“Hier heef men mij geleerd stenen te bikken, hoe de molen werkt en, om deel te nemen als men roostert tijdens het feest,” zo legt Carlos Iván Olivares Cruz uit, de achterneef van Francisco Olivares. “Dit moet men niet verloren laten gaan, omdat het - naast, dat het traditioneel is - veel leven in de 'maalderij' brengt,” zo zegt de jongeman, die eraan herinnert, dat de molen van zijn overgrootvader verloren is gegaan tijdens een windhoos in de jaren 70; iets, dat hij ten zeerste betreurt.
María Guerra
pottenbakster met een zilveren onderscheiding
SANTA BRÍGIDA - zaterdag 17 maart 2012 - Ze woont al haar hele leven in de wijk. María Guerra is een van de grote potten baksters die La Atalaya, in Santa Brígida, heeft voortgebracht. “De klei is smerig en hard, daarom komen er geen nieuwe ambachtslieden bij.”
De pottenbakster erkent de moeilijkheden van een traditioneel, ambachtelijk leven. Op donderdag 15 maart heeft zij de Roque Nublo de Plata (Zilveren ‘Wolkenrots’) ontvangen van het Eilandbestuur van Gran Canaria. Journalist Cristóbal D. Peñate heeft een vraaggesprek met haar gehad.
María Guerra, op woensdag 14 maart 2012, tijdens het interview in haar huis in La Atalaya de Santa Brígida.
Vraag .- “Uw gehele familie stamt uit de pottenbakkerstraditie?”
Antwoord - “Ja, dat maakte ik al mee als kind, de helft van de tijd waren we bij de oven, waar we het aardwerk maakten en de klei bakten. We haalden het brandhout van Bandama.
V.- “U leerde het beroep al als kind?”
A.- “Jazeker. Daar werkte mijn grootmoeder en er waren voornamelijk vrouwen in de familie die het van haar leerden. Ik was altijd bij die vrouwen die kwamen om te werken. Als kind kreeg ik al een beetje klei en men zei me wat ik moest doen. Ik hield er van, om iets van klei te maken.
V.- “Heeft u altijd dit beroep uitgeoefend?”
A.- “Ja , met mijn oma en met mijn moeder. Een zus van me houdt ook van pottenbakken en houdt zich daar ook mee bezig.”
V.- “Heeft u de traditie van het kleien over kunnen brengen op uw kinderen?”
A.- “Helemaal niet. Zij houden zich met andere dingen bezig, want het is veeleisend en de tijden zijn tegenwoordig anders als die ik heb meegemaakt. Vroeger was pottenbakken veel meer een noodzaak.
V.- “Hebt u als pottenbakster goed kunnen leven?"
A.- “Nee, nee, We hadden veel beperkingen. We gingen elke week verkopen op het Plaza de San Gregorio in Telde en om daar te komen, moesten we de barranco (het ravijn) oversteken. We gingen te voet en droegen alle voorwerpen in een mand. De ene keer verkochten we, de andere keer deden we aan ruilhandel . Wat we niet verkocht hadden, lieten we in Telde achter.
V.- “Kon het gezin bestaan van deze handel?"
A.- “Er zat niets anders voor ons op. “We moesten de tering naar de nering zetten. Er was geen alternatief. Waar hadden we toen anders moeten gaan werken? In die tijd was er helemaal geen werk. Het gehele gezin hield zich bezig met pottenbakken, hoewel mijn echtgenoot, omdat die uit Telde kwam, niet veel afwist van de traditie in la Atalaya. Die kookte".
V.- “La Atalaya is het belangrijkste pottenbakkersdorp van het eiland.”
A.- “Ja, ja. We zijn het belangrijkste centrum. Omdat we hier goede aarde hebben en goede klei om aardewerk van te maken.”
V.- “Is dit voornamelijk een vrouwenberoep?”
A.- “Min of meer wel ja. De mannen hielden zich bezig met klei zoeken en het verzamelen van brandhout, maar de vrouwen waren de echte ambachtslieden die potten bakten. We hielden ons de gehele dag met dit werk bezig.”
V.- "Er zijn steeds minder potten baksters"
A.- "Het is hard werken, veeleisend en heel vuil want je zit de hele dag met je handen in de klei en dat doen de nieuwkomers niet graag. Maar het is een goede zaak, het is een goed beroep”
V.- “U werkte allemaal thuis?”
A.- “Ja, in de grotten waar wij onze woning hadden. Vervolgens gingen wij met een mand naar Telde. Halfweg, ik was zwanger van mijn derde dochter, ben ik op straat gevallen en brak het water. Ik was beladen en ben op de weg van El Palmital bevallen.
V.- "Uw leven bestond uit werken en kinderen ter wereld brengen."
A.- Er was geen tijd voor andere dingen.
V.-”Heeft u ze allemaal goed kunnen opvoeden?”
A.- “Ja, God zij dank. Mijn kinderen hebben altijd te eten gehad. Van kindsbeen af hebben ze met klei te maken gehad, maar niemand heeft de traditie voortgezet, hoewel ik ze thuis de borst gaf en ze hier hun eerste stapjes hebben gezet.
V.- “Bent u als pottenbakster met pensioen gegaan?”
A.- “Ja, sinds een paar jaar houdt ik me daar niet meer mee bezig. Op mijn 85ste heb ik de toko gesloten. Nu leef ik van de verhalen (ze lacht).”
V.- "Loopt de traditie gevaar?”
A.- “Ja, die loopt gevaar. Jongeren willen niet vuil worden van de klei. Er zijn geen ouderen meer in het beroep en er zijn bijna geen jongeren meer die nog pottenbakken. En de mensen willen niet werken.
V.- “Werkte u de hele dag?”
A.- “Ja, je was bezig tot zonsondergang. In deze grotten was geen licht en men kon alleen overdag werken.”
V.- “Werd er hout gesprokkeld?”
A.- ”Ja, dat moesten we zoeken om de klei te kunnen bakken. We gingen te voet naar Bandama.
Het brandhout kwam voornamelijk uit wijngaarden en van citroenbomen. Soms moesten we ervoor betalen , maar anderen gaven het ons gratis. Veel van hen waren planters.
Water destilleren in een bernegal.
V.- “Wat voor aardewerk maakte u?”
A.- “Ik heb veel bernegales (waterfilters), potten, borden, schalen, emmers gemaakt…... De mensen pakten dingen aan, maar nu is dat veel moeilijker. Mijn dochters zijn veel fijn besnaarder en willen hun handen niet vuil maken. Ik ben nu te oud om hout te sprokkelen en klei te bakken.”
V.- “Wat verlangt u van de politici?”
A.- “Dat men zich meer bezig houdt met dit beroep en het pottenbakken ondersteunt. Je ziet hier niemand meer komen. Vroeger kwam men voor de werkplaats en het museum, maar nu is het niets meer.”
V.- “Heeft u wel eens problemen met uw gezondheid gehad?”
A.- “Nooit, helemaal niet. Af en toe een verkoudheid, of zo.”
Een geit, de trots van Tejeda
TEJEDA - zaterdag 3 maart 2012 - Robuust en productief zoals er maar weinig zijn. De geit die eigendom is van Roberto Herrera, heeft afgelopen week, in alle vroegte in de nacht van donderdag 1 op vrijdag 2 maart 2012, het leven geschonken aan 5 prachtige baifos (geitjes). “Ik heb niet hoeven te helpen, toen ik opstond was ze al aan het zogen,” aldus Roberto.
Gewend aan het fokken van dieren, want zijn hele leven speelt zich af op het platteland, heeft Roberto Herrera Díaz, die in La Solana (Tejeda) - bijna aan de voet van de Roque Nublo woont - nooit kunnen denken, dat een van zijn geiten voor een zo talrijke verrassing zou kunnen zorgen.
“Het is waar, dat ik dit niet verwacht heb,” zo bevestigt hij breed lachend terwijl hij de baifo-vijfling in zijn armen houdt.