Canarische emigratie naar ‘Las Indias’
Deel 7:
De emigratie naar Uruguay
in de 18de en 19de Eeuw
In deze artikelenreeks wordt een overzicht gegeven van de Canarische Emigratie naar, en de invloed daarvan op, Las Indias (Zuid-Amerika) en de Verenigde Staten - Deel 7:
De emigratie naar Uruguay in de 18de en 19de Eeuw
De oorspronkelijke bewoners van Uruguay behoorden tot de Charrua -stam, die van de jacht en de visvangst leefde. Tegenwoordig zijn afstammelingen van hen te vinden in het grensgebied met Brazilië.
Na de Spaanse kolonisatie vanaf begin 16e eeuw behoorde Uruguay tot een deel van het Spaanse onder-koninkrijk: Río de la Plata. Zoals in heel Spaans-Amerika ontstond onrust vanaf 1810, toen het moederland bezet was door de Fransen.
Uruguay maakte van 1816 tot 1828 deel uit van de Verenigde Provincies van de Río de la Plata. Op 25 augustus 1825 werd de onafhankelijkheid uitgeroepen, maar pas in 1828 was Uruguay daadwerkelijk vrij.
Na in april 2016 de Canario’s in Uruguay bezocht te hebben, heetf Pedro Rodríguez Zaragoza die van Argentinië bezocht. Op de foto: Pedro Rodríguez Zaragoza y 'Susa' Armas Domínguez in Buenos Aires met Liliana Acosta, voorzitster van het Centro Archipiélago Canario, en haar vader, de voormalige voorzitter Álvaro Acosta Marti.
Dat van Rio de La Plata was een gebied dat nauwelijks gekoloniseerd was door Spanje. De Spaanse obsessie om smokkelwaar te vermijden en de ontduiking van edelmetalen leidde tot een schaarse bewoning.
Maar de Portugese vorderingen op Uruguay met de stichting van de Sacramento-kolonie in 1680, bracht Spaanse Kroon ertoe om de emigratie van Canario’s te bevorderen als een manier om de rol van het leven aan de grens te vervullen tegen de Portugese expansie.
De vrucht van dit beleid zou het sturen zijn van twee expedities van 25 en 30 Canarische gezinnen die, samen met enkele die afkomstig waren uit Buenos Aires, aanleiding gaven tot de stichting van Montevideo.
Eens te meer was dit om de belangen van de Canarische elites met elkaar te verzoenen, met het gevolg van het bereiken van vrijhandel met Rio de la Plata, met het bevolkingsbekeid van de Spaanse Kroon. Dorpelingen in ruil voor handel.
Maar de angst en de druk leidde in 1729 tot de onmiddellijke stopzetting van deze uitwisseling Sterker woog de smokkel-angst die ervoor zorgde dat het verkeer en de monopolistische belangen van de Gaditana-bourgeoisie (burgerij van Cádiz) de noodzaak bevorderen voor de kolonisatie van een leeg en bedreigd gebied wat het Uruguayaanse was, daarom beë4indiugde4 men uiteindelijk in dat jaar de expedities en daarmee de Spaanse nederzetting die zich serieus zag aangetast.
De Canarische bewoners vormden in Montevideo een gemeente. Maar ze profiteerden in verhouding tot hun aantal niet in de verdeling van het grondbezit.
Peninsulares (Spanjaarden van het Schiereiland = het vasteland van Spanje) en bonaerenses (zij die afkomstig waren uit Buenos Aires) eigenden zich grote landerijen voor veeteelt toe, en belemmerden de verspreiding van kleine landbouwbedrijven.
In de beginjaren van de 19de Eeuw, vestigde een handelaar afkomstig uit Arrecife, Francisco Aguilar, zich hier, die met een expeditie van 200 lanzaroteños naar de bestemming Montevideo vaarde.
Daarmee begon een intense periode van immigratie vanuit Lanzarote en Fuerteventura naar deze bestemming, niet onderbroken door de oorlogshandelingen die de ontluikende Republiek doormaakte.
Een volksverhuizing die werd gekenmerkt door de zware omstandigheden van de overtocht en de uitbuiting van de passagiers wat enkele tragische gevolgen had, zoals het gebeurde met de gebroeders Morales in 1836.
Verblind door hebzucht en onwetendheid ze contracteerden ze meer plaatsen dan ze zou kunnen inpassen op het schip, zodat ze eten misten en men door honger ertoe kwam, om mensenvlees te eten.
Deze emigratie veranderde, aldus, in een winstgevende handel, zowel voor de brede sectoren van de heersende Canarische klasse, evenals voor bepaalde Uruguayaanse ondernemers.
Dergelijke expedities werden beheerst door twee machtige ondernemers in Montevideo: Juan María Pérez en Samuel Fisher, die zich niet alleen beperkten tot het onderhandelen over het vervoer, maar die ook eigen landerijen bezaten waaraan ze de passagiers verbonden vanwege schulden voor de overtocht, of voor wie ze voordelige concessies van de Staat verworven om ze te bestemmen voor koloniseringsprojecten.
Een statistiek uit die tijd becijfert de Canarische immigratie in Uruguay tussen 1835 en 1845 op rond de 8.200 personen, wat 17% vormt van alle immigranten, en 65% van de Spanjaarden.
Het was een immigratie die sterk het binnenland veranderde, met lanbiouw als voorkeursbestemming.
Met het uitbreken van de Guerra Grande (Grote Oorlog) in Uruguay, is de situatie voor de Canario’s verslechterd. Vrijstelling van militaire dienstplicht werd afgeschaft en Canario’s tussen de 14 en 45 jaar werden gedwongen om dienst te nemen in de Nationale Garde.
Er deden zich gevallen voor van kinderen van 12 jaar en ouder die in de frontlinie streden in de frontlinie.
Tussen 1877 en 1900 duurde de emigratie naar Uruguay voort, maar had niet meer de omvang van de periode daarvoor. Men becijfert het aantal immigranten op 5.749 die definitief bleven in de República Oriental (Oostelijke Republiek).
Anderzijds valt onder de nieuwe aankomsten het kritieke jaar 1878 op, waarin er 2.951 aankwamen. Vanaf dat jaar waren de saldo’s negatief met de crisis die Rio de La Plata trof en ging de Banca Baring Brothers failliet met flinke investeringen in de regio.
Tussen 1830 en 1880 droegen de Canario’s bij aan de landbouwontwikkeling van het land. Ç
Ze wijdden zich aan akkerbouw in de Departementen Montevideo, San José, Maldonado, en Colonia.
Ondanks dat, bezetten ze ook stedelijke arbeidsplaatsen, zoals de handel, en de kunstnijverheid, hoewel landbouw hun voornaamste activiteit was.
In een land waar de veehouderij-koorts alles in beslag nam, breidden de eilandbewoners de landbouw uit. Die invloed bereikte landbouwgebieden zoals Canalones, Colonia, San José en Soria, en tot op de dag vandaag blijft men de eerste bewoners van deze districten Canario’s noemen en voor de uitbreiding noemt men ze zo in het landbouwgebied in het Zuiden van het land, evenals de gehele plattelandsbevolking.
Granen vormden de meerderheid in hun kweken, waaraan de lanzaroteños en majoreros zich voornamelijk wijdden. Een dergelijke specialisatie vormde een gemeenschappelijke uitdrukking, Uruguayanen wisten niets van aanplanten, maar aten vlees en verhuurden hun land aan de eilandbewoners die begonnen om er, meer en meer, tarwe en maïs op te verbouwen.
Het dorsen gebeurde door middel van collectieve arbeidsovereenkomsten tussen buren, en zo werd een aangepast bedrijf geboren, voortgekomen uit collectieve solidariteit onder de boeren.
Die groeps--endogamie speelde niet alleen een belangrijke rol in de productie, maar ook
het huwen binnen de eigen stam.
Cándido Pérez (tweede van links ↑) neemt in april 2015 afscheid van de Canarische kolonies in Uruguay en Argentinië.
Ç
De samenlevingsrelaties tussen de Canario’s laten hun als zodanig voortbestaan, met het levend houden van de culturele en familiebanden na verloop van tijd in de plattelandsgebieden van het land.