Archeologie onthult op Fuerteventura
het eerste klooster van de Canarische eilanden, uit de 15e Eeuw
De archeologische werken in de ruïnes van het Franciscaanse klooster van San Buenaventura in Betancuria,
de oudste op de Canarische Eilanden,
onthullen hoe de muren van het klooster
en de façade in de 15e Eeuw waren.
BETANCURIA - De archeologische werken in de ruïnes van het Franciscaanse klooster van San Buenaventura in Betancuria, de oudste op de Canarische Eilanden, onthullen hoe de muren van het klooster en de façade in de 15e eeuw waren, waarin de Sevilliaanse monnik San Diego de Alca verbleef.
Het klooster van San Buenaventura was een van de eerste gebouwen gebouwd op de Canarische Eilanden na de komst van de Europese veroveraars aan het begin van de 15e Eeuw en werd bewoond door een kleine gemeenschap van franciscaanse monniken tot 1833, toen het uiteindelijk een ruïne werd die slechts overbleef, staande bij de kloosterkerk.
Nu is het Directoraat-Generaal van Cultureel Erfgoed van de Canarische Regering begonnen met het ontdekken van wat het eerste klooster van de eilanden was, waarvan de stichting werd gepromoot door Franciscaanse monniken uit Castilië onder toezicht van paus Benedictus XIII rond 1416, ooit de verovering van Fuerteventura door toedoen van de Normandische ridders.
De directeur van Tibicena, Marcos Moreno, het bedrijf dat verantwoordelijk is voor de archeologische ingreep, legt uit dat de werken in deze tijd zijn gericht op het vinden van de architecturale sporen van het klooster en zien, “ wat men kan weten over het leven van deze monniken uit de 15de Eeuw tot de 18de Eeuw, die de nuttige levensduur van deze ruimte duurde."
De archeoloog zegt, “dat de werken een eerste benadering toelaten van de oorspronkelijke uitbreiding van de klooster-ruimte, de stratigrafische (aardlaag) volgorde definieert in verschillende aandachtspunten van het gebouw, betrouwbare chronologieën vaststelt door radiokoolstof datering, en de oude volgorde bepalen van, tenminste, enkele delen van het werk.”.
Marcos Moreno heeft de ontdekking van verschillende muren van het klooster gedaan, inclusief de interieurs die - mogelijk – tot het klooster behoorden, ook scheidingsmuren en interne steunmuren, sommigen met witgekalkte overblijfselen.
De archeoloog heeft opgemerkt dat de tussenkomst van rechter Roldán Verdejo in 1965, "de verdwijning van de overblijfselen die toen bestonden aan de oppervlakte, verlamde, maar niet samenvalt met wat er aan het licht komt in deze archeologische interventie," en voegde eraan toe, “ het lijkt erop dat er veel meer archeologische overblijfselen kunnen zijn dan die welke tot nu toe bekend zijn."
Tot nu toe verscheen de voorgevel - die zou worden bevestigd aan de kerk van het klooster, en binnenmuren waarop enkele pilaren zouden worden ondersteund - volgens de specialist in archeologie in de armoede van materialen "en maakt het mogelijk sommige delen in de 15de · Eeuw, en anderen te dateren van een dubbel moment dat van de 17de Eeuw zou kunnen zijn, het moment waarop een tweede werk werd gemaakt."
“De studies, de documentatie, en de werken die tot nu toe zijn uitgevoerd, stellen ons in staat een ruimte in te beelden die zou worden bereikt door een poort met een belfort die zou leiden naar een grote gang met een andere samengaande veranda en een binnenplaats die zou worden begrensd door gebouwen op twee hoogten, mogelijk met een balkon en pilaren. En wat er is verschenen aan de muren waar deze pilaren worden ondersteund," verduidelijkt Moreno.
De archeologische werken, die in september 2017 begonnen en die duren tot december 2018, brengen overblijfselen van tegels aan het licht, huiskeramiek gedateerd tussen de 15de tot 17de Eeuw, enkele Sevilliaanse facturen, vijftiende-eeuws majolica keramiek, lebrillos, Ze werden gebruikt om brood te maken, maar ook zijn er metalen, menselijke resten, en sommige tanden.
Tien buitengewone schilderingen
die de antieke Canarios gebruikten
Ze vertegenwoordigden een pre-Spaanse sociale communicatie-code. Het zijn er enkele die men kan vinden in het Museo Canario in de hoofdstad van Gran Canaria
CANARISCHE EILANDEN - zaterdag 3 november 2018 - De antieke Canario’s gebruikten een soort van geschreven taal gebaseerd op symbolen die alleen zij begrepen en waarvan de betekenis verloren ging, toen hun samenlevingen uitstierven, volgens de laatste studies rond hun zogenoemde ‘pintaderas’.
Geproduceerd in gebakken klei, met een schijnbare vorm van zeehonden, en aanwezig op locaties over het hele eiland, met antiquiteiten uit de eerste tot de zeventiende Eeuw, presenteren pintaderas een beperkt aantal tekeningen die herhaald worden op verschillende breedtegraden, wat in tegenspraak is met het traditionele idee dat het familiewapens waren, volgens recent onderzoek van het Museo Canario.
Cultuur
De pintaderas zijn authentieke symbolen van de pre-Spaanse cultuur. Alleen gelegen op de plaatsen van Gran Canaria, behalve enkele uitzonderingen, zijn ze uiteindelijk geadopteerd als de identiteit van de hele Archipel. Het Museo Canario in de hoofdstad Las Palmas, herbergt de grootste verzameling met 214 van deze unieke zegels.
Stukken
Deze stukken zijn gemaakt uir klei, hout, of steen, met een aanzien versierd met verschillende motieven en ontwerpen in reliëf. In totaal zijn er een tiental verschillende vormen van de cirkelvormige, elliptische, driehoekige, vierkante, of rechthoekige, waarbij de laatste het meest wordt gebruikt. Hun afmetingen variëren tussen 19 x 22 mm. en 41 x 98 mm. Aan de achterkant wordt een handvat-achtig aanhangsel en soms een gat weergegeven.
Klei of hout
De productie van pintaderas was in handen van mensen die kennis ontwikkelden voor de uitwerking ervan. In dit verband verwijzen de etnisch historische bronnen naar het bestaan van vrouwen die gespecialiseerd zijn in het werk van klei om houders te verkrijgen. De decoratieve motieven van de pintaderas vertonen overeenkomsten met de geometrische ontwerpen van de keramiek, vooral die bedoeld voor onderhoud.
De geometrie
Sinds de eerste ontvangst van deze stukken sinds 1879, met de oprichting van het Museo Canario zijn veel van deze verschijnselen tot nu toe ontdekt op meerdere pre-Spaanse locaties, waaronder die van het Parque Arqueológico de la Cueva Pintada (Archeologisch Park van de Beschilderde Grot) in Gáldar en andere collecties.
Functies
De specialisten Carmen Cruz, Teresa Delgado, en Javier Velazco, maakten een gedetailleerde technische analyse van deze decoratieve afdruksels van het Canarische inheemse, met belangrijke gegevens om het debat over de functionaliteit van deze stukken aan te pakken, die aanvankelijk werden geïnterpreteerd als elementen van lichaamsversiering, of amuletten, tekenen van eigendom, of dat van klassieke merken die een hiërarchische en gelaagde samenleving aangeven.
17 schilderingen
Dankzij deze studie, genaamd ‘Pintaderas del Museo Canario’ werd vastgesteld, dat in bijna de helft van zijn zegels de precieze locatie onbekend is voor wat ze identificeren op Gran Canaria, terwijl de 117 gelegen zijn verspreid gevonden in 12 gemeenten, zijnde de belangrijkste locaties La Aldea en Agüimes en, in mindere mate, Gáldar en Telde. Deze vier locaties waren prominente nederzettingen uit het pre-Spaanse.
Afmetingen en toppen
De pintaderas verschijnen bovendien, vertegenwoordigd door al het insulaire merk, dat zich bevindt in nederzettingen naast de kust, in de binnenlanden, of op de top. Geïdentificeerd van Noord naar Zuid, van Oost naar West en in geen geval geassocieerd met een bepaald type constructieve ondersteuning: Natuurlijke grotten, kunstmatige grotten, en oppervlaktebouw.
Inheemsen
Een uiterst belangrijk aspect van dit onderzoek naar de stempels van de Canarische inwoners is dat ze worden gevonden in de binnenlandse ruimtes van de opslagruimten, die samen met hun aanwezigheid op het hele grondgebied van het eiland en zeer vergelijkbare ontwerpen, wijzen op deze culturele manifestaties waarschijnlijk identificerend een etnische eenvormigheid, niet zo veel van identiteit ‘tegenover anderen’, maar van zelf erkenning.
Code
De pintaderas zouden dus deel uitmaken van een systeem van vertegenwoortdiging van een code met een bepaalde waarde, gegeven de compositorische herhaling ervan. De bronnen wijzen al op de gelijkenis tussen de motieven die in de pintaderas worden weergegeven en de tekens die sommige Canario’s zouden dragen in hun tarjas (wapenschilden), keramiek, of de verschillen in de kleding, of de manier om het haar te dragen; of de baard was nobel, of boosaardig.
Uitzonderlijk
De representaties van deze code van sociale communicatie zijn herkenbaar in andere materialen, dus het lijdt geen twijfel dat pintaderas speciaal voor dat doel gemaakte objecten waren. “Juist in dit feit ligt de uitzonderlijkheid en de beste getuigenis van het belang dat zij zouden hebben in het formuleren van berichten, in de dagelijkse overdracht van informatie. Kortom, bij het creëren van sociale identiteiten die kunnen variëren van individu tot collectief,” stellen Carmen Cruz, Teresa Delgado, en Javier Velazco.
Dankzij deze studie, genaamd ‘Pintaderas del Museo Canario’ is vastgesteld dat in bijna de helft van de zegels de precieze locatie onbekend is voor wat ze identificeren op Gran Canaria, terwijl de 117 verspreid zijn gevonden in 12 gemeenten, zijnde de belangrijkste plaatsen La Aldea en Agüímes en, in mindere mate, Gáldar en Telde. Deze vier locaties waren prominente nederzettingen uit de pre-Spaanse tijd..
De verbazingwekkende nieuwe archeologische vindplaats van de Canarische Eilanden
Het bewijs van de kennis van de oude Canarische eilanden in het omgaan met verf op weekschelpen is ontdekt in de Cueva Pintada (Beschilderde Grot) van Gran Canaria.
Het zou dezelfde precisie vereisen als wanneer een arts een scalpel gebruikt.
Sommige burgaos aangetroffen in de Cueva Pintada onthullen een ongepubliceerde aboriginal (inheemse) esthetiek.
De recente opgraving brengt stukken aan het licht die een ambachtelijk werk onthullen van een subtiliteit die nog nooit eerder is gezien
GÁLDAR - vrijdag 28 september 2018 - Het Cabildo (Eilandbestuur) van Gran Canaria heeft op donderdag 27 september 2018 de ontdekking meegedeeld in de recente archeologische opgraving uitgevoerd in de Cueva Pintada van Gáldar, van het bestaan van acht burgaos met echt unieke kenmerken.
Deze voorbeelden belichten een soort van stukken die een esthetische opvatting onthullen welke verder gaat dan wat bekend is in de mundo prehispánico insular (pre-Spaanse eilandwereld) en die opvalt door de betrokkenheid van een ambachtelijk werk van ongekende subtiliteit.
Het gaat erom, dat de decoratie van deze burgaos een technische vaardigheid vereist die een deel van het oppervlak ervan afdekt om het paarlemoer te tonen, waardoor een delicate esthetiek wordt onthuld die als filigraan kan worden gekwalificeerd.
De president van Gran Canaria, Antonio Morales (Nueva Canarias - NC), heeft erop gewezen dat er zoveel precisie vereist is, dat de deskundigen die in het heden de taak hebben aangepakt om de techniek te imiteren die door de voorouders van het eiland is gebruikt, dit alleen hebben bereikt met de hulp van een scalpel.
Deze versiering onderscheidt duidelijk deze burgaos van die welke in dit centrum van het Cabildo (Eilandbestuur) zijn gevonden in eerdere campagnes, gekenmerkt door insnijdingen die lineaire en geometrische patronen volgen op het oppervlak van de laatste bocht, of bocht die gevarieerde composities vertonen, sommige zeer eenvoudig en andere van grotere ingewikkeldheid.
In deze acht stukken vereist de gemaakte decoratie grote precisie om de oppervlakkige lagen van het weekdier te verwijderen om de parelmoer zichtbaar te laten op het grootste deel van de schaal.
Terwijl het oppervlak wordt bewerkt, blijft ook een lijn van die buitenlaag over, die door de hechting tussen twee omwentelingen, of bochten loopt, waardoor de indruk ontstaat van een klein snoer dat op subtiele wijze door het stuk loopt.
Het meest opvallende exemplaar is zonder twijfel een kegelvorm, van hardheid en aanzienlijke afmetingen, die op een gewetensvolle manier is bewerkt en een intense glans heeft. De dag na de schokkende ontdekking werd een bijna ‘tweeling-’exemplaar teruggevonden, kleiner in omvang maar met dezelfde uitvoering. Hetzelfde ontwerp, dezelfde factuur die, naar alle waarschijnlijkheid, dezelfde ambachtelijke hand laat zien.
Morales wijst samen met de minister van Cultuur, Carlos Ruiz, erop, dat deze ontdekkingen het belang van de pre-Spaanse nalatenschap bevestigen en helpen om de sociale dynamiek te begrijpen die plaatsvond in het oude centrum van Agáldar. Het laat in deze lijn de noodzaak zien om onderzoek te blijven ondersteunen om de kennis en verspreiding van deze wetenschap onder burgers te verdiepen.
Wat betreft het volledige dossier van het herstelde materiaal, komen ze neer op 187 nieuwe bevindingen ingedeeld naar het type materiaal: Keramiek (voornamelijk pre-Spaans, hoewel er ook fragmenten van koloniaal keramiek zijn) en waaronder een driehoekige pijlstaart opvalt, evenals overblijfselen van de terrestrische fauna, marine, en malacofauna, naast verschillende elementen van de lithische industrie (gebeeldhouwd en gepolijst) en sommige metalen elementen, dus cultuur waarin men werkt met stenen werktuigen, Lithos = steen, Lithicum = stenen tijdperk, Primaat = hoogontwikkeld.
De archeologische opgravingscampagne van 2018 in het Archeologisch Museum en Museum Cueva Pintada in Gáldar is uitgevoerd in structuur 61 en heeft continuïteit gegeven aan het werk dat is uitgevoerd tijdens de campagnes die sinds 2013 zijn ondernomen op deze archeologische locatie.
Het veldwerk is uitgevoerd van 16 tot 28 juli 2018, waaraan men de eerste twee weken van augustus moet toevoegen, uitsluitend gewijd aan de studie en verwerking van teruggewonnen materiaal, waaraan een tiental studenten van zes Spaanse Universiteiten hebben deelgenomen, waaronder die van de twee Canarische eilanden.
Tot het einde van deze campagne was de relatie tussen de twee hoofdruimten van structuur 61 onbekend. Een van de vruchten van het werk van 2018 was juist de bevestiging dat ze verbonden gebieden waren, wat het mogelijk maakte om de totale ruimte af te bakenen die bewaard is gebleven van deze structuur.
In de lijn van het voeden van de publieke dimensie en het op een beslissende manier omverwerpen in het burgerschap, zullen de gegevens van deze recente campagne ook worden opgenomen in het Archeologisch- en Erfgoed Informatiesysteem, dat het Museum en Archeologisch Park zal voorzien van een compleet documentair systeem en, bovendien, van een internetpagina, waar de wetenschappelijke gemeenschap en de bevolking als geheel toegang toe hebben.
Aangetroffen een deel van een Inheemse muur
op de vindplaats van La Fortaleza
De archeologen ontdekken in Santa Lucía de Tirajana
een blok basalt met opnames en lijn-tekens later werd gebruikt voor de bouw van een huis in de pre-Spaanse tijd
SANTA LUCÍA DE TIRAJANA - donderdag 6 september 2018 - Een nieuwe vondst op de locatie van La Fortaleza, in de gemeente Santa Lucía de Tirajana, markeert een voor en na over de aboriginals (inheemsen). In het twee jaar durende archeologische onderzoek, dat dit jaar eindigde, ontdekten de specialisten een blok basalt met een zijde volledig bedekt met gravering. De vondst was in de ineenstorting van een van de muren van de zogenoemde zeven-structuur ,of huis van Rosa Schlueter (ter nagedachtenis aan de eerste opgraving).
De beroepskrachten beweren dat deze steen deel uitmaakte van een inheemse muurschildering, die later werd vernietigd omdat die niet het belang had dat eraan was gegeven. Met deze stenen werd het gebouwd en het maakte deel uit van een inheems huis, voordat de Conquista (Spaanse verovering) eindigde.
Deze opgraving werd geprogrammeerd en gefinancierd door het Cabildo (Eilandbestuur) van Gran Canaria. Na de resultaten, "hopen we dat het Cabildo zal blijven gokken op nieuwe campagnes vanwege het grote belang dat het heeft," heeft Marco Moreno, archeoloog, mededirecteur van de opgravingen en leider van het Interpretatiecentrum van La Fortaleza, gezegd. Deze opgraving wordt gevormd door drie rotsen: La Fortaleza Grande, La Fortaleza Chica en Titana.
Dit gevonden blok basalt is 52 centimeter lang, 31,5 cm breed, en 15 cm dik. Er zijn extracties en retoucheren op bijna alle vlakken, het resultaat van het voorbewerken waaraan het werd onderworpen, het werd als een constructief materiaal gebruikt.De gravures bevinden zich aan een van de zijkanten, waar de cortex wordt bewaard. Deze beslaan een gebied met een lengte van 32 cm en een breedte die varieert tussen 1,5 cm en 9,5 cm. De gebruikte techniek was de incisie, maar twee typen worden onderscheiden naargelang de mate van inval op het oppervlak van de rots.
De overheersende incisie is het dikke en diepe product van herhaalde wrijving. Er worden fijne en oppervlakkige inkervingen waargenomen die op een toevallige manier konden worden gegenereerd terwijl degenen met een grotere diepgang werden uitgevoerd, of ze werden eenvoudig op deze manier getekend zonder naar een grotere bekendheid te zoeken.
Het betreft lineaire geometrie, waarbij de meerderheid bestaat uit lange en diepe verticale incisies, die stipt worden gekruist door ten minste twee horizontale lijnen. De meeste verticale assen tonen de afgeknotte bovenkant, omdat het blok al rotsgravures bevatte toen het in de pre-Spaanse tijden werd geretoucheerd.
Deze gravures of inkervingen in dit basaltblok zijn gemaakt met een metalen voorwerp. Als deze veronderstelling wordt bevestigd, zal dit feit een belangrijke verschuiving veroorzaken on de interpretaties die werden gemaakt met betrekking tot andere muurschilderingen en opnames, die ook met iets ijzer achtigs waren gemaakt, en die na de verovering werden beschouwd te zijn gemaakt maar die waarschijnlijk eerder waren.
De afgebeelde motieven worden ingekaderd binnen de groep van lineaire geometrieën, waarbij de meerderheid bestaat uit lange en diepe verticale incisies, die stipt worden gekruist door ten minste twee horizontale lijnen. De meeste verticale assen tonen een afgeknotte bovenkant, omdat het blok al rots-gravures bevatte toen het in de pre-Spaanse tijden werd bewerkt.
Waarschijnlijk is de rots hergebruikt met dit soort rotstekeningen, of is deze gehaald uit een steengroeve waar dit soort voorstellingen al bestonden. Het doel van dit type gravures kon niet met zekerheid worden vastgesteld, maar historische bronnen beschrijven gebruik geassocieerd met collectief geheugen, en registratiemarkeringen zoals de berekening van tijd.
Na de bevinding werd benadrukt dat het de eerste keer is dat een gravure op een drager (steen) van dat type binnen een behuizingsstructuur als onderdeel van de muur verschijnt. Wat deze bevinding kwalificeert als uitzonderlijk.
Ook vermoeden archeologen dat deze steen ‘verscheurd’ is van een grotere steun. Dit betekent dat de motieven die in de steen werden gemaakt niet langer 'belangrijk' waren; dat is de reden waarom ze geloven dat het kan worden gekoppeld aan wat de etno-historische bronnen van de kalender en de kenmerken van de tijd zeggen. Een deel van de structuur (men wacht op nieuwe radiokoolstof-gegevens) was in gebruik tussen de 13de en 14de Eeuw. Men kan dus zeggen dat deze gravures op dat moment de oorspronkelijke betekenis en het belang ervan verloren gingen en als constructief materiaal werden hergebruikt.
Uiteindelijk zijn er veel gravures met dezelfde techniek op het eiland gemaakt, die werden onderzocht omdat ze werden verondersteld te zijn gemaakt met scherpe voorwerpen, dus feiten na de conquista (verovering). Deze ontdekking toont aan, dat ze in staat waren om dit te doen met de middelen die op dat moment beschikbaar waren.
De antieke Canario’s geloofden er heilig in biseksueel te zijn
EILANDEN - vrijdag 15 juni 2018 - Een studie betoogt, dat het van cruciaal belang was. De antieke Canario’s geloofden er heilig in biseksueel te zijn om een economisch evenwicht te creëren. Dit pre-Spaanse concept was onderdeel van een complexe wereld van overtuigingen en riten die geassocieerd kunnen worden met ‘vruchtbaarheids-cultussen’
De antieke eilandbewoners zouden de cultus van biseksuele relaties gebruiken als een instrument om hun rituelen te kanaliseren om goede landbouw te eisen en menselijke relaties te markeren bij het vestigen van hiërarchieën van genderkracht, of "matrilineaire overdracht (via de moederlijn) van macht."
De archeologen Julio Cuenca en José de León, wijzen erop in hun studie: ‘Een biseksuele sculptuur van La Aldea, Gran Canaria’, gepubliceerd door het Museo Canario, dat de groepering van archeologische overblijfselen verspreid over het eiland, het mogelijk heeft gemaakt om kennis over de seksuele cultuur van de antieke Canario’s te bevorderen.
Deze prestigieuze deskundigen zijn degenen die erop wijzen, dat er in het Monumento de Risco Caído, dat de UNESCO onderzoekt om het tot Werelderfgoed van de Mensheid te verklaren, tekeningen zijn waarin seksualiteit wordt aanbeden.
Het rapport van Cuenca en De León maakt deel uit van de archieven van het Museo Canario. Het document wijst erop, “dat de bevinding een definitief bewijs is van het bestaan van primitieve culten die verwant zijn aan androgyne, of biseksuele wezens; omdat het biseksuele beeldje van La Aldea een duidelijk voorbeeld zou kunnen zijn van een vermeend ritueel in de vraag naar verhoogde vruchtbaarheid; die zou worden versterkt wanneer de twee geslachtsorganen worden gecombineerd ".
‘Tweeslachtig’
En het is dat het standbeeld dat zou verraden, dat aanbidding van de antieke Canario’s om de seksuele relaties ‘androgyne’ (‘tweeslachtig’) te mythologiseren werd ontdekt toen een reeks sculpturen van bepaalde collecties werd geïnventariseerd, "waarvan we vage verwijzingen hadden door sommige publicaties en mondelinge rapporten.”
In de tekst van het onderzoek, geven Cuenca en De Leon aan,"dat we gelukkig vier nieuwe keramische sculpturen vonden die in het bezit waren van individuen, die een aantal jaren geleden bij toeval ontdekt waren, maar die echter nog onbekend waren voor de wetenschap,” zeggen de auteurs van het onderzoek.
De seksuele betekenis van de inheemse Canario’s stopt niet, met het genereren van verrassingen voor de onderzoekers De ‘biseksuele ’ sculptuur, die wordt gedefinieerd door archeologen, werd ontdekt op het landgoed Tirma door de boswachter daarvan, die deze belangrijke bevindingen liet zien ter gelegenheid van een archeologisch onderzoek. Tirma maakt deel uit van de omgeving waar het bestaan van archeologische overblijfselen heilig is voor de antieke Canario’s.
De beelden zijn in het bezit van het Museo Canario omdat ze zijn afgestaan. Een vierde sculptuur werd gevonden door Francisco Ossoio Acevedo op een strand in La Aldea . Het nieuws over het bestaan, volgens de inhoud van het onderzoek, werd gegeven door Dr. Martín de Guzmán, die getuige was van de toevallige ontdekking. Ossorio zou een familielid van Martín de Guzmán zijn.
‘Stijve penis’
"We namen contact op met de heer Ossorio Acevedo, die, na het luisteren naar onze rechtvaardige verzoeken, het beeld aan het Museo Canario gaf," zeiden de geleerden, ambtenaren van de Servicio de Patrimonio Histórico (Historische Erfgoeddienst) van het Cabildo (Eilandbestuur) van Gran Canaria. “Het gevonden stuk is ‘uitzonderlijk’ van alle bekende, voornamelijk vanwege zijn biseksuele aard."
Het beeldje, bestudeerd door Cuenca en De León is van klei, met een hoogte van 5,5 centimeter op de hoofdas en twee centimeters op de secundaire as, met een gewicht van 37 gram.
En de deskundigen zeggen: “Nagenoeg ontbreekt het geheel aan het bovenste deel dat overeenkomt met het hoofd en de bovenste extremiteiten, hoewel dr ook een deel van de romp behoudt, evenals de onderste rechter uiterste en het begin van het linker uiterste, daaronder valt op wat wij interpreteren als een stijve penis, overdreven weergegeven in verhouding tot de ledematen."
De onderzoekers wijzen erop,” dat dit beeldje moet worden geassocieerd" met een archeologische context gevormd door droge stenen tumuli en bewonings-structuren, met name de grote stad Los Caserones, die zich uitstrekte langs de rechter-rand van de monding van de barranco van La Aldea, op Gran Canaria.” Het standbeeld bestudeerd door Cuenca en De León presenteert, “een zittende houding met een zekere achterwaartse neiging."
‘Dierlijke eigenschappen’
In beschrijving merken de auteurs op,” dat ,de onderste ledematen en de penis zijn versierd met insnijdingen die zijn opgevuld met witte verf" en voegen daaraan toe,” dat de torso daarentegen een meer karakteristieke decoratie heeft in dit soort beeldjes, gebaseerd op een bad van rode oker, hoewel met grotere intensiteit in de binnenruimte van de gelijkzijdige driehoek.”
De archeologen zeggen, “dat het beeldhouwwerk een vreemd wezen vertegenwoordigt, met meer dierlijke dan menselijke trekken, vooral in verhouding tot het lagere deel, met robuuste en gebogen ledematen, bedekt met haar, eindigend in wat een klauw lijkt te vertegenwoordigen.Het zou een fantastisch wezen kunnen zijn, half mens, half dier."
Deze conclusie wordt bereikt door beeldjes in gebakken klei, “van soortgelijke kenmerken die zijn ontdekt in de archeologische vindplaatsen van Tara, El Pajar, en Caserones, op Gran Canaria,”
Een van de aan het Museo Canario ter beschikking gestelde beeldjes.
Interpretatie
De geleerden wijzen erop, “dat wat deze sculptuur werkelijk een uitzonderlijk karakter geeft, het feit is van het duidelijk markeren van beide geslachten, omdat het mannelijk geslachtsorgaan enigszins overdreven is weergegeven, uitstekend tussen de onderste extremiteiten en het vrouwelijke orgaan , dat schematisch wordt weergegeven door middel van insnijdingen die een gelijkzijdige, driehoekige figuur vormen aan de basis van het beeldhouwwerk.”
“Daarom is het dus de figuratie van een biseksueel, of hermafrodiet wezen, waarvan we precedenten hadden in de reeks sculpturen die zich momenteel op Gran Canaria bevinden".
In dit verband moet worden opgemerkt,” dat sculpturen, of beeldjes in klei met een uitdrukkelijke aanduiding van hun seksuele eigenschappen: borsten, pubis - in sommige gevallen de penis - zonder de a eksuele representaties te vergeten, zijn ontdekt op verschillende delen van het eiland.”
Het zou deel uitmaken van de complexe wereld van overtuigingen en riten die geassocieerd zouden kunnen worden met vruchtbaarheidsculten.
Zo wordt er dus aan herinnerd, dat in de collectie klei beeldhouwwerken die bewaard zijn in het Museo Canario, er een klein beeldje is van slechts 2,8 centimeter hoog, "met een dierlijk uiterlijk, dat de bijzonderheid heeft aan de basis vier incisies te een gelijkzijdige driehoek vormen, "waarin de bovenste hoekpunt een opening is gemaakt. We interpreteren dit ingesneden motief als een vulva (het uitwendige deel van het vrouwelijke geslachtsorgaan), of schematische seksuele driehoek.”
«Dit beeldhouwwerk uit La Aldea voegt nieuwe onbekenden toe; compliceert of verrijkt, deze complexe wereld nog meer, verwijzend naar de seksuele symboliek van de Canarische inboorling,” zeggen Cuenca en De León, die aangeven , “dat de antropomorfe gesekste samenstellingen die in detail hun maximale exponenten hebben, de afzettingen van Balos en Majada Alta beschrijven, de eerste ,waarnaar wordt verwezen in buitenafdrukken, en de tweede, naar schilderijen in een natuurlijke grot.”
Exponenten
En het is dat de driehoekige gelijkzijdige vormen, geïnterpreteerd als vulva's, gelokaliseerd, naast andere afzettingen van Gran Canaria, bestaan in Cuevas del Caballero, Cueva de Los Candiles, en Cueva de Silva. Er is iets opvallends aan deze zaak in een kunstmatige grot van de Berber-bevolking, "gravures die nauw kunnen worden gerelateerd aan voorstellingen van koepels." zo zijn zij het daartover eens.
"Wij geloven dat al deze culturele elementen zijn : geregistreerde vulva's die geïsoleerd lijken of in groepen binnen bepaalde grotten, koepels en vrouwelijke antropomorfe beeldjes met duidelijke tekens van de seksuele driehoek, borsten, enz. en een duidelijke relatie met elkaar hebben en waarvan van abstractie een complexe wereld presenteert van overtuigingen en rituelen die meestal geassocieerd kunnen worden met cultussen van vruchtbaarheid, controle-behoeften en controle over economische hulpbronnen en de natuurlijke omgeving waarvan dergelijke bronnen afhankelijk zijn," concluderen ze.
Over de rol van vrouwen in dit proces benadrukken de historici, "niet alleen voor hun magische religieuze waarde in de Inheemse samenleving, maar voor hun overeenkomstige sociale, economische, en zelfs politieke, rol in een cultuur die lijkt te wijzen op een matrilineaire overdracht.van macht. Wij geloven dat het symbool een reproductieve rol speelt die is gekoppeld aan de basisbehoeften van de infrastructuur van de Inheemse samenleving."
De zwaarste strijd die de Canarische eilanden hebben meegemaakt
Een van de wreedste veldslagen tussen Castillianen en inboorlingen in de verovering van Gran Canaria
De historische groep van de oude eilandbewoners kiest ervoor om op de Patrimonio Mundial de la Humanidad (Werelderfgoedlijst) van de UNESCO te staan
GRAN CANARIA - dinsdag 8 mei 2018 De roque sagrada (heilige rots) van de oude Canario’s was het toneel van een strijd zoals van een hoofdstuk van ‘Games of Thrones’.
Het machtige leger van de Kroon van Castilië doet er vijf jaar over zonder het eiland over te nemen en besluit de inboorlingen te onderwerpen aan overgave, of de dood.
Men heeft het grootste succes behaald met de overlevering van de eilandkoning, Thenesor Semidán. Naar het Spaanse Hof gestuurd, waar hij de gedoopt wordt als Fernando Guanarteme onder het beschermheerschap van Fernando el Católico, keert hij terug naar zijn eiland Canaria.
Na zijn gevangenneming zijn de eilandbewoners tegen de Castillianen in opstand gekomen vanwege hun gebrek aan beloften, het ergste van de acties voor de Canarische Eilanden, en ze gaan de bergen in. Gouverneur Pedro de Vera vraagt Guanarteme om te praten met zijn onderdanen die op het eiland zijn beschut in de montaña Roja (Rode Berg), vanwege de rode kleur van dit vulkanische gebergte. In het hooggebergte verzamelen zich gezinnen en vee.
De laatste dagen was de verovering van Gran Canaria een ramp in mensenlevens voor beide partijen
De roque del fraile (monnik rots) en de roque del nublo (wolkenrots).
Semidán beklimt de rots om zijn volk te adviseren op te houden, omdat hij de macht van Castilië heeft gezien. Hij is een van de eilandbewoners, en de erfgename is zijn nicht Arminda, evenals de faicán Tazarte en de jonge prins van Telde, Bentejuí, die volgens hun wetten hebben gezworen de dood te kiezen in plaats van zich over te geven.
Thenesor zegt helaas vaarwel voor de nederlaag waar zijn mensen op afstevenen. Voor het nageslacht is het antwoord dat de historicus Viera y Clavijo legt de mond van Bentejuí. "Toch is Canarias niet van de wereld verdwenen en hier heb je het op deze heuvels".
15 dagen beleg zonder genade
De Castiliaanse troepen komen aan op de Bentayga, in het centrum van de Tejeda nkrater. De voorhoede van de krijgers afkomstig van het Península (Schiereiland = het vasteland van Spanje) bestaat uit 300 manschappen afkomstig uit Vizcaya, gewapend met kruisbogen, zwaarden, speren, helmen, en metalen harnassen. De eilandbewoners schuilden in de imposante ommuurde rots met tal van grotwoningen, begraafplaatsen, en bronnen.
Gedurende 15 dagen belegeren de soldaten het fort zonder vooruit te komen. De inboorlingen gooien grote molenstenen die van bovenaf rollen, met een gekruiste stok die over de soldaten komt en acht doden maakt en nog veel meer verwondt. Maar volgens de kroniekschrijver en priester Marín de Cubas was het ergste, “dat de steilste klif kinderen in stukken verdeelde, waardoor ze stierven, wat veel afschuw onder de christenen veroorzaakte".
De geestelijkheid kon de verdediging van de oude Canario’s niet verhinderen door de militaire druk van Pedro de Vera.
Vanwege zoveel gevaar vraagt hun leider, Miguel de Mujica, om meer troepen en versterkt het squadron met meer woede en zien zich misleid omdat men de vorige nacht is gevlucht uit het Rode Fort waar wat ze een groot vreugdevuur hebben nagelaten als misleiding.
Bentaiga werd gevolgd door andere overwinningen zoals die van Tazarte en Ajodar tot de overgave van de laatste Canario’s in Ansite, maar dat zijn andere hoofdstukken van dit verhaal, met legendes zoals de Conquista de Canarias (Verovering van de Canarische Eilanden).
De Sierra del Bentayga (Bentayga-bergketen) is een van de belangrijkste archeologische vindplaatsen van Gran Canaria en registreert een grote verscheidenheid aan elementen uit de pre-Spaanse cultuur, waaronder de markering van zonnewendes, almogaren, tunnel en zijn unieke binnenmuur.
De grot is een ruimte met een hoge natuurlijke, geologische en landschappelijke waarde. Dit fort maakt deel uit van de kandidatuur voor Werelderfgoed van Risco Caído en de Montañas Sagradas (Heilige Bergen) van Gran Canaria. De Canarische Regering heeft onlangs haar veel bezochte voorlichtingscentrum gemoderniseerd met een zeer hoge waardering op toeristische internetpagina’s.
Verklaard tot
Bien de Interés Cultural
(Cultureel Erfgoed)
de ‘Lomo de las Camellitas’
(‘Heuvelrug van de Kameeltjes’)
in Veneguera
MOGÁN - dinsdag 24 april 2018 - Het archeologische gebied is geïntegreerd in een reeks archeologische manifestaties van uiterst verschillende aard die hun volle historische- en erfgoed-betekenis krijgen, als ze samen worden gewaardeerd.
Veneguera
De Canarische Regering heeft op maandag 23 april 2018, tot Bien de Interes Cultural (BIC) (Cultureel Erfgoed) in de categorie van archeologisch gebied verklaard, de 'Lomo de las Camellitas', gelegen in de gemeente Mogán.
Het gebied bevindt zich op de heuvelrug ofwel op de samenkomst genaamd Tablero del Pocito, waar verschillende manifestaties zich bevinden als een reeks van stenen torentjes, vergelijkbaar met die van Tauro Alto, Llanos de Gamona, of Castilletes de Tabaibales.
De minister van Hacienda (Financiën), Rosa Dávila, van de Canarische Regering, heeft tijdens de persconferentie na de Ministerraad verklaard, dat het archeologische gebied bestaat uit een geheel van archeologische manifestaties van zeer verschillende aard in hun volle historie.
“Hieraan worden verschillende etnografische elementen toegevoegd die de continuïteit van het menselijk gebruik van deze ruimte markeren en die een speciale interesse wekken, rekening houdend met de progressieve ingreep in dit deel van het eiland van het nieuwe economische, politieke en sociale model dat is ontstaan als resultaat van de Castiliaanse verovering van Gran Canaria, “ zo heeft Rosa Dávila toegevoegd.
Aan de aangegeven elementen worden twee andere archeologische ruimtes toegevoegd die zich in het midden van het archeologische gebied bevinden.
De eerste is samengesteld uit een structuur met een cirkelvormige neiging tot zeer beschadigde steen met de aanwezigheid van archeologisch materiaal op het oppervlak, en daarnaast herkende tekens van een andere constructie die behoorlijk is gewijzigd.
De tweede van deze plaatsen is een natuurlijke grot met de aanwezigheid van pre-Spaanse kadaster-materiaal aan de oppervlakte, zoals keramiek, malacologische (schelpen) fauna, en kleine obsidiaan spaanders.
De criteria die worden gebruikt voor de afbakening van het archeologische gebied van ‘Lomo de Las Camellitas,’ gehoorzamen zowel de noodzaak om de locatie van huidige erfgoed-manifestaties binnen een eenvormige ruimte op te nemen, en de ruimte te integreren, als het gaat om het gebied bij de uitleg te betrekken en als begrip van deze erfgoederen.
De oudste inheemse graanschuur
SANTA LUCÍA DE TIRAJANA - zondag 11 februari 2018 - De graanschuur van de archeologische vindplaats La Fortaleza is, tot op heden, de oudste van de Canarische Eilanden. Recente studies hebben vastgesteld, dat het gebruik ervan dateert uit de zesde eeuw na Christus.
Het resultaat van deze studie, uitgevoerd door een groep van de Universiteit van Las Palmas de Gran Canaria (ULPGC) - onder leiding van Jacob Morales en Amelia Rodríguez - in samenwerking met het bedrijf Tibicena, verandert de schuur van de archeologische vindplaats in Santa Lucía de Tirajana tot de oudste van niet alleen Gran Canaria, maar van de Canarische Eilanden, van bijna 1.400 jaar oud.
Her archeologisch botanische onderzoek De arqueo botánico degranó ontsluit enkele van de sleutels over de opslag van voedsel in de prehistorie van Gran Canaria en de analyse van de bijdrage van de schuur van La Fortaleza, zoals die op vrijdag 9 februari 2018 bekend is gemaakt in het kader van het forum georganiseerd door het Gemeentebestuur van Santa Lucia de Tirajana in het Interpretatiecentrum La Fortaleza (beheerd door Tibicena) met medewerking van het La Zafra-Museum, de Canarische Regering, en de ULPGC.
La Fortaleza.
Met de studiewerkzaamheden- gefinancierd door het Ministerie van Economie, Industrie en Concurrentievermogen- is men erin geslaagd, om de aanwezigheid te bepalen van plantaardig voedsel zoals gerst, tarwe, vijgen, linzen, bonen en mocanes (Visnea mocanera- Pentaphylacaceae) die de basis vormden van het inheemse plantaardige dieet.
Visnea mocanera, inheems op Canarias en Madeira
Ze zijn gedateerd met behulp van de koolstof 14-techniek in het Beta Analytics-laboratorium in de Verenigde Staten, die gegevens laten zien tussen de zesde en vijftiende eeuw na Christus.
Marco Moreno - mededirecteur archeoloog van Tibicena - merkt op, dat de meeste silo's van de Canarische Eilanden tot dusver overeenkomen met de datering van de efde en twaalfde Eeuw, dus deze La Fortaleza is bijna vier eeuwen vóór een ander bekend, en versterkt zijn stelling dat de vindplaats eerder bewoond was en gebruikt werd.
El Burrero krijgt een onderwater-onderzoek om het wrak-archeologisch gebied af te bakenen
INGENIO - zondag 21 januari 2018 - Het Cabildo (Eilandbestuur) van Gran Canaria is begonnen met het onderwateronderzoek, van twee maanden, nabij het El Burrero,-strand in Ingenio, om de archeologische vindplaats af te bakenen waar de overblijfselen van een historische boot worden bewaard, op slechts dertig meter van de kust.
In een op vrijdag 19 januari 2018 uitgegeven communiqué benadrukt het Cabildo (Eilandbestuur) van Gran Canaria dat - sinds het schip is ontdekt in 1962 door de duiker Tomás Cruz - dit de vijfde keer zal zijn waarin specialisten afdalen tot vijf meter diepte-, waar de overblijfselen zijn, “van een waardevolle getuigenis van de zeegeschiedenis en het cultureel onderwatererfgoed van Gran Canaria."
Het El Burrero-strand, waar het onderwater-onderzoek zal worden uitgevoerd.
Dit is wat de archeologen van het Ministerie van Cultuur, Historisch Erfgoed en Musea overwegen; het Departement zal €18.000,= investeren in de verschillende taken die een groep van drie mensen zal uitvoeren, geleid door de Seviliaanse archeoloog, Josué Mata Mora, die gespecialiseerd is in onderwater-operaties.
Dit is om de oorsprong en de chronologische datum van de houten structuur van het schip onder de wateren van El Burrero te documenteren (in 2008 is de leeftijd ervan geschat tussen de zestiende en achttiende Eeuw), en vlaktemeting in detail te verhogen, en algemene landkundige verspreiding te peilen van overblijfselen van archeologisch materiaa
Tenslotte wordt aan het voorstel - van afbakening van de archeologische locatie - de bewerking toegevoegd van het afdekken van de overblijfselen met zand, zodra de ingreep voor de bescherming ervan is voltooid.
Het Cabildo (Eilandbestuur) laat weten dat dit wrak is opgenomen in de archeologische grafiek van Ingenio met registratienummer 11.032 en dat het de eerste onderwaterlocatie is met een overheidsvergunning die op Gran Canaria is opgegraven.
Volgens specialisten, heeft het unieke kenmerken op de Archipel, daar het momenteel het enige gedocumenteerde wrak van de moderne tijd is met overblijfselen van houten structuur; een feit, dat het uitzonderlijke kenmerken verleent voor zowel de studie van de scheepsgeschiedenis tijdens het oude regime, als wat betreft de verspreiding van aspecten die verband houden met deze activiteit, van handel, oud vervoer, en cultureel onder water-erfgoed.
Na een halve eeuw na zijn ontdekking, en na vier archeologische ingrepen in 1962, 1968, 1994 en 2008, dringt de Cabildo opnieuw aan op de overblijfselen van het onder water liggende schip bij El Burrero, een van de meest interessante onderwater-archeologische vindplaatsen op Gran Canaria.
Castillo de la Fortaleza El Hao.
Tot op heden zijn er een grote hoeveelheid materialen en keramische fragmenten uit het schip gehaald, waaronder zestien stukken zee-artillerie van verschillende kalibers opvallen, waarvan er vijftien in een hoge staat van verslechtering verkeren vanwege het gebrek aan conserveringsbehandelingen die ze ontvangen in het private museum Castillo de la Fortaleza El Hao, in Santa Lucía de Tirajana, waar ze worden tentoongesteld.
In de onderzoeken die in 2008 zijn uitgevoerd, is het bestaan van gestructureerde houtsoorten bewezen van de instandhouding van ten minste een deel van dit schip, dat ongeveer 7 meter lang en bijna 2 meter breed is en gericht in de richting van wat onder water lijkt op opgerichte kanonnen die klaar lijken te zijn om te vuren.
In principe, en volgens de grafische documentatie, kunnen sommige van deze houtsoorten overeenkomen met die welke de lengteas van het schip markeren, hoewel men zal moeten wachten op het realiseren van deze nieuwe studie, die relevante gegevens over de uiteindelijke afmetingen van het schip kan opleveren.
Van de 132 nieuwe enclaves die het Cabildo (Eilandbestuur) heeft opgenomen op het Archeologische Kaart van het eiland, zijn er zestien onder water, iets meer dan 10 % van het totaal en die vertegenwoordigen een afgebakend gebied van 819 hectare.
Het Canarisch Instituut in Oostenrijk wijst op
het bestaan van 50 raadselachtige piramiden
op de eilanden
CANARISCHE EILANDEN - zaterdag 11 november 2017 - Het is 30 jaar geleden dat men een piramide op Tenerife heeft gerestaureerd. Op de eilanden heeft men amper een vinger uitgestoken naar deze vindplaatsen. Hier vijf gevallen die de aandacht van de geschiedkundigen opeisen.
In de afgelopen jaren zijn op de Canarische Eilanden nieuwe trapvormige piramides verschenen. Het bestaan ervan was bekende op Tenerife en op La Palma. Maar er zijn er nog eens zes ontdekt op Gran Canaria, en twee op Lanzarote.
Lanzarote.
Voor landbouwwerk van de moderne tijd, of als bouwwerken van de inheemsen? Er zouden 50 Canarische piramides zijn.
Dertig jaar zijn verstreken sinds het begin van het debat op de eilanden over de oorsprong van de piramides als gevolg van het herstel van de bestaande in Güímar op Tenerife, gekoppeld aan de Noorse rederij Fred. Olsen.
Santa Bárbara, Tenerife
Icod de los Vinos.
Als het om landbouwdoeleinden ging, wat zin hadden die piramides dan? " vraagt Hans-Joachim Ulbrich van het Canarisch Instituut in Oostenrijk, die eraan toevoegt: waarom zou een landbouwer zich zorgen moeten maken over artistieke kwesties als het zijn bedoeling is om teeltgebieden te krijgen en goede oogsten te hebben?
Güímar, Tenerife
Deskundigen zeggen dat hoewel de Canarische autoriteiten - politieke, academische en wetenschappelijke - sinds 1987 over deze stenen bouwwerken discussiëren, de piramides kwaliteit verliezen door plunderingen. Daarom eisen ze, " vruchteloze discussies, wilde speculaties, en niet-wetenschappelijke invloeden te verminderen, en de ontkenning van een waardevol verleden te beëindigen".
Guía, Gran Canaria
De restanten van een trapvormig, stenen bouwsel in La Montañeta, Noord Gran Canaria
"Men vraagt zich af waarom een Canarische landbouwer met enorme inspanningen een dergelijk complex combinatie moest maken met het stapelen van stenen op een gestructureerde manier", zegt Hans-Joachim Ulbrich van het Institutum Canarium. De piramide in Güímar, op Tenerife, is een product van de inspanningen van Thor Heyerdahl, de Noorse ontdekkingsreiziger en bioloog die verliefd is op de Canarische Eilanden.
Los Cancajos, La Palma
Een bouwwerk gericht naar zee.
Het Institutum Canarium in Wenen, voorgezeten door koningin Doña Sofía, verlangt dat men in Spanje stopt met het relativeren van deze kwestie van de Canarische Eilanden en dat degenen die bevoegdheden hebben, aan het werk gaan. Men vraagt minder intellectueel debat en meer actie.
Lanzarote
Op een niet nader aangeduide locatie op Lanzarote.
Sommige deskundigen wijzen erop dat dit het product zou kunnen zijn van de aanwezigheid van mensen die vanuit de Middellandse Zee naar de Canarische Eilanden kwamen, waar ze de trap vormige piramiden kenden. Er zijn geen opgravingen in de buurt van deze oppervlakten.
Op de Canarische Eilanden kunnen meer dan 50 gestapelde bouwsels in Gods handen achtergelaten zijn.
Het Cabildo verricht op La Fortaleza restauratie- en archeologische documentatiewerkzaamheden
De werkzaamheden, gesubsidieerd met 60 miljoen euro,
worden in de komende zes maanden uitgevoerd
om een betere toegang voor de bezoekers mogelijk te maken
en het begrip van de erfenis van de route te verbeteren
SANTA LUCÍA DE TIRAJANA - zaterdag 9 september 2017 - Het Cabildo (Eilandbestuur) van Gran Canaria gaat in de komende zes maanden (tot april 2018) diverse restauratiewerkzaamheden en archeologische documentatie uitvoeren op het archeologische terrein van La Fortaleza, in Santa Lucía de Tirajana, gericht op zowel het verbeteren van de toegang voor de bezoekers, evenals op het begrip in de historische context van de erfenis van de route van dit belangrijke geheel van erfgoed van het eiland, waarvan de eerste bewoning dateert uit de vijfde Eeuw, en is gecatalogiseerd als Bien de Interés Cultural (BIC) (Cultureel Erfgoed) in de categorie: Zona Arqueológica (Archeologisch Gebied).
In de voorziene ingrepen in het project, genoemd: ‘Servicio de documentación arqueológica, consolidación y restauración de construcciones prehispánicas en La Fortaleza’, zal het Cabildo - via het Departement Cultuur en Cultreel Historisch Erfgoed, dat geleid wordt door Carlos Ruíz - 60 miljoen euro investeren.
Zoals Ruíz opmerkt, wil men met de acties, “een adequate bescherming van deze archeologische ruimte verbeteren en consolideren in het kader van haar publieke activering die zowel de toegankelijkheid als het begrip waarborgt, altijd met de bedoeling om het behoud ervan verenigbaar te maken met het publieke genot ervan.”
La Fortaleza.
De werkzaamheden op La Fortaleza waarmee men half september 2017 zal aanvangen en die zijn gegund aan het bedrijf Tibicena Arqueología y Patrimonio zullen niet alleen de toegangen voor het bezoek aan het gebied verbeteren waar de archeologische pre-Spaanse bebouwingen zich bevinden, maar ook de restauratie die het behoud ervan mogelijk maken, met het garanderen van de volledige integriteit welke is aangetoond, na recent onderzocht te zijn door milieu-agenten.
Onder de acties is inbegrepen, het op een oppervlakte van 300 m² handmatig verwijderen van stenen en aarde, in de onmiddellijke nabijheid van de bebouwing genaamd ‘Casa de Rosa Schluetter’.
Met deze archeologische werkzaamheden verwacht men ook nieuwe informatie te verkrijgen via koolstof 14-dateringen die zeker zal bijdragen tot een substantiële verbetering van de erfgoed- route welke voor de bezoeker wordt voorgesteld, alsmede van de verschillende constructies die zich centraal in de enclave bevinden en op de top ervan liggen, die kunnen worden gezien welke verband houden met de wereld van overtuigingen, die te maken hebben met de wereld van geloofsovertuiging.
Daarnaast worden de niveaus met archeologische vruchtbaarheid uitgegraven en gedocumenteerd van de locaties welke zijn inbegrepen in de meest recente campagne van 2016, waarbij een volledig overzicht van de stratigrafische opeenvolging wordt uitgevoerd, alsmede van structuur 1, aan de top van La Fortaleza; een complex, waarvan uit het recente onderzoek blijkt ,dat het bezet was van de vijfde tot de vijftiende eeuw, waardoor dit het grootste en oudste bewoonde gedeelte van Gran Canaria is geworden. (Een stratigrafische kolom is een manier om een opeenvolging van gesteentelagen (een stratigrafie) weer te geven. De kolom wordt waargenomen langs een verticale as, waarlangs als eenheid de ouderdom of de dikte van de lagen staat.)
In de door de Cabildo geplande acties zal men het behoud en de bescherming van de archeologische en roerende goederen die deel uitmaken van dit eigendom van culturele belangen strikt behandelen, waarin sinds 2011 het Eilandbestuur €828.000,= heeft geïnvesteerd.
Gedurende de ontwikkeling van de genoemde initiatieven, verwacht de Dienst Historisch Erfgoed van het Cabildo (Eilandbestuur) verschillende begeleide bezoeken aan de archeologische werkzaamheden op La Fortaleza, geprogrammeerd in het kader van haar informatie-initiatief, genaamd: 'Patrimonio Abierto' (‘Open Erfgoed’, c.q. ‘Toegankelijk Erfgoed’).
"La Fortaleza (De Fortificatie) is een van de kenmerkende plaatsen van het eiland waarin we altijd zullen investeren, graven en onderzoeken; gezien het potentieel ervan. Er zijn nog steeds omliggende gebieden die we zullen proberen te verwerven, om verder te gaan met uitgraven, omdat La Fortaleza zeker geheimen bevat die ons geleidelijk onthuld zullen worden," zo concludeert Carlos Ruíz.
Te weten is, dat het Cabildo (Eilandbestuur) in juli 2015 de resultaten van het recente onderzoek op La Fortaleza heeft gepresenteerd, waarvan de gerecycleerde materialen aantonen dat de ruimte ongeveer duizend jaar geleden door de antieke inheemsen bezet werd. Het fort wordt aangeduid als een van de grootste erfgoedcomplexen van het Eiland, omdat in die ruimte onder andere: rots-snijwerk, geschilderde grotten, graftombes, woongrotten, behuizing gekoppeld aan mogelijke astronomische observatie, en opslaglocaties zijn aangetroffen , allemaal aangevuld met een interpretatiecentrum, dat bij de bezoeker een mondiale museum grafische belangstelling opwekt op de stad en het leven van haar oude inwoners
De resultaten van deze recente uitgraving konden niet beter zijn: verschillende woningen zijn geïdentificeerd, waarvan de meeste kruisvormig waren, verborgen onder agrarische terrassen; evenals een verscheidenheid aan materialen, waaronder een schildering uit het begin van de 13e eeuw; fragmenten van tenminste vier afgoden; een kruisboogpunt, en andere overblijfselen.
Een rapport waarschuwt voor
dreigend gevaar in Cuevas del Rey
TEJEDA - woensdag 2 augustus 2017 - Een rapport dat is opgesteld in opdracht van het Cabildo (Eilandbestuur), waarschuwt, dat het natuurmonument waar de Cuevas del Rey (Grotten van de Koning) zijn, in Tejeda, ‘onstabiel’ en ‘gevoelig’ zijn voor een ‘gedeelteli
jk dreigend verval’, zo adviseert men ‘onmiddellijke verbetering’, en maakt men een risico duidelijk voor de bezoekers.
De studie, een werk van geologisch taxateur Juan Ramón Jiménez, maakt deel uit van een dossier waarmee het Cabildo (Eilandbestuur) de werken voor verbetering, landschappelijk herstel en verfraaiing van de locatie en de omgeving van Roque-Cuevas del Rey, openbaar wil aanbesteden.
Het geologische verslag ervan heeft in het basalt-pitón oppervlak ‘scheuren’ ontdekt bij alle materialen behalve in de ‘verweerde basis’, die chaotisch is en zonder breuken, maar gevoelig voor onregelmatige aardverschuivingen en modderstromen."
Het natuurmonument Roque Bentayga , en de vindplaats van de Cuevas del Rey.
Het deskundige natuurmonumenten-advies, over het bijbehorende stedelijk gebied en de locatie van Cuevas del Reybraya wat deel uitmaakt van de indrukwekkende Sierra de Bentayga (Bergketen), heeft het meest getroffen deel aan de zuidkant, “dat is gedeeltelijk beschadigd en de erosie gaat onophoudelijk door,” men dringt erop aan dat zij gedetecteerd, "onstabiele gebieden als gevolg van scheuren en fragmenten van vallend gesteente " en waarschuwen voor "het gevaar van een gedeeltelijke instorting." Onder andere wordt geconcludeerd, “dat de breuken aanzienlijk zijn met tekenen van “snelle doorzetting”.
Als correcte maatregelen, hoewel die kunnen worden gewijzigd, stelt men voor, het met ankers vastklemmen van onstabiele en gelede rotsblokken, het aanbrengen van niet te grote beschermnetten met driedubbele staalsteunen en hechtingsharsen.
De raadselachtige grot van de duizend mummies
Deze onvindbaar plaats op Tenerife, wordt beschouwd als de Heilige Graal van de Canarische archeologie
TENERIFE - Canarias telt een brede waaier aan raadselachtige mysteries, ongewone feiten en mystieke tradities, die door de geschiedenis heen zijn samengevoegd met de populaire folklore en van generatie op generatie zijn doorgegeven in de gezinnen. Een van deze legendes gaat over een legendarisch en onvindbaar grot op Tenerife, waar de Spaanse conquistadores (veroveraars ) beweerden, dat er meer dan duizend Guanche-lichamen zouden zijn in: De Grot van de Duizend Mummies.
Onderzoekers en diverse deskundigen situeren de vermeende locatie van deze enclave in de Barranco de Herques, een ravijn in het zuidoosten van het eiland, tussen de steden Fasnia en Güímar, en beschouwen deze als zijnde van groot archeologisch belang. Onder de verschillende aangetroffen restanten van de erfenis van de inwoners van het oude Achinech, is het idool Guatimac. Geschiedkundigen hebben betoogd, dat deze figuur wordt geassocieerd met de wereld van de doden. Het is tegenwoordig te zien in het Archeologisch Museum van Puerto de la Cruz.
De plaats werd gelokaliseerd in 1764, zoals de geschiedkundige Viera y Clavijo heeft vermeld op de bladzijden van de Noticias de historia general de las Islas Canarias (1772-1773) (Algemene Geschiedkundige aantekeningen van de Canarische Eilanden), welke ook wordt beschouwd als de Cueva de los Menceyes (Grot van de Guanche-koningen), “op een uiterst steile heuvel in de Barranco (het ravijn) van Herques, tussen Arico en Güimar, in het land van Abona, en was dermate vol, dat er meer dan 1.000 mummies werden geteld.”
De vooraanstaande Tinerfense tekenaar verhaalt, “over de ontdekking van een uitstekend pantheon, welk betekenisvol monument veel licht werpt op dit deel van de Canarische geschiedenis.” Bovendien geeft de kunstenaar Charles Nicholas Cochin in een illustratie in 1791, een afbeelding weer die een grot voorstelt waar de aankomst van buitenlanders wordt weergegeven, die worden begroet door de primitieve inheemse bewoners.
Ruim 250 jaar na de vermeende ontdekking en het volgen van de vooruitgang van wetenschap en tal van geruchten, loze en verzonnen berichten, en speculaties, is wat bekend staat als ‘de Grot van Duizend Mummies,’ nog steeds niet ontdekt.
De hoogleraar Archeologie, Antonio Tejera Gaspar, en de onderzoeker Daniel García, de schrijver David Galloway, en de uitgever Juan Francisco Delgado hebben in 2010 een gelijknamig boek uitgebracht over deze raadselachtige plaats. Daarin verdiepen zij zich in het werk dat vervat is in de diverse archeologisch-wetenschappelijke studies en komen zij ertoe, aan te tonen dat de genoemde grot bestaan moet hebben. Hoewel men er tot nu toe niet in is geslaagd om de verblijfplaats te vinden.
Hoewel de verschillende overheden en onderzoekers obstakels hebben opgeworpen opdat ze verborgen blijven, is het niet te voorkomen geweest dat de diverse vindplaatsen op de Archipel geplunderd zijn en er in de loop van de geschiedenis zaken van Inheemse bewoners verkocht zijn. Onder de verschillende speculaties, bevestigt men, dat de roem en de omvang van de grot bijgedragen zouden hebben tot de exploitatie ervan en het vervreemden van de diverse archeologische resten.
La Cueva de las Mil Momias (de Grot van de Duizend Mummies) is een van de meest relevante ‘ontdekkingen’ van de eilanden in de archeologische sfeer. De feitelijke ligging ervan is tot op heden een raadsel. Het geheim aan deze oeroude heilige necropolis is door diverse deskundigen betiteld als de Santo Grial (Heilige Graal) van de Canarische archeologie.
Plundering van
herinneringen aan de Guanchen
Een studie herinnert aan de onteigening in 1933 van de necropolis van Uchova in San Miguel de Abona
SAN MIGUEL DE ABONA - woensdag 21 juni 2017 - De onderzoekster Dolores Delgado herinnert in een studie aan de gebeurtenis in 1933 op de Guanche-necropolis van Uchova, in de gemeente San Miguel de Abona op Tenerife, met meer dan een vijftigtal stoffelijke resten de grootse archeologische inheemse vindplaats ooit aangetroffen; die totaal geplunderd en vernietigd is.
Dolores Delgado heeft haar werk gepubliceerd als eerbetoon aan degene die directeur was van het Archeologisch Museum van Tenerife, Luis Diego Cuscoy; zij beschrijft de plundering als ‘een brutale vernietiging’; als een van de meest beschamende gebeurtenissen die zijn voorgevallen op een archeologische vindplaats en, als ‘een trieste ervaring’ die moet dienen als les. De grot werd bij toeval ontdekt door de geitenhoeder Domingo Pérez in mei 1933 en het gaat om een moeilijk toegankelijke locatie, op ruim 400 meter boven zeeniveau, en op 50 meter boven de bodem van de barranco (het ravijn).
De finca (het landgoed) Tafetana. in San Miguel de Abona., Tenerife.Ç
Aanvankelijk verzweeg men het aantreffen van de necropolis, maar toen raakte het bekend bij de omwonenden en vervolgens bij de Guardia Civil. Het zijn Kapitein Santiago Cuadrado en de burgemeester, Casiano Alfonso, die de ‘sensationele ontdekking’ meedelen aan de civiele gouverneur, Gil Tirado.
In juni heeft de lokale pers - geconsulteerd door de onderzoekster- de berichtgeving gepubliceerd met afwijkende gegevens: met enkele berichten waarin men aanvankelijk spreekt van ‘een tachtigtal mummies’, terwijl later de berichten variëren tussen 60 en 74 aangetroffen lichamen. Uiteindelijk, en volgens het werk van Luis Diego Cuscoy, blijken de beenderen die de plundering hebben overleefd toebehoord te hebben aan 55 lichamen in Uchova; een term, die mogelijk afkomstig is van het Guanchen-woord ‘uchón’, of ‘auchón,’ dat lijkt op het Berberse woord ‘ichuva’, of ‘grot’, legt de onderzoekster uit.
Het opmerkelijke is, dat ondanks de moeilijke toegankelijkheid, er dan ‘pelgrimages’ beginnen te komen naar het landgoed Tafetana,volgens welke men becijfert dat er in drie tot vier dagen ruin 4.000 personen kwamen. En dan begint de plundering. “Men neemt grote botten mee, met of zonder mummificatie, schedels, en er verdwenen de grootste onderkaken bijna in hun geheel, teveel om te geloven, door hen die hier de grot bezochten die het meest waardevol was; hoewel men er enkele nadien heeft hersteld,” zo geeft Dolores Delgado aan.
In de eerste dagen na de ontdekking heeft de directeur van de Escuela de Bellas Artes (Kunstacademie) , Pedro Suárez, een tekening van de grot gemaakt en hoe de lichamen waren geplaatst, sommigen in een soort natuurlijke richels, en anderen op geprepareerde brancards, hoewel na een paar dagen, “bijna alle resten door elkaar waren gehusseld.”
Men heeft zes verschijnselen van mummificatie aangetroffen, en op de vloer van de grot trof men een vrouw, en een kind aan, waarvan na de ongelukkige bezoeken alleen enkele ribben zij overgebleven.”
De studie onthult eigenaardigheden van de inheemse begrafenisrituelen die tot tot nu toe onbekend waren, zoals de plaatsing van de lichamen en de conditionering van hun brancard.
De Guanche-cultuur onderhield een kenmerkend begrafenissysteem als een typische opstelling naar sekse: Mannen in rugligging en handen parallel aan het lichaam, terwijl de handen van vrouwen op het schaambeen geplaatst werden. Daarnaast werden ze begraven met grafgiften, mogelijk met de voorwerpen die ze bij leven gebruikten, en in het geval van de grot van Uchova heeft men kralen van halssnoeren aangetroffen; een punt van een bot; huidresten; enkele houten fakkels; een van klei gebakken letter ‘G’, die men wonderlijk genoeg over het hoofd heeft gezien; en een kleine, roodbruine kom die men gevonden heeft in een gat in het plafond.
De plunderingen waaronder de necropolis te lijden had, was bijna vier maanden constant en de persoonlijkheden die kwamen om deze te bezoeken, overleven alleen bij de schrijfster en onderzoekster María Rosa Alonso, die op het moment van de ontdekking secretaris was van het Instituto de Estudios Canarios (Instituut voor Canarische Studies).
Om de aanhoudende plunderingen te voorkomen, heeft men in september 1933 een hek geplaatst bij de ingang van de grot. Wat overleefde, werd in dozen van het Archeologisch Museum van Tenerife gedeponeerd en na twintig jaar in de ‘vergetelheid’, zijn ze bestudeerd door Luis Diego Cuscoy, in een onderzoek dat is gepubliceerd in het Reisdag de Historia (Geschiedkundig Tijdschrift) van de Universiteit van La Laguna.
Zei Claudius Ptolomaeus in het Oude Griekenland, dat Canarias de Gelukzalige Eilanden waren?
Een Italiaanse natuurkundige beweert dat de aardrijkskunde eigenlijk verwijst naar het Caribisch gebied,
“omdat de Grieken nog vóór Columbus Amerika bereikten”
CANARISCHE EILANDEN - maandag 12 juni 2017 - Claudius Ptolomaeus leefde tussen 100 en 170 na Christus. Hij was een Grieks-Egyptisch sterrenkundige, toekomstvoorspeller, chemicus, geograaf en wiskundige, zie:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Claudius_Ptolemaeus.
Hij schreef Kosmographia (Geographia),
zie: https://nl.wikipedia.org/wiki/Geographia_(Ptolemaeus). en in die tekst verschijnt al de Teide, de hoogste berg van Spanje en die maakte, door zijn majesteitelijke hoogte, deel uit van de wereldgeschiedenis van de ontdekkingsreizigers.
De natuurkundige en taal- en oudheidkundige Lucio Russo, die onderzoeker is aan de Tor Vergata-universiteit in Rome trekt in analyses en studies over Ptolemaeus een aantal conclusies in zijn boek ‘Het vergeten Amerika’, uitgegeven door Monadadori. En daaraan dankt men, naar zijn oordeel, dat de Gelukzalige eilanden waaraan Claudius Ptolomaeus verwijst, niet de Canarische Eilanden waren, maar West-Indië in de Caraïben.
Een geïdealiseerd portret van Claudius Ptolomaeus
Canarias op de kaart van Ptolomaeus , een Eeuw voor Christus.
Volgens de stelling van Russo, zouden volgens de coördinaten van Ptolomaeus, vertaald in de wereld van vandaag, de Canarische Eilanden op 65 ° 54 'Westerlengte liggen, waar de Antillen zich bevinden. Voor Lucio Rosso, strekken die zich uit over de Noord-Zuid as.
Een rekenfout, zegt men
De filoloog ( taal- en oudheidkundige) Luciano Bossina heeft de theorie van Lucianeo Russo bestudeerd. Hij merkt op, dat de teksten van de antieke Grieken, “de natuur, de aard, en de vegetatie beschrijven,” en “nalaten het bestaan van een niet geïmproviseerd, maar gestaag verkeer te bekijken.” Bossina merkt echter op “ dat die beschrijvingen weinig van toepassing zijn op Canarias,” en, “dat vanuit een natuurlijk standpunt, het de Antillen kunnen zijn,” aldus Rosso.
Volgens Bossina, “gaat men in de Ptolomaeus coördinaten die Russo bestudeerd heeft, uit van de individualisering van twee uiterste punten, die hij afleidt van zijn voorganger Hipparchus: ten westen van de zogenoemde Gelukzalige eilanden, en bij deze een niet geïdentificeerde Chinese hoofdstad.”
Verdraaiing
Naar zijn oordeel is er echter een, “cruciaal punt,” omdat, "Hipparchus de dimensie van de aarde aannam volgens die van Eratosthenes" terwijl Ptolomaeus , "daarom zijn lengte zou hebben afgeleid, van een traditie die echter compleet andere maten hanteerde. Vandaar, “deze systematische verrekening.”
Voor Bossina, is het belangrijkste element van ‘het probleem van Russo’, "dat wat samenvalt met de westelijke kant van die eilanden van de antieken (en vervolgens in een zeer lange literaire traditie) Gelukzaligen genoemd. En het is dat Ptolomaeus de naam en de coördinaten erft van zijn voorgangers, die deze identificeerden met Canarias. “Als men aandacht besteedt aan de cijfers, ziet men dat Ptolomaeus zich in de lengtegraad vergiste met ruim 15º, met dezelfde vergissing kan men Napels in Zweden plaatsen,” zo verzekert Bossina. Ook de breedtegraad is, “problematisch”, omdat voor Ptolomaeus Canarias, “op de Noord Zuidelijke as lag, terwijl goed bekend is, dat de Canarische Archipel zich uitstrekt op de Oost Westelijke as.”
Erfenis
In overeenstemming met Russo, die onderzoeker is aan de Tor Vergata-Universiteit in Rome, erfden met de vernietiging van Carthago en de val van het Antieke Griekenland, de Romeinen weinig wetenschappelijke kennis. Hij laat weten, dat Columbus een deel van deze berekeningen gebruikte voor zijn reis naar de Nieuwe Wereld.
“In hun dagen waren de antieke Grieken de enige personen die wisten, dat de aarde rond was. Deze kennis heeft men later verloren,” bevestigt de onderzoeker.
Russo bevestigt, “dat de kennis die de antieke Grieken van onze Planeet hadden , heel concreet was, “hoewel Ptolomaeus tot de Canarische Eilanden kwam met een vergissing van 15 graden westerlengte en die plaatste waar, feitelijk, de Caraïben liggen.”
Romeinse vindplaats op het eiland Lobos, ten noorden van Fuerteventura.
De tropische ananassen
De Italiaanse professor die de landkaart van Claudius Ptolomaeus heeft onderzocht, bevestigt dat de Grieken in Amerika waren. En toont als detail, dat er in Rome schilderijen zijn met tropische ananassen.
Misschien dat de natuurkundige en taal- en oudheidkundige Lucio Russo geen rekening heeft gehouden met de expedities van koning Juba II van Mauritanië in het laatste kwart van de eerste Eeuw voor Christus, waarover Plinius schrijft: “Men noemt ze Canarias, vanwege de enorme hoeveelheid honden van grote afmetingen, van welke men er twee naar Juba bracht; en waarop sporen van gebouwen verschenen; en er ook overvloedig veel groenten en allerlei soorten vogels aanwezig waren; maar, dat ze ook rijk aan de productie waren van dadelpalmen en dennenappels; er was rijkelijk honing, en men teelde ook papyrus en fokte stieren in de ravijnen."
Leonardo Torriani beweert op zijn beurt, dat wat men Canarias noemde, niet vanwege de honden was. Het was door de Canarii, een berber-stam uit het Atlasgebergte, zoals Suetonius Paulinus beweert, eveneens in het tijdperk van Ptolomaeus.
Rome en Canarias
Bijna alle studies hebben tot nu toe het bestaan ontkend van antieke contacten tussen Amerika en de Oude Wereld, Lucio Russo stelt dat Ptolomaeus een fout begaan heeft na het analyseren van Hellenistische bronnen. Naar zijn oordeel, “toont zijn stelling de instorting aan van de kennis die zich verbreidde in de Mediterrane wereld in de tijd van de Romeinse verovering, kennis , die veel dieper was dan wat men over het algemeen denkt.”
Op het eiland Lobos, ten noorden van Fuerteventura, bevindt zich uit de Romeinse tijd een productieatelier van purper, gedateerd tussen de eerste Eeuw voor Christus en de Eerste Eeuw na Christus. Het gaat om een zesde architectonische structuur. Men heeft er schelpen van de Stramonita haemastoman, een slakkensoort uit de familie van de Muricidae (zie, https://nl.wikipedia.org/wiki/Stramonita_haemastoma) aangetroffen, naast een stenen werktuig, gebruikelijke instrumenten bij het verkrijgen van purper uit metalen voorwerpen, vishaken van brons, en loden visnetten.
Ook heeft men op Canarias een aanzienlijke kookstructuur aangetroffen met keukengerei (pannen, voedselpotten) en tafelgerei (potten, bronnen, dunwandige schalen), en resten van aardse en maritieme fauna.
De aangetroffen materialen betreffen Romeinse maaksels, want het keramiek betreft amforen, keuken- en tafelservies, en fijne keramische schalen. Het metaal (brons. ijzer, en lood-tin) wordt vertegenwoordigd door haken, priemen, naalden netwerken, vislijnen, spijkers, en schalen); en stenen gereedschap zoals aambeelden, stampers en, mortel.
De etensresten tonen de consumptie aan van geiten-, schapen-, varkensvlees; vis, schaaldieren, en granen. Het eilandje Lobos zou de zuidelijke grens geweest kunnen zijn van de Romeinse economische belagen in dat tijdperk van het grote Imperium.
Purper werd beschouwd als een van de meest waardevolle producten, en de handel erin werd een zeer lucratieve activiteit die de operationele kosten in dergelijke afgelegen gebieden van het rijk, zoals de Archipel, minimaliseerde.
De Lomo de los Canarios, in Agaete, is verklaard tot
Cultureel Archeologisch Erfgoed
De Iglesia de Santa Ursula in Adeje, op Tenerife is,
als al bestaand Cultureel Erfgoed, nu extra beschermd
AGAETE / ADEJE - woensdag 31 mei 2017 - De Canarische Regering heeft op woensdag 31 mei 2017 goedgekeurd om het gebied, genaamd ‘Lomo de los Canarios - Playa del Risco’, in Agaete op Gran Canaria, te verklaren tot Bien de Interés Cultural (BIC) (Cultureel Erfgoed), in de categorie: Archeologie.
Volgens de woordvoerster van de Ministerraad van de Canarische Regering, Rosa Dávila, gaat het, “om een ‘belangrijke pre-Spaanse nederzetting’, met woonconstructies en begraafplaatsen die destijds deel uitmaakten van een aanzienlijke nederzetting die geïnstalleerd was op het laagste gedeelte van de mondingen van de barrancos (ravijnen)n van Güi Güí Grande en El Risco.”
Feitelijk verwijst de plaatsnaam Lomo de los Canarios naar de aard van de archeologische vindplaats.
De woonkern heeft een zeer nauwkeurige, ruimtelijke indeling, met twee verschillende gedeelten: Ten eerste, de locatie waar zich de woonstructuren bevinden en die bekend is als Lomo de los Canarios (Heuvelrug van de Canario’s); en ten tweede, de Lomo del Risco of Montañeta (Heuvelrug van de Rotswand, of Kleine Berg), voornamelijk gereserveerd als ruimte voor begrafenis-praktijken (net zoals dat gebeurde in het gebied van de Laderas Blancas - Witte Hellingen).
De overblijfselen van deze woonkern zijn begin 1960 beschreven door de provinciale commissaris van Archeologische Opgravingen, Sebastián Jiménez Sánchez, die de betekenis van de locatie toewijst aan het grote aantal binnenlandse en pre-Spaanse woon- en begrafenisruimten.
Op een later tijdstip zijn deze vindplaatsen opgenomen in de lijst van archeologische locaties, waaronder de archeologische kaart van Agaete; een document, waarin nog steeds de historische betekenis en die van het erfgoed worden aangegeven.
De criteria die zijn aangewend om de archeologische vindplaats van Lomo de los Canarios-Playa del Risco tot BIC (Cultureel Erfgoed) te verklaren, beantwoorden aan de eensluidene archeologische werkelijkheid van deze enclave, zowel wat betreft het algehele karakter van het beschreven woongebied, evenals de relevante bescherming van het terrein waarop deze zich bevindt.
Iglesia de Santa Ursula in Adeje - Tenerife
De Ministerraad heeft bovendien besloten het Culturele Erfgoed-beschermingsniveau te verhogen van de parochiekerk van Santa Ursula, in de gemeente Adeje op Tenerife; wat de uitbreiding betekent te zijn van het de kerk omgevende beschermde gebied, inlusief her omroerend goed ervan, en dit te beschouwen als Monument.
Deze afbakening van de omgeving van de parochiekerk wordt gerechtvaardigd door het feit dat deze betrekking heeft op alle de onmiddellijke nabijheid van de kerk van St. Ursula, één van de meest opvallende voorbeelden van de religieuze architectuur van het eiland Tenerife.
Daarmee wil men de sfeer behouden van stedelijke omgeving die het dichtst bij het kerkgebouw ligt, en beschermen tegen toekomstige voorwaarden die voortvloeien uit werkzaamheden, of fysieke transformaties van de ruimte, welke rechtstreeks schadelijk kunnen zijn voor het gebied, of die de bespiegeling ervan bemoeilijken, of studie van de cultuurhistorische waarden welke hebben geleid tot de verklaring ervan.
Aldus zijn in de bebakening opgenomen de gebouwen met erfgoed-belang gelegen langs de hoofd- en zijgevels van het kerkgebouw, in de Calle Grande en de Calle Concepción García Álvarez; met het doel, de conservering ervan te garanderen en controlewerkzaamheden uit te oefenen op de veranderingen van die panden welke ze in de toekomst zouden kunnen ondergaan; en van hun uitwerking op de visuele relatie, en de erfgoed-verbindingmet het kerkgebouw.
Het onroerend goed dat nu ook behoort tot het beschermde door deze nieuwe kwalificatie betreft 35 elementen waaronder zich bevinden:
- het Duitse muziekorgel, op het koor en dat dateert uit de 18de Eeuw (1765);
- het gepolychromeerde, houten artesonado-plafond in de capilla Mayor (Hoofdkapel), dat
eveneens dateert uit de 18de Eeuw;
- het Renaissance altaarstuk (van de Virgen de Candelaria – H. Maagd van de Kandelaar), de uit hout gesneden en gepolychromeerde beeltenis, vervaardigd door een anonieme maker, mogelijk uit de 16de Eeuw;
evenals sculpturen, schilderijen, en zilveren stukken zoals de Concha de Bautismo (Doop-schelp), kelken, wierookvaten, monstransen, en andere kerkelijke gebruiksvoorwerpen.
Vijf wetenswaardigheden over Risco Caído het geheimzinnige, en pre-Spaanse heiligdom
GRAN CANARIA - zondag 11 maart 2017 - Het vertoont een van de meeste bijzondere en minst bekende culturen van de Planeet.
Het behoort tot de belangrijkste archeologische vindplaatsen van Canarias.
Het is een van de belangrijkste heilige plaatsen van de antieke bewoners van de Archipel.
Hulde aan de bevruchting en de vruchtbaarheid
Vruchtbaarheid in de templo almogarén in Risco.
De heilige plaats bevindt zich in het Noordwesten van Gran Canaria op de grens van de gemeenten Artenara, Tejeda en Agaete, waar deze wordt overheerst door de imposante vulkanische krater Caldera de Tejeda.
Het gebied omvat de Caldera de Tejeda en een substantieel deel van het natuurreservaat Tamadaba. Gelegen binnen het natuurreservaat ligt het landschap van Tirma, een van de andere heilige plaatsen van de antieke bewoners van het eiland, en Guayedra, de woonplaats van Don Fernando de Guanarteme, de laatste koning van hert eiland.
Rituelen en sterrenkundige merktekens
De zonnestralen komen de heilige plaats binnen van de antieke Canario’s.
De heilige plaats van de Caldera de Tejeda onthult het bestaan van meerdere structuren die zijn gebouwd door de oorspronkelijke bewoners van Gran Canaria, waarvan de belangrijkste muren zijn uitgelijnd met de zonsopkomst en de zonsondergang, vooral bij de zomer-zonnewende en de equinoxen (het begin van lente en de herfst) (zie: https://nl.wikipedia.org/wiki/Equinox).
In veel gevallen zijn dit bouwkundige structuren, voornamelijk kunstmatige grotten, gebruikt voor de rituelen en als sterrenkundige merktekens om het verstrijken van de tijd te controleren
Het veel voorkomen van dergelijk sterrenkundig uitgelijnde locaties kan alleen verklaard worden dat de eilandbewoners de noodzaak hadden om met precisie het verstrijken van de tijd te controleren en de wisseling van de seizoenen te kennen.
De magie van de Canarische Eilanden
De opkomst van de zon in de equinox op de almogarén (cultplaats) van de Roque Bentayga.
In de verticale wanden ten het noorden van de Caldera de Tejeda bevindt zich het heiligdom Risco Chapin, een rots-gedeelte dat de grotten Cueva de Candiles, Cuevas de Caballero´, en Cueva del Cagarrutal bevat. Het is een complex van grotten uitgehold met unieke gravures op de binnenmuren, met een veelvoud van driehoeken als schaamstreek, uitgesneden in laag reliëf, en koepels met maatstreepjes uitgesneden in de vloer en muren.
De Cuevas Candiles bevatten meer dan 350 sculpturen die de binnenwanden van de kunstmatige kamer bedekken die het grootste aantal voorstellingen in de wereld huisvest van dit ideogram van de schaamstreek.
De wetenschap van de eerste bewoners
Het interieur van de almogarén (cultplaats) Risco Caído.
Het archeologische complex Sierra del Bentayga omvat Roque de Cuevas del Rey en Roque Bentayga. De eerste is uniek, omdat het een unieke complex bevat van dicht bij elkaar liggende grotten die werden gebruikt als collectieve graanschuur.
Cueva del Rey bevindt zich hier. Versierd met zijn ongewone picturale motieven is deze grot een van de belangrijkste voorbeelden van een heiligdom op de Canarische Eilanden. Deze laatste is een waar middelpunt van symboliek en kosmologie van de antieke Canario’s.
Sterrenkunde
Cueva de las Estrellas (grot van de sterren), Acusa.
Roque Bentayga werd gebruikt als een onneembare vesting totdat deze uiteindelijk werd ingenomen door de Spaanse troepen aan het eind van de 15de Eeuw. Dit is een buitengewone archeologische locatie, rijk aan wat men aantreft op de antieke muren in grotten met rotskunst, alfabetische inscripties en de almogarén (cultplaats), ofwel het heiligdom van de Bentayga.
De almogarén (cultplaats) is zodanig ontworpen en gepositioneerd dat deze een verbazingwekkende, natuurlijke uitlijning heeft met de Roque Nublo; wat erop wijst, dat het sterrenkundige gebruik ervan de equinoxen markeert.
Het verstrekt uitstekend archeologisch bewijs van wat is opgenomen in de kronieken van de Conquista (Spaanse Verovering) over de bijzondere kalender die gebruikt werd door de inheemse bevolking.
Risco Caído, op weg naar de Unesco
om Wereld Erfgoed te worden
GRAN CANARIA - donderdag 9 maart 2017 - De kandidatuur van de archeologische vindplaats en de Montañas Sagradas veronderstelt het herstel te zijn van de ‘wieg van de antieke Canario’s’, en dat is heel belangrijk voor het culturele erfgoed van Canarias” zo laat de president van de Canarische Regering, Fernando Clavijo, weten.
De minister van Cultuur, Fernando Benzo, van de Spaanse Regering, heeft op donderdag 9 maart 2017 overwogen dat - vanwege het voortreffelijke werk van zijn Ministerie, de Risco Caído en de Montañas Sagradas op Gran Canaria een kandidatuur is met ‘veel kans’ om te opteren om Wereld Immaterieel Cultureel erfgoed van de Unesco te zijn
In verklaringen tegenover journalisten aan het begin van het Consejo Nacional de Patrimonio Histórico (Nationale Beraad voor Nationaal Historisch Erfgoed’) - dat voor het eerst plaatsvindt op Gran Canaria om het te kennen en op 10 maart 29017 te stemmen voor de kandidatuur die door het Eiland is voorgesteld- heeft Benzo laten weten, dat het gaat om een belangrijk evenement voor de Spaanse Regering en de ander overheden.
De minister heeft opgemerkt, dat Risco Caido ‘veel kans ‘maakt’, omdat men met een groot dossier voortreffelijk werk heeft geleverd, dat men met ‘sterke argumenten zal kunnen presenteren, in de overtuiging dat het de moeit waard zal zijn; en dat alle overheden, vooral de plaatselijke, een inspanning hebben geleverd dat het zo zal zijn.”
Minister Benzo heeft benadrukt, “dat men het werk heel goed heeft gedaan, en dat het in landschapstermen enorm aantrekkelijk is en het buiten kijf staat, dat de kwaliteit en de categorie met kracht kunnen concurreren.”
Eveneens heeft hij aangegeven dat men andere kandidaturen bestudeert, want er bestaat de mogelijkheid twee kandidaten in de sfeer van het culturele landschap te presenteren, hoewel wat men in deze bijeenkomst van het Consejo Nacional de Patrimonio (Nationale Erfgoedberaad) zal gaan goedkeuren, dat van de Risco Caído is en de overige pre-Spaanse vindplaatsen in het hooggebergte van Gran Canaria, met gebruiken die gerelateerd zijn aan de sterrenkunde en de kalender.
Fernando Benzo . Ángel Clavijo.
Een voorstel, dat waarde hecht aan het erfgoed van de Canarische Eilanden, dat al kan rekenen op het Silbo (de Fluittaal) van La Gomera als immaterieel erfgoed, zo laat Benzo weten, die bovendien ook ten overvloede laat weten, dat 'als men de zaken goed doet , en men het cultureel erfgoed verzorgd en er waarde aan hecht ," zoals in dit geval," het nier alleen voor het plezier van iedereen is , maar voor iets nog belangrijkers, wat de verklaring is tot Werelderfgoed ".
De directeur-generaal van Cultureel Erfgoed, Miguel Ángel Clavijo, van de Canarische Regering, heeft laten weten dat hij ‘verwachtingsvol’ zal deelnemen aan de bijeenkomst van de Raad, “maar heel afhankelijk van wat er kan gebeuren tot aan de stemming,” waarom hij heeft gezegd, “dat men voorzichtig moet zijn want we zetten veel op het spel.”
Voor Clavijo is dit , “een wereldkampioenschap en is het, alsof het gaat om het winnen van de kwartfinale,” waardoor deze stap, ‘heel belangrijk’ is, opdat de Raad zal gaan kiezen voor Risco Caido; maar tot aan 2018 zij er nog steeds anderen, als het bezoek van de inspecteurs van de Unesco gaat plaatsvinden om vast te stelle wat er speelt in het dossier, en daarna de finale in 2019.”Eveneens benadrukt Clavijo de kandidatuur van Risco Caído en de Montañas Sagradas (Heilige Bergen) verondersteld het herstellen te zijn van "de bakermat van de antieke Canario’s, iets heel belangrijks voor het culturele erfgoed van de Canarische Eilanden en Gran Canaria" wat ook zal leiden tot een belangrijke ontwikkeling van de vier gemeenten die deze ruimte omvat.
De president van het Cabildo (Eilandbestuur) van Gran Canaria, Antonio Morales, heeft laten weten, “ vandaag is ongetwijfeld een belangrijke dag,” en dat de bijeenkomst van de Raad de positie versterkt die het Cabildo al jarenlang verdedigd en die is aangemoedigd in dit mandaat.
Morales heeft onthuld, "staan te popelen omdat te kunnen te bevestigen, omdat men morgen stemt.”
Het is waar dat er andere voorstellen, maar men gaan uit van het sterke voordeel dat Risco Caído heeft op de indicatieve lijst en dat er ook consensus blijkt te zijn binnen het Ministerie, de Canarische Regering, en het Cabildo (Eilandbestuur); vandaar, dat uiteraard het voorstel floreert dat men doet tot Erfgoed van de Mensheid in 2019.
Vijf geheimzinnige piramides op Canarias
CANARISCHE EILANDEN - zaterdag 25 februariu2017 - De deskundigen zijn er niet duidelijk over of de piramides pre-Spaans zijn. Een piramide, in Güimar op Tenerife, is 30 jaar geleden hersteld. Er zouden er 50 zijn, verdeeld over La Palma, Lanzarote, Tenerife en Gran Canaria
Santa Bárbara, Tenerife
Icod de los Vinos
“Als ze voor agrarisch gebruik waren. Wat voor zin hadden ze dan?” zo vraagt Hans-Joachim Ulbrich zich af van het Canarisch Instituut in Oostenrijk. “Waarom zou en landbouwer zich zorgen maken over kunstzinnige vragen als zijn voornaamste doel het verkrijgen is van een goede teelt en goede oogsten?
Güímar, Tenerife
Experts stellen dat, terwijl de Canarische Eilanden autoriteiten, zowel politieke, en academische, en wetenschappelijke, sinds 1987 besprekingen voeren over deze stenen gebouwen, deze piramides hun kwaliteit verliezen door plunderingen. Daarom eisen ze "de vruchteloze discussies, wilde speculaties, niet wetenschappelijke invloeden te verminderen; en uiteindelijk te stoppen met de ontkenning van hun waardevolle eigen verleden."
Guía, Gran Canaria
De restanten van een trapvormig, stenen gebouw op La Montañeta, Noord Gran Canaria.
“Men moet zich afvragen waarom een Canarische landbouwer met immense inspanningen een zo complexe combinatie opstapelt van stenen in een gestructureerde vorm,” zo bevestigt Hans-Joachim Ulbrich, van het Institutum Canarium. Die van Güimar is een heel goed verzod product van de inspanningen van Thor Heyerdahl, de Noorse ontdekker en bioloog die verliefd was op Canarias.
Los Cancajos, La Palma
Een bouwwerk gericht op zee.
Het Institutum Canarium in Wenen- voorgezeten Reina Doña Sofía (de Spaanse Koningin-moeder Sofía) - verlangt, dat men in Spanje nalaat dezer zaak op Canarias op te rakelen en dat er wat deze kwestie betreft, mensen met vaardigheden aan het werk worden gezet. Men vraagt minder intellectueel debat en meer actie.
Lanzarote
Op een niet nader aangeven locatie op Lanzarote.
Sommige deskundigen merken op., dat dit het product kan zijn van de aanwezigheid van mensen die in de Middeleeuwen via de Middellandse Zee naar Canarias gekomen zijn, waar men trap-vormige piramides kenden. Er zij geen opgravingen in de onmiddellijke nabijheid van deze verhogingen. Op Canarias zouden meer dan 50 trap-vormige bouwsels kunnen staan die zijn overgelaten in de handen van God.
Een andere Cueva Pintada ontdekt
TELDE - zondag 19 februari 2017 - Gran Canaria bewaart nog steeds een waardevol geheim dat geërfd is uit het verleden van de inheemsen. De recente ontdekking heeft een andere cueva pintada (beschilderde grot) aan het licht gebracht, een nieuwe halteplaats met pre-Spaanse rots-afbeeldingen. Deze heeft de archeoloog Pedro Javier Sosa ontdekt tijdens een van zijn lange wandelingen. Dat was op 21 januari 2017 in Telde. Het Cabildo (Eilandbestuur) is al geïnformeerd over deze vindplaats.
De twee meter brede en 1.20 meter hoge grot, bevindt zich op een moeilijk bereikbare locatie en herbergt een serie tekeningen die vervaardigd zijn met oker, zo heeft Sosa uitgelegd, die niet de exacte plaats van de structuur wil onthullen, om het behoud ervan niet in gevaar te brengen totdat men de nodige beschermende maatregelen heeft genomen.
Concreet gaat het om een samenstel van zes rots-panelen waarop diverse belijningen van inheemse afkomst voorkomen, ’gelijk’ aan zoals die gevocaliseerd zijn op ander locaties op Gran Canaria, zoals bijvoorbeeld, de grot van Majada Alta, in Tejeda.
Pedro Sosa, mededirecteur van het bedrijf Arqueología D3, laat weten dat het niet gaat om de enige beschilderde grot op het eiland, niet zo waardevol als het voorbeeld van Gáldar, maar wel spannend zegt hij bewust, omdat hij gespecialiseerd is in de wereld van de rotsen, “want, het gaat om een uniek samenstel vanwege de exclusiviteit van de motieven.” En hij legt uit, dat de sporen die de inheemsen geschilderd hebben in deze grot tot nu toe uitsluitend zijn verschenen in de vorm van graveringen in steen, en niet geschilderd.”
Onder de elementen die Sosa benadrukt, zijn die van de antropomorfe soort (figuren met menselijke vormen) en geometrische.
Van de eerste zegt hij dat ze doen denken aan de motieven die zijn gegraveerd in steen in de barranco (het ravijn) van Balos, in Agüimes.
Hij merkt op, dat in sommige nog steeds geen vingerafdrukken zijn te onderscheiden van de auteur. Terwijl de tweede lijken op de geschilderde versieringen op keramiek van voor de conquista (verovering), die overigens ook uitgevoerd zijn met oker”.
Deze jonge archeoloog heeft de grot ontdekt rond het middaguur van 21 januari 2017 in gezelschap van María Dolores González, maar op 30 januari 2017 besloot hij zijn geheim te delen met zijn metgezellen van Arqueología D3, de eveneens archeologen zijn de Hacomar Babón en Abel Galindo, die hij inlichtte over de archeologische potentie op de rots-locatie waar hij deze ontdekt heeft, en in de omgeving waarvan men meer bewoonde grotten bewaart, die, volgens Sosa, “meer vertellen over de levenswijze van de antieke Canario’s.”
Autopsie op een Canarische mummie
Duitse wetenschappers analyseren
een 50- tot 60-jarige mummie van de eilanden
Geitenhuid
De deskundigen bevestigen dat ze weten, dat de mummies, in de cultuur van de antieke Canario’s, geconserveerd werden in grote grotten, waar ze bezocht konden worden door hun familieleden. Dit werd echter alleen toegepast in de hogere klassen.
Zonder verwondingen, en in vorm
De levensverwachting, volgens de Duitse wetenschappers, was tussen de 30 en 40 jaar door het dieet van die tijd. De mummie op de foto heeft geen enkel spoor van verwonding op de botten. Deze kan tussen de 40 en 50 jaar oud geweest zijn toen die overleed, en verkeerde in goede gezondheid.
Het was een vrouw
De interne organen bleven in het lichaam. De artsen zijn van mening dat het een vrouw geweest zou zijn uit de hogere klasse. Men heeft een weefselmonster genomen voor een dieper onderzoek met vooruitstrevende informatiemethoden over het DNA.
Hersens goed geconserveerd
150 milligram. De Guanchen waren geniaal in het mummificeren. De verkregen monsters tonen aan, dat de hersens heel goed geconserveerd zijn. Andere mummies uit Amerika, of Noord-Afrika die men heeft geconserveerd met een soort jute doek, vertonen niet de condities als die van de Canarische mummie.
Uitstekende mummificatie
Guanchen begrepen dat, net als in andere culturen, de overledene zijn lichaam nodig had op een reis veel verder dan de dood. Daarom droogden ze de resten omwikkeld met geitenhuid. Een onberispelijke werk dat meer kennis geeft over de geschiedenis van de eilanden.
Heel waardevolle informatie
Men heeft gegevens verkregen over de samenstelling van het collageen (lijmvormend eiwit dat een zeer belangrijk onderdeel vormt van het bindweefsel in het lichaam van mensen en dieren). Waardevolle informatie over de theorieën van de verschillende soorten voedsel van de antieke Canario’s en het DNA.
Een scan van een Canarische mummie
Voor het onderzoek ervan, heeft men de Canarische mummie gescand. De deskundigen zijn verbaasd over de capaciteit van het prepareren van het mummificatieproces op de eilanden. In Europa waren meer Guanche mummies als product van de archeologische handel: maar velen zijn verdwenen door oorlogen, zoals die tussen 1939 en 1945.
Analyse van gegevens
Het verkrijgen van gegevens is fundamenteel voor het vergelijken van gegevens over de oorsprong van de kennis van de antieke Canario’s op het moment dat men een mummificatie verrichtte en zijn kwaliteit van leven. Men vergelijkt die met andere systemen, bijvoorbeeld de bewerking in het antieke Egypte, of in de hoorn van Zuid-Amerika.
Respect voor de antieke Canario’s
De Duitse wetenschappers hebben de Canarische mummie behandeld alsof het een familielid van hun was. De heel nauwe toegang tot de kenniscomponenten heeft geholpen de kennis over de antieke Canario’s te verbeteren.
Conservering voor de toekomst
¨Men weet niet exact hoeveel Guanche-mummies er buiten de eilanden zijn. Wat zeker is, is dat er honderden zijn verdwenen. De belangstelling van de wetenschappers voor Canarische mummies is uitgerekend wat hun conservering en respect in Europa heeft gegenereerd.
In Agaete zijn bewijzen aangetroffen
van de strijd in de 15de Eeuw tussen
de inheemse bewoners en de Castillianen (Spanjaarden)
AGAETE - dinsdag 24 januari 2017 - De Onderzoeksgroep ‘Taha’ van de Afdeling Historische Wetenschappen van de Universiteit van Las Palmas de Gran Canaria (ULPGC), heeft als vakgroep voor de perioden van geweld, bewijzen van strijd aangetroffen in een skelet dat dateert van ergens tussen de 15de en 16de Eeuw, afkomstig uit de Necrópolis de los Acarreadores, in het Noordwesten van Gran Canaria.
In die zin hebben de onderzoekers Jonathan Santana Cabrera, Javier Velasco Vázquez, Amelia C. Rodríguez Rodríguez, en María del Cristo González Marrero, samen met de onderzoekster van het Museo Canario,Teresa Delgado Darias, een artikel over het onderzoek gepubliceerd in het bekende, gespecialiseerde tijdschrift Journal of Osteoarchaeology, over dit onderwerp; zo heeft het Onderzoeksinstituut laten weten in een persbericht.
Bewijzen van strijd en geweld aangetroffen op menselijke overblijfselen uit de 15de Eeuw.
Zo presenteert men in het artikel onder de titel:
- 'Los pasos de la Conquista Europea del Atlántico.
Evidencias osteológicas de Guerra y Violencia en Gran Canaria (Siglo XV)'
(‘De stappen van de Europese Atlantische Verovering.)
Osteologische bewijzen van de Oorlog en Geweld op Gran Canaria (15de Eeuw),
de bestudering van de botresten van het individu dat is aangetroffen in Agaete als een tijdsbewijs van de perioden van onderlinge vijandigheid tussen Europeanen en inheemsen, die zich vanaf die periode aan beide zijden van de Oceaan hebben ontwikkeld (Zie: https://nl.wikipedia.org/wiki/Osteologie).
De wetenschappers hebben vastgesteld dat het bestudeerde individu een man is die gestorven is in de leeftijd van ergens tussen de 20 en 30 jaar, en dat koolstofdatering zijn overlijden situeert tussen de 15de en de 16 Eeuw.
Deze periode komt overeen en de vestiging van een koloniaal regime op de Archipel tussen 1483 en 1526.
De verovering van Gran Canaria bevat meerde gewelddadige perioden
De verovering van het eiland houdt meerdere gewelddadige perioden in. De aanwezigheid van een cavalerie en infanterie uitgerust met de gebruikelijke wapens van de Laatmiddeleeuwse legers (zwaarden, speren, kruisbogen, enz.) zijn betrokken in een groot deel van de tijd, wat een wezenlijk voordeel was ten opzichte van de antieke Canario’s.
Ondanks het belang dat de etnisch historische documenten toekennen aan deze gewapende ontmoetingen, bestaan er nauwelijks archeologische bewijzen die deze situatie weergeven.
Een van de weinige bewijsmaterialen over deze gebeurtenissen, dat al bekend is sinds de jaren ’30 van de Twintigste Eeuw, is de aanwezigheid van meerdere steekwonden geïdentificeerd op een individu uit een pre-Spaanse, collectieve begraafplaats (van Río Ayala y Doreste, 1935).
Tot op heden is deze zaak slechts gedeeltelijk onderzocht, omdat de verwondingen in hun geheel nooit het voorwerp zijn geweest van een gedetailleerde analyse die toestaat de waardering ervan te plaatsen in de historische context die de verovering van Gran Canaria vertegenwoordigd.
Het skelet vertoont in totaal 13 verwondingen
Op zijn beurt, vertoont het skelet in totaal 13 verwondingen, van de schedel tot aan de bovenzijde van het bekken, die van invloed zijn op diverse bot-delen: Alle geïdentificeerde verwondingen kan men classificeren als blijvende verwondingen, heel waarschijnlijk toegebracht door zwaardslagen.
Voor de onderzoekers geeft het onderzoek van de overblijfselen, ongetwijfeld, een extreem gewelddadige periode weer waarin een, of meerdere aanvallers hem verwondingen hebben toegebracht met de hulp van een compleet verschillend wapen dan dat wat de inheemse bevolkingsgroepen van Gran Canaria gebruikten.
De lokalisering en de ernst van de verwondingen - vooral die aan het hoofd en de nek - leiden tot de conclusie dat de aanval zijn onmiddellijke dood heeft veroorzaakt. Er zijn geen verwondingen ter verdediging aangetroffen in het geanalyseerde materiaal - in tegenstelling tot het beschrevene van andere archeologische voorbeelden - waardoor dit geval een goede aanwijzing kan zijn van de snelheid en de overtuiging van de aanval, van de mogelijke aanwezigheid van diverse agressievelingen en de weinige mogelijkheden van een effectieve verdediging die het slachtoffer had.
Geen verwondingen in de onderste ledematen
Bovendien richt in deze zaak de aandacht zich op de volledige afwezigheid van verwondingen op de onderste ledematen.
Dat kan zijn, omdat - in tegenstelling tot de Spanjaarden die beschermende elementen gebruikten voor de bovenste helft van het lichaam van de manschappen - de inwoners van Gran Canaria naakt vochten, of met niet meer bescherming dan hun gebruikelijke kledij, zodat de afwezigheid van deze beveiligingen kan verklaren dat alle wonden verdeeld over het bovenlichaam zijn toegebracht en zo op diverse lichaamsdelen aanzienlijke schade veroorzaakten.
Echter de aanzienlijke verwondingen, geïdentificeerd aan het opperarmbeen en linkerzijde van de romp, suggereren dat het bestudeerde individu een houten wapenschild had, wat vergelijkbaar is met het houten schild dat de inboorlingen van Gran Canaria gedragen kunnen hebben.
Het deel van het onderzoek en de lokalisering van sommige van de verwondingen doet denken dat een deel van slagen met het zwaard gericht zijn geweest op het ontmantelen van de Canario. met een slag op de linkerarm, waar hij waarschijnlijk het genoemde wapenschild droeg.
Bovendien zouden sommige van de slagen moeten zijn toegebracht vanaf een hoger niveau dan dat van het slachtoffer. Een omstandigheid die kan worden verklaard door de herhaalde aanvallen - wanneer de persoon al depressief is - door het gebruik van de cavalerie bij dergelijke acties, wat ook zou verklaren dat het merendeel van de letsels zich bevindt in het bovenste deel van het lichaam.
DNA onthult de eerste begraafplaats op Canarias van Atlantische slaven
SANTA MARÍA DE GUÍA - zaterdag 21 januari 2017 - Acht Universiteitsonderzoekers publiceren in ‘American Journal of Physical Anthropology’, dat de vreemde necropolis die in 2009 is ontdekt op de Finca Clavijo in Guía, de begraafplaats is van slaven van diverse rassen.
Veertien mannen en vrouwen zijn in de 16 de Eeuw begraven op Gran Canaria met vreemde riten. Het waren harde werkers, sommigen aanbaden Allah, velen geloofden in de Goden van hun geboorteplaats Afrika, anderen waren toevertrouwd aan Sint Franciscus, maar allen rusten ze ver van de begraafplaats: Het waren slaven.
Twaalf miljoen Afrikanen zijn met geweld overgebracht naar Amerika tussen de 16de en 19 de Eeuw om er als slaven te werken op uitgestrekte plantages, de meerderheid suikerrietplantages. Het iu een overbekende geschiedenis; een mensenhandel, die herhaaldelijk is geportretteerd in de literatuur en op film, maar die begon voordat Europa Las Indias (Zuid -Amerika) overheerste… en veel dichterbij.
De necrópolis op de Finca Clavijo.
De historische documenten noemen meerdere keren het gebruik van slaven als arbeidskrachten op Canarias, Madeira en Kaapverdië, de eerste ‘Nuevo Mundo’ (‘Nieuwe Wereld’) die de Castillianen (Spanjaarden) en Portugezen kenden voordat ze begonnen aan het veroveren van het zojuist door Columbus ontdekte Continent en, uitgerekend, in een van de industrieën die deze bij de aanvang ervan gefinancierde: de suikerrietplantages.
In geval van Canarias, de enige van de Macaronesische archipels die bewoond was toen de Europeanen arriveerden, zijn er verwijzingen naar het slavendom sinds het begin van de conquistsa (Spaanse verovering) in de 15de Eeuw, in overvloed, maar de fysieke bewijzen ontbraken.
Acht onderzoekers van de Universiteiten van Stanford (USA), Cambridge (Verenigd Koninkrijk), Santa Elena (Peru), Las Palmas de Gran Canaria, Baskenland, en van het bedrijf Tibicena hebben in ‘American Journal of Physical Anthropology’ gepubliceerd , dat de vreemde necropolis die in 2009 is aangetroffen op de Finca Clavijo, in Guía, tijdens enkele werkzaamheden al deed vermoeden wat het zou zijn: een begraafplaats van slaven van diverse rassen.
Maar niet zo maar een: “Het is de oudste begraafplaats van slaven in de Atlantische wereld, het oudste antecedent dat men heeft van de Afrikaanse diaspora naar Amerika," verdedigt de archeoloog van de Universiteit van Las Palmas, Jonathan Santana, eerste ondertekenaar van het artikel.
Wetenschappers hebben lichamen teruggevonden in de necropolis (acht skeletten intact , en zes skeletten meer uiteen liggend) met diverse benaderingen om te weten wat hun leven was: forensische geneeskunde; DNA-technieken en moleculaire analyse; archeologie; en alle reeds opgebouwde kennis over archeologische slaven-vindplaatsen in de Verenigde Staten en in het Caraïbisch gebied.
Forensische wetenschap onthult, dat ze jong gestorven zijn, de meesten toen ze rond de 20 jaar oud waren, met letsel aan de ruggengraat, wat suggereert dat ze hard werkten, net als dezelfde die men heeft aangetroffen op de suikerrietplantages met zwarte slaven in Zuid Carolina, Suriname en Barbados..
Munt van vier maravedi.
De stoffelijke overschotten zijn via Koolstof14 gedateerd in de 15de en begin 17de Eeuw; maar er zijn twee elementen die het mogelijk maken hun oorsprong nader te verklaren: een munt van vier maravedi opnieuw geslagen door het Cabildo (Eilandbestuur) van La Palma in 1559, en een medaille met de beelden van de Sint Franciscus van Assisi en de Onbevlekte Ontvangenis eigen aam de 16de Eeuw.
Het DNA van deze personen, in elf gevallen waarin de analyse haalbaar is gebleken. onthult dat er een, een Canarische oerbewoner was (een vrouw), terwijl van vier het neger-ras is vastgesteld, en de andere zes behoren tot een lijn die zowel Europese, als Noord-Afrikaanse aanwezigheid aantoont.
"Daar er veel historische verwijzingen zijn van slaven uit Noord-Afrika op Canarias, denken wij dat dit Moorse individuen zijn,” legt een van ondertekenaars van de studie uit, Rosa Fregel, gespecialiseerd DNA-bioloog van oude populaties, van de Universiteit Stanford.
Haar collega Santana merkt een ander interessant detail op: het is vreemd dat er een oerbewoner verschijnt, omdat in dat tijdperk de Kerk en de Kroon al verboden hadden de inheemse Canario’s tot slaaf te maken, en men ze zelfs toestond om als ‘oude christenen’ toe te treden tot functies van de Cabildos (Eilandbesturen);"iets, wat nog steeds verboden was voor, bijvoorbeeld, de nakomelingen van moslims en joden. "Misschien gaat het om een mesties-vrouw."
Ook de wijze van hen te begraven blijkt curieus te zijn, omdat die niet beantwoordt aan christelijke rituelen, en men kan ze duidelijk ook niet koppelen aan de Islam, noch passen ze bij de praktijken van de oerbewoners, maar suggereren ze een zeer voorkomende vorm van syncretisme( het naar elkaar toegroeien van religies, als een poging om uiteen liggende, of tegengestelde geloven en religies met elkaar te combineren) in gemengde samenlevingen, wat de de waarde van de vindplaats versterkt, merkt Fregel op.
Ze zijn allemaal op hun zij begraven, twee van hen met hun hoofd naar het Oosten (misschien naar Mekka) en anderen zijn begraven met rozenkransen van glaskralen die typisch zijn in sommige Afrikaanse riten.
Ook zijn er christelijke elementen, zoals de medaille van de Heilige van Assisi, wat overeenkomt met het bestaan binnen één kilometer van een voormalig, Franciscaner klooster, hoewel onderzoekers niet ontkennen dat men ze gebruikte om Afrikaanse rituelen te verbergen, of te maskeren
Waarom veronderstellen de auteurs dat het gaat om slaven van suikerrietplantages? Omdat het de eerste grote monocultuur was die werd aangeplant op de Canarische Eilanden, waar de machines werden ontwikkeld om het suikerriet te bewerken, de ‘ingenios’ (suikermolens), die men daarna naar Amerika heeft overgebracht.
“Suiker was de aardolie van de 16de Eeuw; een industrie die, vanuit geheel Europa, grote fortuinen naar Canarias bracht en wat leidde tot de vangst van slaven in Afrika, voordat ze naar Amerika werden gebracht, want het vereist veel mankracht,” vat Santana samen.
Toen men dit artikel opstelde, hadden de archeologen op dezelfde vindplaats al suikermallen aangetroffen, waaruit duidelijk blijkt, waar men zich op de landerijen in de gemeente Guía mee bezig hield. Slechts drie maanden geleden, hebben andere civiele werken het ontbrekende stuk van de puzzel aan het licht gebracht: de overblijfselen van de grote suikerfabriek van Santa María de Guía, daterend uit de 15de en 16de Eeuw.
Momenteel zoekt deze groep van archeologen naar financiering, om door te kunnen gaan met de opgravingen, omdat ze aanwijzingen hebben van de geo-radar dat de eerste begraafplaats van Atlantische slaven meer dan slechts 14 lichamen kan bevatten.
1.500 jaar leven op Playa Chica
De deskundigen kwalificeren
de nieuwe archeologische vindplaats in Sardina del Norte,
in de gemeente Gáldar, als een buitengewone schat
GÁLDAR - woensdag 18 januari 2017 - De ontdekking van de grot van Playa Chica in Sardina del Norte (gemeente Gáldar) ontpopt als belangrijker dan aanvankelijk gedacht, omdat er maar liefst een tot twee meter diep materialen te onthullen zijn, volgens de archeologen, Consuelo Marrero, en Valentin Barroso, die verantwoordelijk zijn voor de studie; 1.500 jaar bewoning op deze kust.
Beidde archeologen vergelijken het belang van deze vindplaats met andere kenmerkende, zoals op het eiland La Palma de grotten van Belmaco, die in 1984 zijn verklaard tot artistiek/historisch-monument.
Deze ongebruikelijk ‘grote hoeveelheid’ aan onderzoeksmateriaal, welke de eeuwenlang bewoonde verblijfplaats vertoont - verdeeld in lagen, zoals de jaarringen van bomen het verschillende gebruik onthullen op bepaalde momenten uit de geschiedenis - kent men als waarvan een gelijke, volgens de deskundigen, nooit eerder is aangetroffen op Gran Canaria, en het zo een van de meest rijke depots is welke men tot nu toe heeft aangetroffen op de gehele Archipel, met een ontdekking die men kwalificeert als buitengewoon.
Tot nu toe en met de eerdere werkzaamheden welke men heeft verricht - en die op dinsdagochtend 17 januari 2017 zij gepresenteerd door de minister van Cultuur, Carlos Ruiz, van het Cabildo (Elandbestuur) van Gran Canaria, vergezeld door de burgemeester van Gáldar, Teodoro Sosa - heeft men koolstoffen aangetroffen wat waarschijnlijk resten van woningen zijn, evenals verkoolde resten, bovendien overvloedig archeologisch materiaal, zoals stenen werktuigen en restanten aardewerk.
Maar daaronder vallen die op, welke verband houden met malacofauna (weekdieren - slakken) en ictiofauna (het totale aantal vissen dat voorkomt in een bio geografisch gebied),waarbij men andere bewijzen optelt van landdieren, en die de gewoonten en voedselresten aangeven van de antieke Canario’s.
Twee monsters van deze ter plaatse aangetroffen resten worden behandeld met koolstof 14-testen en die zijn daartoe al opgestuurd naar een Brits laboratorium voor analyse
Carlos Ruíz heeft ook de rol benadrukt van deelname door de burgerij in het behoud van het cultureel erfgoed, omdat de vindplaat s op Playa Chica is ontdekt dankzij de opmerkzaamheid van iemand, die na een aardverschuiving de potentie van de locatie heeft aangegeven.
Volgens Ruiz is alle samenwerking - bij soort toevallige bevindingen waarvan geen kennis is,- essentieel voor de bescherming; “en het daaropvolgende onderzoek maakt het dan ook mogelijk om een waardevolle bron van informatie van ons verre verleden snel in de archeologische inventaris van het eiland op te nemen, in feite is dit Sardina del Norte, dat al is opgenomen in de herziening van de archeologische inventaris van Gran Canaria," aldus de eilandminister.” Het is een belangrijke verrassing die alle technici toekennen aan deze vindplaats,” laat Ruiz weten, waarvoor nadere studie het Cabildo (Eilandbestuur) een meervoudige werkgroep zal instellen, waarin ook de Universiteit vertegenwoordigd zal zijn.”
De zomer presenteert zich in Telde via
Cuatro Puertas
NOORDELIJK HALFROND - woensdag 22 juni 2016 - De zon heeft op dinsdag 21 juni haar boog gespannen om haar licht-pijl te richten op het interieur van de archeologische vindplaats Cuatro Puertas; het Cabildo (Eilandbestuur) van Gran Canaria heeft een excursie georganiseerd om de supersticio del verano (zomerzonnewende) te aanschouwen.
Excursie op 21 juni 2016 naar de in de almogarén (gewijde verzamelplaats) van Cuatro Puertas in Telde binnenvallende zonnestraal op het moment van de zomerzonnewende:
De zonsondergangen worden op Gran Canaria, van het meest nabij, het mooist gezien vanuit het noordwestelijk gelegen Agaete
Maar niet alleen op dit soort locaties zoals Cuatro Puertas kan men op Gran Canaria zien wanneer de jaarlijkse zomer- en winterzonnewende plaatsvindt.
Zo hebben goede vrienden van de ‘Gran Canaria actueel’-redactie - Frank Goldberg, voormalig voorzitter (1995-1997) van de Nederlandse Vereniging Canarias (NVC), en zijn echtgenote Gerdien Goldberg-Voorwinde- ons in 2014, een op Gran Canaria vervaardigd tegeltje cadeau gedaan, in de maand december; waarmee we in onze tuin, op de rand van de fontein, de locatie aangeven waar vanuit Agaete voortreffelijk de zonondergangen zijn waar te nemen (“Elke dag gratis show!” zeggen wij), want - vanuit ons redactieadres gezien - gaat de zon op 21/12 links van de vulkaan Teide onder en op 21/6 is dat ter rechterzijde van Spanjes hoogste berg.
Wij hebben dan ook gisteren, 21/6/2016, op onze fonteinrand het tegeltje aangebracht dat Frank ende Gerdien ons dit jaar cadeau hebben gedaan. Een origineel ‘souvenir’, dat Frank en zijn echtgenote, op Gran Canaria op bestelling hebben laten vervaardigen, door een plaatselijke alfarero (pottenbakker); de foto’s spreken voor zich:
21/12 21/6
De archeologische vindplaats
Cuatro Puertas
toont het intreden van de zonnewende
TELDE - dinsdag 21 juni 2016 - Het verschijnsel van het binnenkomen van de lichtstraal markeert de komst van de estio (zomer), wat bovendien het kennen van interessante, historische gegevens mogelijk zal maken in de enclave in Telde.
Het Cabildo (Eilandbestuur) van Gran Canaria organiseert op dinsdag 21 juni 2016 een geleid bezoek aan de archeologische vindplaats Cuatro Puertas voor het waarnemen van het binnenkomen van de zonnestraal die de komst van de solsticio de verano (zomerzonnewende) markeert, evenals een wandeling langs de cazoletas (kommen - openingen) voordat de zon achter de berg ondergaat.
Het gaat om een gratis evenement in het kader van het programma ‘Yacimientos Estrella’ waarvoor geen plaatsen meer vrij zijn voor het verwachte binnentreden van de seizoenen wat waargenomen wordt op de plaatsen die daartoe geëigend zijn en waarover de oerbewoners beschikten, voor wie de equinoccios (nachteveningen) en de solsticios (zonnestilstanden) van levensbelang waren.
Het bezoek aan Cuatro Puertas, georganiseerd door het Ministerie van Cultuur, zal ongeveer drie uur duren en daartoe is voor de deelnemers een gratis busverbinding beschikbaar, voor het aanschouwen van het verschijnsel rond 19:15 uur.
Het Cuatro Puertas-complex in Telde bestaat uit diverse bewoonde gebieden (kunstmatige grotten, opslagruimten en gedeelten die traditioneel in verband worden gebracht met de cultus , of rituele activiteiten; waaronder de zogenoemde Cueva de Cuatro Puertas: een kunstmatige holte van 17 bij 7 meter, uitgegraven in de tufsteen en kenmerkend door het bestaan van vier openingen, die ook de naam geven aan de locatie.
De solsticio de verano (zomer zonnewende)
In de dagen die volgen op de solsticio de verano (zomer zonnewende), komen de zonnestralen binnen via de westelijke puertas (openingen) bij de ortos (zonsopkomsten), en via de oostelijke bij de ocasos (zonsondergangen), waarbij de zon de vloer van de grot volgt en een hoofdrol geeft aan een van deze cazoletas (openingen) precies daar waar de zon achter de bergen ondergaat.
In 2016 is dat moment op 20 juni om 23:34 uur - op de dag met de meeste zonne-uren van het jaar exact 13 uur en 55 minuten - waarbij de zon opkomt om 07:05 uur en ondergaat om 21.00 uur.
Op een kunstmatig daarbuiten aangelegd platform, hebben de antieke bewoners veelvuldig cazoletas (openingen) uitgegraven (of paalgaten, als men de mogelijkheid aanvaardt dat die dienen voor een soort van lichte structuur).
‘Yacimientos Estrella’
Dit programma waarvoor men zich inschrijft om de verspreiding, het bewustzijn te volgen van het in gang zetten en gebruik van het archeologisch erfgoed van het eiland, door middel van specifieke, geleide bezoeken - die bestemd zijn voor het waarnemen van de hemel van de meest kenmerkende archeologische vindplaatsen van het eiland - zijn nagenoeg unieke kansen op Spaans grondgebied.
Uitzicht vanaf de berg met de Cuatro Puertas.
De antieke Canario’s ontwikkelden een diepe kennis van de hemel en zijn cycli, wat het mogelijk maakte het huiselijke en het religieuze leven te organiseren. Er bestaan zelfs kronieken die spreken van het houden van pre-Spaanse feesten die verbonden waren met de zonnestanden, de stand van de maan en de sterren.
Andere archeologische vindplaatsen op het Eiland die verbonden zijn met de equinoccios en solsticios - en waarnaar het Cabildo (Eilandbestuur) bezoeken organiseert bij het begin van de seizoenen -– zijn o.a. die van: de Bentayga, Risco Caído, Cuatro Puertas en La Guancha.
Een groep Archeologen denkt
'Humiaga' te hebben aangetroffen
SANTA LUCÍA DE Tirajana - zaterdag 18 juni 2016 - De verloren gewaande gebedsruimte van de oerbewoners van Gran Canaria zou gelegen kunnen zijn in de mythische locatie in de pre-Spaanse opgraving van La Fortaleza, zo geven enkele deskundigen aan.
Archeologen van het bedrijf Tibicena Patrimonio y Arqueología denken in de pre-Spaanse vindplaats La Fortaleza - in Santa Lucía de Tirajana - het mythische 'Humiaga’ te hebben gelokaliseerd, de verloren gewaande gebedsruimte van de oerbewoners van Tamarán, het huidige Gran Canaria.
In een verklaring, legt de archeoloog en mededirecteur van het bedrijf, Marcos Moreno, uit, dat hoewel ze optimistisch zijn over deze mogelijkheid en er verschillende bewijzen en indicaties zijn, dat men nog steeds door moet gaan met de werkzaamheden.
Volgens verschillende kronieken uit de tijd van de verovering en de daaropvolgende eeuwen, bestonden op Gran Canaria vóór de Spanjaarden twee heilige plaatsen van de Oerbewoners; één in Tirma, in het Noorden; en de andere, die niet nooit gelokaliseerd is, heeft verschillende namen gekregen, waaronder ‘Humiaga’. Voor de medewerkers van Tibicena, zijn er een aantal aanwijzingen die leiden naar de gebedsruimte ‘Humiaga’ en dat die zodoende is aangetroffen, zoals die van de historische kronieken, de datering van de botten die zijn aangetroffen in het gebied, en de structuren de zich bevinden in het bovenste gedeelte van La Fortaleza.
In die zin heeft de deskundige laten weten, dat toen men op de vindplaats is begonnen te werken in 2007, men enkele grotten kende, een enkele woning op de begane grond en enkele structuren in het bovenste gedeelte, waarvan Dr. Grau Bassas al in de 19de Eeuw zei, dat het vuurpotten zouden kunnen zijn.
Een geitenbot aangetroffen in La Fortaleza Grande
Moreno heeft uitgelegd, dat een klein geitenbot, dat is onderworpen aan datering met Koolstof-14 in de Verenigde Staten, mogelijk een van de sleutels zou kunnen zijn dat de gebedsruimte op deze locatie gevestigd geweest zou kunnen zijn. Hier geeft het Amerikaanse laboratorium datums aan die schommelen tussen de 6de en de 7de Eeuw – steekhoudende datering is die van tussen de jaren 585 en 682 - terwijl de oudste kronieken op Gran Canaria teruggaan tot aan de 3de Eeuw.
“En we praten,” zo gaar hij verder, “over een 4de Eeuw waar we gedateerd zien dat het een bot is, dat in een complex van structuren is, die dan al gefabriceerd waren. Dit wil zeggen, dat als het bot uit de 6de Eeuw is, dit architectonisch geheel er eerder was.”
De plaats had geen huiselijk gebruik, maar religieus
Eveneens benadrukt de archeoloog in het bijzonder dat men in staat is geweest vast te kunnen stellen, dat de activiteiten die een hoofdrol speelden voor de antieke Canario’s in de top van Fortaleza Grande geen huiselijke aard hadden, maar in verband gebracht kunnen worden met het religieuze universum, waar vuur en huisdieren de hoofdrol hadden.
“Dit alles doet ons denken, dat we voor iets ritueels staan,” voegt hij hieraan toe. “Gezien de afmeting die de vindplaats heeft - en bovendien bevolkt, zo verklaart hij, wat we in 2015 hebben ontdekt - die enorme is en die heel rare, cirkelvormige structuren heeft die te maken lijken te hebben met rituele onderwerpen; en waarvan de naam (van de gebedsruimte) niet in de kronieken verschijnt, Veel mensen spreken erover dat La Fortaleza niet Humiaga zou zijn, en wij hebben nu gegevens om te denken dat het wel zo is.” Anderzijds heeft de archeoloog laten weten, dat men in de kronieken spreekt, dat de antieke Grancanario’s een bijzonder bedevaart maakten, ‘een stijgende wandeling’, op de berg, met het vinden van pelgrims-structuren, muren/wanden en gravering tijdens de wandeling. “het is alsof men aankomt bij een belangrijke plaats” - hij benadrukt - “op de plaats van aanbidding, En het wandelpad is onderdeel van het ritueel.”
De kronieken van de Conquista (Verovering) spreken van Humiaga
Wat betreft de kronieken, heeft de geschiedkundig, lexicograaf en humanist Alonso de Palencia tijdens de conquista (verovering) geschreven, in zijn Cuarta Década, dat in Las Tirajanas de twee gebedsruimten van het eiland waren gevestigd. Hij voegt - letterlijk - toe, dat er een bevolking was waar, “een tempel stond, goed uitgerust voor hun bijgeloof; de onzen gaan naar de top van de berg en er is niemand die de tempel verdedigt of bewaakt, gebouwd in de vorm van een kasteel met allerlei fortificaties…”
Eeuwen later, in 1647, beschrijft de arts en geschiedkundige Martín de Cubas de staat van de ruïnes van de tempel. “Het eerste gebedshuis was Almorare , zo luidt de tekst - wat een huis is boven een Risco Jumiaia, in het gebied van Tirajana, genaamd Riscos Blancos, dat ze toeschreven aan Antón de Santidad; daar riep men aan en offerde men in grote, stenen vuurkorven, op een altaar van grote stenen met grote platen die men vandaag de dag kan zien, als kapellen en ander behuizingen in een grote cirkel; en het is de meest gevormde rotswand van die plaatsen, en er is geen mens die een steen kan bewegen.”
9 en 10 april 2016: La Fortaleza
viert eerste verjaardag met twee open dagen
SANTA LUCÍA DE TIRAJANA - vrijdag 8 april 2016 - Het Informatiecentrum van La Fortaleza, in het hooggelegen gedeelte van de gemeente, viert in het tweede weekeinde van april 2016 de eerste verjaardag met twee open dagen (gratis entree voor het publiek op zaterdag en zondag) en met het aanplanten van inheemse bomen; daarmee de belofte nakomend om voor elke 100 bezoekers een boom te planten. Gedurende het eerste jaar heeft de archeologische vindplaats ruim 5.000 bezoekers ontvangen.
De museale omgeving toont de rijkdom van archeologie en landschap en leert het publiek hoe het leven was van de oerbewoners ruim 800 jaar geleden in dit deel van het Eiland.
La Fortaleza de Ansite.
Met een mooie en leerzame inhoud biedt het de bezoeker reproducties van grotwoningen en begrafenis-grotten op ware grootte, en van een huis uit de steentijd, een aanraakscherm met diverse inhoud en een audiovisuele presentatie over de bewoners van La Fortaleza en hun leefwijze. Ook heeft men een winkel waar de bezoekers lokale producten kunnen kopen zoals kunstnijverheid, honing, wijn, olijfolie, en uiteraard souvenirs van dit centrum.
In 2016 zal door de overheid nog €63.000 geïnvesteerd worden voor het doen van nog meer archeologische opgravingen op deze vindplaats. La Fortaleza is een van de belangrijkste archeologische vindplaatsen van Gran Canaria.
Gran Canaria wil El Risco Caído veranderen tot
Patrimonio de la Humanidad (Wereld Erfgoed)
CENTRAAL GRAN CANARIA - zaterdag 13 februari 2016 - In 2016 zal het Cabildo (Eilandbestuur) van Gran Canaria €546.000,= bestemmen voor een zodanig ontworpen project - dat de opening omvat van een voorlichtingscentrum in Artenara; en de specifieke ruimten in de heilige berg van de oerbewoners, gelegen in de bergkom van Tejeda - zodat de Unesco in 2019 de yacimiento (archeologische vindplaats) Risco Caído tot Patrimonio de la Humanidad (Erfgoed van de Mensheid) kan verklaren.
De president van het Cabildo (Eilandbestuur), Antonio Morales; de eilandminister van Cultuur, Carlos Ruiz; en de eiland-inspecteur van Erfgoed, José de León, hebben op donderdag 11 februari 2016 het - tot 2019 te ontwikkelen - project gepresenteerd, waarmee men voor heeft, het eiland te veranderen in een wereldwijde, archeologische en toeristische referentie, zoals het Paaseiland, en Machu Pichu (Peru), gegeven de rijkdom die besloten ligt in de vier enclaves van het voorstel:
- Risco Caído,
- Acusa,
- Sierra de Bentayga Cuevas del Rey,
- Risco Chapín.
Het gaat om een integraal project wat de steun zoekt van de plaatselijke bevolking, van de Canarische Regering, van de Spaanse Staat, en van de internationale gemeenschap, wat zowel de gemeenten Tejeda, Artenara, Agaete en Gáldar omvat, waarbinnen deze enclaves zich bevinden, zo heeft Morales opgemerkt.
Video's:
Risco Caido - Artenara - Gran Canaria
Zomerzonnewende:
https://youtu.be/rhbAGn68Lts
https://youtu.be/0_Iu_xvyL60
https://youtu.be/dvsFst4yLNQ
https://youtu.be/dvsFst4yLNQ
Winterzonnewende:
https://youtu.be/FPnrF9aH0Ug
De eilandpresident heeft benadrukt dat dit plan het mogelijk zal maken het hooggebergte van het eiland dynamiseren en te tonen met een duidelijke inzet op bescherming, herstel en gebruikmaking van criteria voor duurzaamheid, zodat dit gebied een aanvullend hulpmiddel kan zijn voor het eiland.
Onder de acties die het plan omvat heeft men de opening (eind 2016, begin 2017) opgenomen van het bezoekerscentrum in Artenara, waardoor verspreiding van de waarden in de berg-kom van Tejeda mogelijk is, in het bijzonder van Risco Caído door middel van een replica van de belangrijkste koepel van het grotten-complex dat het omvat, en wat een heilige plaats was voor de oerbewoners.
Het voorstel betreft een uitzonderlijk cultureel landschap dat ceremoniële tempelcomplexen omvat en een uniek, troglodiet leefgebied, overheerst door de Caldera de Tejeda, toebehorend aan een verdwenen cultuur die zich gedurende 1.500 jaar op een geïsoleerde wijze heeft ontwikkeld, zo heeft León benadrukt.
Volgens Leon, is het unieke van dit erfgoed voor verklaring tot sterrenkundig werelderfgoed, gekoppeld aan de wereld van oerbewoners en aan een eiland.
León heeft ook benadrukt, dat de ontdekking van Risco Caído de kijk heeft ontwikkeld op de cultuur van de oerbewoners en de aandacht heeft van vele wetenschappers; bovendien, zal het de ontwikkeling van veel onderzoekswerk mogelijk maken en naar hij hoopt, ook proefschriften in de toekomst.
Het door het Cabildo (Eilandbestuur) ontworpen plan, omvat het oprichten van een onderzoekscommissie van de Ministeries van Cultuur en Historisch Erfgoed, van Toerisme en van Milieu, evenals van de Canarische Regering, die deelneemt aan het dossier van de kandidatuur voor de verklaring ervan tot Patrimonio Mundial (Wereld Erfgoed).
De geplande acties betreffen conserveringswerkzaamheden, herstel en onderhoud van de enclaves, uitbreiding van wetenschappelijke studies, het verbeteren van de omgeving, aanpassing van wegen, trottoirs en bewegwijzering, evenals het voltooien van de dossiers Cultureel Erfgoed van de overige gedeelten.
Bovendien, zal het Cabildo (Eilandbestuur) doorgaan met het beleid van nieuwe verwerving voor het uitbreiden van het erfgoed en de ruimte van Risco Caído, na het verkrijgen van Risco Chapín in overheidseigendom, van de talrijke grotten van Acusa (de meest belangrijke van Risco Caído), en sommige delen van de Bentayga-bergketen.
De etnografische erfenis van Gran Canaria
is toegenomen met de ontdekking van
een waterleidingsysteem uit de 19de eeuw
INGENIO - dinsdag 2 februari 2016 - Het Cabildo (Eilandbestuur) van Gran Canaria heeft een waterleidingsysteem ontdekt uit de 19de Eeuw in de barranco (het ravijn) van El Obispo in Ingenio, dat bijdraagt aan de verrijking van de Etnografische Kaart van het Eiland en maakt het mogelijk, de kennis te verdiepen van de gebruiken uit die tijd, zo laat de minister van Industrie, Handel en Ambachten, Minerva Alonso, weten. Het Cabildo (Eilandbestuur) catalogiseert daarmee de eerste geschreven inscriptie, op de wand van een vijver.
De ontdekking die men nu kan raadplegen op de Carta Etnográfica van de Fundación para la Etnografía y el Desarrollo de la Artesanía Canaria (Fedac) (Stichting voor de Etnografie en Ontwikkeling van de Canarische Kunstnijverheid), bestaat uit een aantal nateros (kleine opvangreservoirs voor regenwater dat van daaruit naar de vijver ging); een systeem van stenen muren dat vroeger gebruikt werd om regenwater te verzamelen en de gewassen te beschermen tegen wind; een galerij voor water dat in de Negentiende Eeuw werd geleverd aan de inwoners van El Carrizal, en een vijver.
Het meest unieke kenmerk zijn de inscripties, met een scherp voorwerp gekerfd in de gemetselde binnenwand van de vijver, met de naam van de eigenaar, de datum van de bouw en de handtekening van een andere persoon , die zegt: "Het zijn de Heer Canonigo en Doctor Don Domingo Morales die de Luitenant Dan Juan Agustín Morales de opdracht hebben gegeven en die dit maakte in 1843, Sebastian Ramírez".
De technici van de Fedac verzekeren, dat het gaat om de ontdekking van de eerste inscriptie van deze soort, welke het mogelijk maakt dit soort vijvers te associëren met een concrete periode en de chronologische keten van de 19de naar de 20ste Eeuw te completeren; vandaar, de grote historische waarde, want er bestaat geen chronologische studie over de ontwikkeling van de bouw van waterleidingen op Gran Canaria.
De inventarisatie van dit vastgoed heeft kunnen rekenen op de medewerking van de bioloog en deskundige in historisch erfgoed, Paulino Santana, kenner van de zuidoostelijke agglomeratie van het Eiland en op de medewerking van de kroniekschrijver van Ingenio, Rafael Sánchez.
De Carta Etnográfica (Etnografische Kaart) telt momenteel 9.776 stuks vastgoed die al gecatalogiseerd zijn, waarvan ruim 69 waterleidingen, waaronder 2.851 vijvers, de oudste uit 1557, die is aangelegd in Albercón del Concejo, in Telde.
Een einde maken aan het ‘a la carte’ fabriceren van inboorlingen
CANARISCHE EILANDEN - woensdag 25 november 2015 - Elke historische en politieke context van de Canarische eilanden heeft naar eigen inzicht en voorkeur een eigen model gefabriceerd van inboorlingen. Nu is er een groep onderzoekers uit verschillende disciplines die een eind wil maken aan wat zij noemen, “het a la carte fabriceren van inheemsen’; en men wil dan ook een alles omvattende aanpak, met nieuwe vragen en antwoorden over de bevolking van de Archipel.
Slechts enkele vragen omtrent de herkomst van de eerste bewoners van de Canarische Eilanden hebben tegenwoordig antwoorden die, “nu niet discutabel zijn,” zo bevestigt Farrujia, professor in de Prehistorie aan de Universiteit van La Laguna (ULL) en lid van de Sociedad Española de Historia de la Arqueología en van het History of Archaeology Research Network del University College van Londen.
De presentatie van het boek op 5 november 2015 in de Canarische Pers Club,
in Las Palmas de Gran Canaria.
Er is overeenstemming, zegt Farrujia, in de Amazigh oorsprong van de inboorlingen en dat de oorsprong van de aangetroffen geschriften Libisch-Berbers zijn, maar nog steeds is niet duidelijk hoe ze naar de eilanden gekomen zijn en hoe ze zich in een periode van 3.000 jaar hebben aangepast.
Wat voor Farrujia en de overige auteurs van het boekwerk Orígenes. Enfoques interdisciplinares sobre el poblamiento indígena de Canarias (Oorspronkelijkheid. Interdisciplinaire benadering van de inheemse bevolkings herkomst van de Canarische Eilanden) duidelijk is, is, “dat men over dit onderwerp nooit uitgeschreven raakt,” omdat, “tegenwoordig naast een academische noodzaak, er nu een sociale en ook politieke noodzaak is, om te kennen.”
Na de goedkeuring het Estatuto de Autonomía (Statuut voor Zelfbestuur) heeft het insulaire karakter van het onderzoek geresulteerd in een “balkanisering van de Canarische prehistorie", waar bij het aangaan van bevoegdheden over het Erfgoed, “elk Cabildo (Eilandbestuur) de eigen inboorlingen redt,” zonder dat men een globale kijk op de bewoners biedt en ook niet, over hoe zij zich vestigden en aanpasten.
"Elke historische en politieke context heeft zijn eigen inheemsen gemaakt," zegt Farrujia en ook nu probeert men de inboorling aan te passen aan de huidige context, “met het herhalen van oude problemen.” Naast degenen die de Noord-Afrikaanse herkomst van de eerste bewoners aannemen, zijn er die uitgaan van een mediterrane toestroom en dat deze het resultaat is van een meer realistische en elitaire kolonisering door Romeinen en Feniciërs, dan door de komst van Berber-bevolking.”
Bewijs daarvoor is het belang van de archeologische vindplaatsen met Romeinse en Fenicische sporen en men tegelijkertijd de culturele Amazigh-herkomst afzwakt, zelfs in de tentoonstellingsruimten. Farrujia is van mening, dat dit ook te maken heeft met de huidige politieke context, “waarin men de rol die de Afrikaanse herkomst speelt, niet wil benadrukken in de Canarische wereld van vandaag,” zo geeft hij weer.
Gáldar zoekt nieuwe archeologische sporen
van de oerbewoners in La Guancha
GÁLDAR - DONDERDAG 27 AUGUSTUS 2015 - Het archeologische complex is destijds bewoond door de eerste Canarische bewoners en het is bij wet beschermd, omdat het in 1949 verklaard is tot Artistiek/Historisch-Monument.
Er zijn op Gran Canaria nog steeds structuren van de oerbewoners te ontdekken, zoals die op de archeologische vindplaats van La Guancha in Gáldar; wat dan ook de reden is, dat het Cabildo /Eilandbestuur) voor heeft nieuwe opgravingen en conserveringswerkzaamheden te ontwikkelen, zo heeft men op woensdag 26 augustus laten weten.
Het Ministerie van Cultuur, van het Cabildo (Eilandbestuur) van Gran Canaria, benadrukt in een communiqué, dat La Guancha een waardevol archeologisch complex is, met woningen, begraafplaatsen en diverse constructies - nabij die van Bocabarranco en die an El Agujero - dat een van de eerste op Canarias is, dat bij wet is beschermd ,omdat het in 1949 verklaard is tot Artistiek Historisch Monument.
Volgens recente onderzoeken, die zijn verricht door archeologen, was de vindplaats bij Bocabarranco al bewoond in de 7e Eeuw, honderden jaren eerder, dan men heeft aangenomen. Nu heeft men het doel, de drie genoemde vindplaatsen met elkaar te verbinden, “vanwege de waarde ervan en hun omgeving ,”en, “omdat ze het culturele aanbod in het Noorden van het Eilanden verrijken,” zo voegt de eilandminister toe.
Munt, bewijst Mallorcaanse aanwezigheid
op Canarias voor de Conquista
CANARISCHE EILANDEN - Onnozele Kinderen, zondag 28 december 2014 - Oude kronieken over Canarias spreken, nog voor de definitieve komst van de Castillianen, over de aanwezigheid van Mallorcaanse zeevaarders op de Islas Afortunadas (Gelukzalige Eilanden) aan het einde van de Middeleeuwen, maar over die periode ontbreekt, tot nu toe, fysiek bewijs, die dit bevestigt.
Het Cabildo (Eilandbestuur) van Gran Canaria heeft op dinsdag 23 december 2014 een studie openbaar gemaakt waarin wordt aangetoond, dat een van de 70 in de Cueva Pintada- een van de belangrijkste pre-Spaanse vindplaatsen van de Archipel - in de afgelopen jaren teruggevonden munten niet Castiliaans, niet Portugees, maar Aragonees is. Dit vermoedde men al enige tijd, want op een van de zijden kan men het vaderlandskruis ontwaren. Deze vaststelling verplicht tot het herzien van de herkomst van andere ontdekkingen op de vindplaats.
Foto beschikbaar gesteld door het Cabildo (Eilandbestuur) van Gran Canaria.
Echter, degenen die verantwoordelijk zijn voor de Cueva Pintada ,zijn daar in hun bestudering echter niet dieper op ingegaan, omdat ze het als feit hebben aangenomen dat die munt is geslagen tijdens de regering van Fernando II van Aragón - Ferdinand de Katholieke - en nog uit de tijd van voor de tijd van de conquista (verovering) van Gran Canaria (aan het eind van de 15de Eeuw), net als de overige munten op de vindplaats (Castiliaanse reales en Portugese cuetíes).
Deskundigen in de pre-Spaanse geschiedenis van Canarias lijken te accepteren, dat in de Eeuwen voorafgaand aan de conquista (verovering) van de eilanden door Castillië, deze al met zekere regelmaat bezocht werden door Mallorcaanse zeevaarders, avonturiers en missionarissen, en dat ze zelfs Telde stichtten in 1351, het ‘Obispado de las Islas de la Fortuna’ (‘Bisdom van de Eilanden van het Geluk’), om ervoor te zorgen, dat de inheemse bevolking bekeerd werd tot het christendom.
De onderzoekster van de Universiteit van Las Palmas de Gran Canaria (ULPG), María del Cristo González, en de archeoloog van het Cabildo (Eilandbestuur) de Gran Canaria, Javier Velasco, hebben op dinsdag 23 december 2014 laten weten, dat deze er van deze bezoeken diverse historische getuigenissen zijn, maar dat er werd aangenomen, dat er geen fysieke bewijs bekend was.
En dat men via onderzoek van de Cueva Pintada in Gáldar sinds de opgravingen in 1991- het verband aantoont van de beide Archipels in de Late Middeleeuwen.
González heeft uitgelegd, dat men nu - tijdens de restauratie van deze munt die zwaar is aangetast - heeft ontdekt, dat deze veel ouder is dan men dacht en dateert uit de tijd van Jaime II van Aragón, koning van 1291 tot1327.
De afbeeldingen die men heeft blootgelegd op de munt en, vooral, de analyse van de legering hebben bepaald, dat deze munt stamt uit een eeuw eerder, dan die van de conquista (verovering ) van Gran Canaria.
Veronderstelling Hoe komt deze munt in Gáldar, de pre-Spaanse hoofdstad van het eiland, het bastion van de macht van de guanartemes, de inheemse koningen?
De deskundigen sluiten uit, dat dit na de conquista (verovering) is gebeurd in de zak van een soldaat, of van Castiliaanse kolonialisten. González en Velasco zijn het er samen over eens, dat dat niet het geval is, omdat een antieke munt niet van nut was voor de Castiliaanse kolonialist, want van een ander koninkrijk en geen wettig betaalmiddel in die dagen.
Vanwege de afwezigheid van direct bewijs van de reis die demunt volgden, zijn zij van mening,l dat de meest plausibele verklaring wijst op Mallorcaanse zeevaarders..
Als dat zo is, wat doet dan een munt in het historische centrum van een samenleving welke gebaseerd was op ruilhanden, met goederen, waarbij geen geld werd gebruikt in de uitwisseling met de Europeanen?
De onderzoekster van de ULPG stelt, dat de antieke Canario’s deze munten bewaarden als prestige-symbool, als objecten die de bezitter ervan een zeker sociaal aanzien gaven.
Het metaalonderzoek van deze munt, wat is verricht door het CSIC, lijkt deze stelling te bevestigen, omdat die heeft onthuld, dat dezer munt anders is dan de obverige die met deze eigenschappen stammen uit de regering van Jaime II van Aragón.
Deze is ‘ bedekt’ met zilver, alsof iemand deze zodoende meer waarde heeft willen geven, en niet simpelweg het metaal heeft verzilverd om de munt meer glans te geven, zo geeft González aan.
" Archeologie dient om hypothesen te bevestigen, om ze te kwalificeren, of gewoon om te weerleggen," zegt de algemeen coördinator van Cultuur, van het Cabildo (Eilandbestuur) de Gran Canaria, Larry Alvarez.
Zo is het in het licht van deze ontdekking, dat het Museo de la Cueva Pintada andere gevonden voorwerpen zal herzien welke op de vindplaats zijn aangetroffen en die men heeft toegeschreven als zijnde afkomstig uit de tijd van de conquista (verovering) (net als menig keramiek), om te zien, of ze allemaal Castiliaans zijn, of, “als men ze met andere ogen bekijkt,” men kan zien, dat deze een andere herkomst hebben.
Lobos
nieuwe vindplaats met Romeinse aanwijzingen
LOBOS - woensdag 19 november 2014 - Een groep archeologen heeft om maandag 17 november 2014 bekend gemaakt, een nieuwe vindplaats te hebben aangetroffen o het islote (eilandje) Lobos, welke men ‘Lobos 2’ gedoopt heeft, waar men resten van malacofauna (weekdieren - slakken) heeft aangetroffen in verband met Romeins keramiek, wat het belang bevestigt van deze enclave als werkplaats voor het vervaardigen van purper; een paarse kleurstof, die gebruikt werd in de periode van het Romeinse Rijk.
Een van de leiders bij de opgravingen op Lobos - de hoogleraar Prehistorie, Carmen del Arco, aan de Universiteit van La Laguna (Tenerife) - wil niet aangeven op welk locatie men de nieuwe vindplaats heeft aangetroffen, ter voorkoming van eventuele plunderingen, maar ze heeft wel verduidelijkt, “dat er oppervlakkige aanwijzingen zijn van Romeinse aanwezigheid op de locatie.
Meer foto's treft u aan in dit Artikel met dezelfde titel in de
RUBRIEK: OVERIGE EILANDEN - Lobos:
(Klik aan in het Rubrieken-overzicht hierboven) of klik hier op:
http://gran-canaria-actueel.jouwweb.nl/overige-eilanden-canarias/lobos
De archeologe heeft aan journalisten uitgelegd, dat naspeuring op ‘Lobos 2” overeenkomt met malacofauna, die gebruikt werd voor purper, en verband houdt met fragmenten van Romeins keramiek, naast andere elementen van stenen structuren, verborgen onder het zand, maar waarvan gesteld zou kunnen worden, dat er stenen muren hebben bestaan.
De relatie van Lobos met het Romeinse Rijk start met de ontdekking begin 2012 toen een toerist der rand van een Romeinse amfoor heeft gevonden in La Calera op Playa de La Concha. Sindsdien hebben de Universiteit van La Laguna, het Organismo Autónomo de Museos y Centros van het Cabildo (Eilandbestuur) van Tenerife en het Cabildo (Eilandbestuur) van Lanzarote, drie opgravings-campagnes georganiseerd.
De vindplaats in de open lucht heeft een oppervlakte van 570 m² en, de gerede, toenemende overtuiging bij voorgaande opgravingen, heeft het mogelijk gemaakt, een Romeinse seizoenplaats op te graven en te beschrijven, die dateert van ergens de in Eerste Eeuw voor Christus tot in de Tweede Eeuw na Christus, en die te maken heeft met de exploitatie van purper, dat gebruikt werd als kleurstof stof ten tijde van het Romeinse Rijk.
Del Arco heeft op maandag 17 november 2014 aan journalisten de resultaten van de tijdens de derde campagne uitgevoerde werkzaamheden uiteengezet, na de systematisch archeologische ingreep op Lobos welke begonnen is op 28 oktober 2014 en die is afgesloten op 19 november 2014, en waaraan een groep van 15 personen uit de diverse disciplines heeft meegewerkt., zoals die van de Archeologie en die van de Paleontologie.
De opgravingen hebben zich gericht op het doorgaan van het ontdekken van fragmenten van muren welke zijn ontdekt bij eerdere, archeologische opgravingen en die als resultaat de ontdekking te zien hebben gegeven van drie nieuwe woonstructuren, naast restanten van keramiek en goed bewaard gebleven luzerne (een al vanouds bekend, natuurlijk en gezond ruwvoer voor o.a. paarden, en één van de betere bronnen is voor vitaminen en mineralen).
Na wekenlang het Romeinse spoor ontdekt te hebben, dat bedolven was onder bergen jable (zand), spreken de archeologen nu van her bestaan van een hoofd-woonkern met voornamelijk purperslakken, waar men de kleurstof bereid, naast woonstructuren met muren die dit woonoord omgeven hebben.
Bij de opgravingswerkzaamheden - die in 2012 zijn begonnen en hebben voortgeduurd in de afgelopen twee jaar - zijn een vijftal woonstructuren ontdekt; een daarvan is een belangrijke structuur die diende als stookplaats voor het produceren van purper, naast mollusken (slakken) die door het vuur zijn aangetast.
Carmen del Arco heeft uitgelegd, dat men naast de woonstructuren, bovendien vier grafheuvels heeft gelokaliseerd, “hoewel er tot nu toe daarvan slechts één in zijn totaliteit is bestudeerd en die ongeveer 170.00 eenheden Stramonita (Slakken) hebben opgelevertd waaraan men purper onttrekt,” (zie: http://nl.wikipedia.org/wiki/Stramonita_haemastoma).
“Het is nog steeds niet bekend, of de gewaden die de Romeinse keizers en senatoren droegen , afkomstig zijn van ververijen op Lobos, of van de Afrikaanse kust,” zo merkt Mercedes del Arco op, samen met een van de ander medewerksters aan de opgraving, de archeologe van het Cabildo (Eilandbestuur) van Lanzarote, Milagros Estupiñán; “vanwege het nog steeds ontbreken van een serie elementen, om te weten, of het een ververij was.”
De opgravingen hebben het mogelijk gemaakt, een grote hoeveelheid aan keramisch materiaal te ontdekken, zoals diverse amforen voor het inzouten en met azijn conserveren, haken, potdeksels, kookpotten, delen van eetservies, een fibula (gesp), fragmenten van ijzer en brons ( haken en spijkers) naast beenderen van kuddedieren.
Lobos profileert zich als en van de belangrijkste archeologische vindplaatsen van Canarias, vanwege de mogelijkheid dit onder te brengen onder de paraplu van het Romeinse Rijk.
De president van het Cabildo (Eilandbestuur) van Lanzarote, Mario Cabrera, en de eilandminister van Historisch Erfgoed, Juan Jiménez, hebben ook het belang van de ontdekking op Lobos benadrukt en de noodzaak, de betrokkenheid van ander instanties - zoals de Canarische Regering - uit te breiden, om door te gaan met de opeenvolgende fasen van opgraving en studie.
Cabrera heeft zelfs gesproken, over het bestuderen van de mogelijkheid, of de locatie ook ‘toegankelijk ‘ gemaakt kan worden voor de toeristen, die dagelijks het Parque Natural de Lobos bezoeken.
Het raadsel van mummie nº 8
LAS PALMAS DE GRAN CANARIA - maandag 20 oktober 2014 - Onderzoekingen over de begrafenispraktijken van de Canarische oerbewoners corrigeren de datering van een object, dat abusievelijk geïdentificeerd is als Artemis, de zoon van koning Gumidafe.
De mummie nº 8, die het Museo Canario bewaart, is niet het stoffelijk overschot van een edelman, noch van de zoon van de koning van de oerbewoners zoals men gewoonlijk denkt. Wetenschappelijke datering met koolstof14-onderzoek van de botten, heeft bevestigd, dat de betrokkene is overleden tussen de jaren 415 en 560 na Christus; en niet tussen 1405 en 1414; de periode, waarin diverse geschiedkundigen de pogingen tot verovering van Gran Canaria dateren, door de Normandische troepen van Jean de Bethencourt, die geleid werden door Gadifer de la Salle.
Teresa Delgado, op zaterdag 18 oktober 2014 bij mummie nº 8 in het Museo Canario.
De onderzoekingen naar begrafenisrituelen en -praktijken zijn in staat zijn geweest, om wijziging van deze historische errata te bereiken. De lijkwade wijst niet op een edelman onder de oerbewoners van Gran Canaria.
Het begrafenisritueel maakt geen onderscheid tussen sociale klassen, in ieder geval niet bij de door het team van deskundigen van de Museo Canario geanalyseerde individuen.
Sterfdatum
De onderzoekingen verricht op mummie No. 8, die in het Museo Canario wordt bewaard, hebben ertoe geleid, wetenschappelijk de sterfdatum te wijzigen van een personage, van wie men de identiteit abusievelijk toewijst aan Artemis, of Artamy, de zoon van koning Gumidafe, die volgens de verhalen over de verovering van Gran Canaria gestorven is door toedoen van de Normandische troepen van Jean de Bethencourt die onder commando stonden van Gadifer de la Salle.
De datum van overlijden van het gemummificeerde individu ligt volgens radiokoolstofdateringen bij benadering tussen het jaar 415 en 560, en niet tussen 1404 en 1414, toen er een invasie van het eiland dreigde in het zuiden.
“Het is een verrassing,” legt Teresa Delgado uit, technicus van het Museo Canario, die de vergissing wijt aan de afwezigheid van wetenschappelijke criteria, op het moment van de identificatie.
Wetenschappelijke strengheid
Om het verhaal te kennen van deze mummie, moet men teruggaan naar het begin van de 20ste Eeuw. “Van deze mummie weten we niet waar die vandaan komt, deze behoorde tot een privécollectie van de Graaf van Vega Grande,” zo laat Delgado weten.
Tussen eind 19de en begin 20ste Eeuw weren privécollecties gebruikelijk, “tegenwoordig zijn ze strafbaar bij wet.”
In 1901 is deze mummie onderdeel geworden van de de collectie in het Museo Canario, na het overlijden van de Graaf, die instructies had gegeven, zijn archeologische collectie aan het Museo Canario te schenken.
“Met betrekking tot het materiaal, kan men aangeven, dat een groot deel daarvan afkomstig is uit Guayadeque, een ander deel uit Arguineguín en weer een ander deel is afkomstig uuit Mogán, zonder verdere aanduiding.
Er is materiaal met een exacte herkomstaanduiding, maar dat is niet het geval met deze mummie.”
Het was in de jaren 80 - na een hervorming van wetenschappelijke maatschappij, “dat men deze identificeerde met de figuur van Artemy, waarbij men als verwijzing de kronieken nam van Le Canarien (Franse geschriften over de conquista - verovering - van Canarias), en volgens die versie, zegt men , dat de Normandische kronieken hier aan ten grondslag lagen.. “In latere kronieken,” aldus Teresa Delgado,” verandert het verhaal, waar men het niet alleen heeft over de ontmoeting, maar men ook vertelt over de dood van de toenmalige koning.”
Een verwarrend feit, dat is ontkend door andere auteurs, zoals door Jorge Onrubia Pintado, maar zeker is, dat we een mummie hebben waarvan we niet weten waar die vandaan komt, en de dateringen deze omschrijving afwijzen, hoewel het niet zeker is, dat dit een vooraanstaand persoon was.”
Men heeft een stelling geponeerd die men niet heeft kunnen bewijzen. In deze context, erkent de technicus van het Museo Canario, dat in men in de archeologie van Gran Canaria, “opzettelijke veranderingen heeft aangebracht.”
Daaronder die, voornamelijk door Doctor Chil, een van de oprichters van het Museo Canario, “die zich inzette voor het integreren van de oerbewoners van Gran Canaria in de Europese prehistorie en die ertoe kwam, enkele te plaatsen in een lijn vergelijkbaar met het Europese Neolithicum, terwijl ze in werkelijkheid van Puerto Rico waren.”
Net zoals een stok die men toeschreef aan de oerbewoners, maar die eigen was aan culturen van de Stille Oceaan.
“Dit verhaal is heel manipuleerbaar, hetzij opzettelijk, of zoals in dit geval door het ontbreken aan wetenschappelijke strengheid,” zo voegt de deskundige toe.
Verwijdering informatiepanelen
Wat duidelijk mag zijn, is, dat de verklarende panelen bij mummie nº 8 - met röntgenfoto’s en die melding maken van: “een complexe en kostbare behandeling waaraan deze mummie is onderworpen, de beste die men op Gran Canaria is tegengekomen” - zullen worden verwijderd, om de fout ongedaan te maken.
Het merkwaardige aan dit verhaal is, dat de wetenschappelijke datering een bijproduct was van een onderzoek, dat begon in 2011, over de oorsprong van het vee uit dat oer-tijdperk, via een DNA-studie van de dierenhuiden welke de antieke bewoners droegen en die men gebruikte als lijkwade voor deze mummies.
Het idee was, “ze in de tijd te plaatsen” op een wetenschappelijke manier zonder een enkele vergissingsmarge.
Koolstofdatering
Een werk, dat is bevorderd door het Instituto de Biología Evolutiva (Instituut voor Biologische Evolutie) in Barcelona en het Instituto Canario de Investigaciones Agrarias (het Canarisch Instituut voor Landbouwonderzoek); er zijn diverse mummies bestudeerd, maar de koolstofdatering die is uitgevoerd door het Beta Analytic-laboratorium in de Miami - op de twee voetbeentjes van de rechtervoet van mummie no. 8 - heeft de vergissing van het identificeren aan het licht gebracht.
Cueva Pintada nieuwe opgravingen
GÁLDAR - zaterdag 6 september 2014 -Het Museum en Archeologisch Park in Gáldar is van start gegaan met de tweede fase van de opgraving van structuur 53, die in 2013 is begonnen. Men zal de aard van twee structuren onderzoeken die in november 2013 zijn ontdekt en waar men mogelijk begraven voorwerpen zal aantreffen.
Met een bedrag van €30.000,= en onder leiding van het bedrijf Arqueocanaria, is het doel van deze werkzaamheden, de onderzoekingen van de opgravingscampagne - die in 2013 is begonnen op de structuren 12 en 52 - te voltooien.
Naast andere ontdekkingen, hebben deze ingrepen een in tufsteen uitgehouwen structuur blootgelegd, waarbij het zou kunnen gaan om een oude opslagruimte.
“De structuur 35 is begonnen ons veel verrassingen op te leveren, omdat we er een veel diepere, uitgegraven structuur hebben aangetroffen in het tufsteen, met een hele serie silo’s, wat niet gebruikelijk is, om deze in de Cueva Pintada aan te treffen,” zo legt de directrice van het museum, Carmen Rodríguez, uit.
Zij stelt, “dat het om een opslagruimte zou kunnen gaan, met graansilo’s, of voor de opslag van andere levensmiddelen, of bezittingen.”
Bij de campagne die in 2013 van start is gegaan, heeft men diverse materialen en stukken van diverse aard gevonden; van keramiek, stenen gebruiksvoorwerpen en bot, tot aan Portugese munten.
Daarom verwacht men in 2014 meer interessante voorwerpen aan te treffen, ”zoals men kan afleiden uit het fundament van de aard van dat gedeelte,” zo heeft de coördinator van het Departement Cultuur van het Cabildo (Eilandbestuur) van Gran Canaria, Larry Álvarez, medio augustus 2014 uiteengezet,
Volgens Rodríguez is structuur 53 gebouwd tussen de 7de en 8ste Eeuw, maar heeft die veel veranderingen ondergaan, met muren en herindelingen die zijn toegepast in de 17de Eeuw.
“Ons doel is, te zien hoe dit in de loop van duizend jaren gebruik is veranderd en de wijze waarop men deze ruimte concreet binnen de bevolking moet beschouwen,” zo voegt Rodríguez toe, bij het begin van deze campagne die gericht is op het openbaren van aanwijzingen over de Canarische voorouders.
Arqueocanaria
gaat vindplaats Lomo de los Gatos beheren
MOGÁN - woensdag 20 augustus 2014 - Met de restauratie en het in gebruik nemen van deze belangrijke relikwie van de oerbewoners, gelegen in de monding van de barranco (het ravijn) van Mogán, wil de Gemeente de geschiedkundige waarden van de gemeente te kennen geven.
De Gemeenteraad van Mogán heeft op woensdag 13 augustus 2014 het groene licht gegeven voor het voorstel het toeristische en culturele beheer van de archeologische vindplaats van Lomo de Los Gatos via de aanbesteding te gunnen aan het bedrijf Arqueocanaria, dat deskundig is in deze materie en, dat 20 jaar ervaring heeft in de sector.
Daarmee sluit men dan een lang bureaucratisch proces af - vanwege het belang van deze vindplaats van de oerbewoners - en die kan daarmee eindelijk opengesteld worden voor het publiek.
Lomo de los Gatos, gemeente Mogán.
De archeologische vindplaat op de Lomo de Los Gatos (Kattenheuvel) is een van de meest bezienswaardige, historische locaties van Mogán. Sinds 1993 verklaard tot Cultureel Erfgoed, bestaat de locatie uit een groot samenstel van woningen, begrafenisgrotten en grafstructuren uit het pre-Spaanse tijdperk en vormt daarmee een van de best bewaarde en meest spectaculaire van de cultuur van de antieke Canario’s in de zuidelijke agglomeratie van het eiland.
Het gaat om de resten van een overbevolking die meer dan duizend jaar oud is, waarover men belangrijke, schriftelijke aanwijzingen heeft van na de Conquista (Spaanse verovering) en waar men nog steeds minstens zeven kruisvormige woningen bewaart, zes natuurlijke grotten als tijdelijk verblijf, negen begrafenisgrotten en 25 urnen en grafheuvels.
Restauratie
De restauratie van deze belangrijke, archeologische vindplaats, die in 2012 is voltooid door de Dienst Cultureel Erfgoed, van het Cabildo (Eilandbestuur), heeft de locatie geschikt gemaakt, zodat deze bezocht kan worden, via looproutes die voorzien zijn van informatie-panelen die over het gehele terrein verspreid staan.
Nu, met de gunning aan Arqueocanaria, bereikt men een adequaat beheer van deze ruimte, garandeert men zowel de conservering, evenals de kennis erover door de lokale bevolking en de duizenden toeristen die elk jaar de gemeente Mogán bezoeken.
Net zoals men dit doet op andere archeologische vindplaatsen op Gran Canaria, zoals het Cenobio de Valerón, de Necrópolis van Arteara en de Maipés in Agaete, is Arqueocanaria verantwoordelijk voor de verzorging, van de opgraving, de controle, de bewaking en het begeleiden van bezoeken en het verspreiden van de historische waarden van de locatie. Ook zorgt men voor verbetering van de museale elementen in de omgeving; bevordert men nieuw onderzoekswerk en organiseert men activiteiten die de waarde verhogen en de belangstelling wekken van de bezoeker; zoals begeleide rondleidingen, archeologische work shops en conferenties over de geschiedenis van de Canarische oerbewoners.
Met de aanstaande opening van de opgraving op Lomo de Los Gatos - die gepland staat voor begin herfst 2014 - wil het Departement van Cultuur van de Gemeente Mogán de kennis vergroten en respect bijbrengen voor het gemeentelijke, historische erfgoed. Bovendien is het een toeristische trekpleister die kan bijdragen aan de culturele en economische opleving van Mogán.
De pre-Spaanse Koolstof 14-klok
GRAN CANARIA - donderdag 27 maart 2014 - De oudste datering van pre-Spaanse resten op Gran Canaria zou dateren uit de 3e Eeuw na Christus in Cuevas del Rey (Tejeda).
Kloof van 700 jaar
Uit de verzamelde documentatie - en de herijking van de feiten van ruim 50 jaar geleden - kan men concluderen, dat de oudste - die uit de 3e Eeuw na Christus zou zijn, van de Cuevas del Rey (Tejeda); wat nu wordt tegengeworpen door onderzoekingen van een Japans laboratorium op restanten die zijn aangetroffen in Arteara en die teruggaan tot de 4e Eeuw vóór Christus; een kloof van 700 jaar.
Aldus de algemene coördinator van Historisch erfgoed, Larry Álvarez, “is dit slechts een van de bijdragen van de pre Spaanse tijdklok die het Cabildo (Eilandbestuur) heeft geactualiseerd met C14-datering “wat een ander licht werpt op de geschiedenis, door te kunnen rekenen op meer exacte en betrouwbare gegevens over dateringen van resten van voor de Conquista (Spaanse Verovering), die eindigde aan het eind van de 15de Eeuw.
De vindplaats met de langstdurende bewoning, van de 4e tot de 15de Eeuw, is die van La Cerera (Arucas) en vanaf de 5e Eeuw is het Eiland van de kust tot aan het hooggebergte bewoond, aldus de pre Spaanse Koolstof 14-klok.
Tot 135 dateringen - die zijn vastgesteld door middel van de koolstof 14-methode (zie: http://nl.wikipedia.org/wiki/C14-datering) op resten van levende wezend die zij gelokaliseerd op pre Spaanse vindplaatsen op Gran Canaria - zijn gerangschikt door het Ministerie van Historisch Erfgoed, van het Cabildo (Eilandbestuur), op de interactieve internetpagina: www.grancanariapatrimonio.com
Cueva Pintada legt haar eerste silo bloot
plus een stuk intact keramiek uit de 16de Eeuw
De eerste opgraving sinds 12 jaar brengt een ongewone structuur, munten en pintaderas aan het licht
GÁLDAR - maandag 17 februari 2014 - De Cueva Pintada blijft archeologische verrassingen onthullen. De eerste opgraving sinds 2002 brengt de eerste gedocumenteerde graanschuur aan het licht, die door zijn aanwezigheid in de buurt van het dorp met bewoonde huizen een noviteit veronderstelt te zijn op de Canarische Eilanden, hoewel men niet weet, of deze silo individueel of collectief is.
Onder de stukken die ontdekt zijn is een stuk keramiek in perfecte staat uit de late zestiende eeuw, en een zaadje van gerst waarvan de datering nog moet worden vastgesteld en diverse munten.
Carmen Gloria Rodríguez legt aan José Manuel Soria de details uit
van de Cueva Pintada in Gáldar, op vrijdag 14 februari 2014.
Het Cabildo (Eilandbestuur) van Gran Canaria heeft op vrijdag 14 februari 2014 het bezoek aan Gáldar van de minister van Toerisme, Jose Manuel Soria, aangegrepen, om de verandering in van het Museum aan te kondigen, dat nu in handen is van de conservatrice Carmen Gloria Rodríguez, als vervangster van Iñaki Saenz.
Het betrof structuur 53 van de pre-Spaanse bevolking. En alles wees erop, dat het ging om een nieuwe woning toen men enkele maanden geleden begon met de campagne. Echter dit in tufsteen met vier holen uitgegraven geheel heeft de onderzoekers verrast, die ervoor gekozen hebben de andere structuur te verlaten waaraan men aan het werken was - nr. 12 -om de mysteries te ontrafelen die nr. 53 verborgen hield.
De eerste analyses spreken van een gebied waar voedsel werd opgeslagen, wat het eerste van deze inheemse nederzetting geweest moet zijn, omgeven met kleine silo's. Bovendien zou - volgens de deskundigen - overwogen kunnen worden te bestuderen, of het geassocieerd kan worden met een van de woningen, of dat het een gemeenschappelijke silo was voor de het antieke Agáldar. Dit samenstel is ongeveer 10 bij 10 meter en zal dienen om te gaan in de geschiedenis van Gran Canaria.
Opgraving necropolis Maspalomas -voltooid
25 jaar na de ontdekking
Archeologen zullen de conclusie van de studies samenstellen
SAN BARTOLOMÉ DE TIRAJANA - maandag 17 februari 2014 - De opgraving van de necropolis van Maspalomas - ontdekt in 1988 bij de aanleg van de autosnelweg naar het Zuiden - is 25 jaar na de ontdekking ervan voltooid; de belofte, deze op een andere Locatie te herstellen, is niet nagekomen; en het opgegraven materiaal is jarenlang verwaarloosd in industrie-hallen waar het is blootgesteld aan de zon en hoge temperaturen.
Na hervatting van de opgravingswerkzaamheden, om het voortdurende verval te vermijden van de archeologische informatie over de antieke bewoners van het Zuiden van Gran Canaria - 140 individuen, incluis een gemummificeerde baby, heeft het Cabildo (Eilandbestuur) van Gran Canaria de laatste fase van de opgraving van de laatste begrafenissen aanbesteed.
Zo zijn met een begroting van €30.500,= de laatste 18 oerbewoners opgegraven en een meervoudig graf met daarin de overblijfselen van vier individuen.
Voor het bestudeerde materiaal in de tweede industrie hal van 2.000 m², dat genummerde begrafenisstructuren bevat voor de veronderstelde reconstructie van de necropolis, is besloten, dat het waarde heeft, om door de Gemeente San Bartolomé de Tirajana te worden overgebracht naar de definitieve bestemming, om daar bewaard te worden voor toekomstige tentoonstellingen.
Wat betreft de overblijfselen van de oerbewoners, is een deel al in het Museo Canario en een ander deel is in het bezit van de archeologen die de studie afronden.
In ieder geval ligt er nu niets meer in de industriehal, waar men gedurende twee decennia heeft kunnen rondwandelen tussen tientallen stuks aardewerk van de oerbewoners, zonder het gevoel te hebben van de voorbije eeuwen en de verstoring van de eeuwige droom.
Gran Canaria voltooit nieuw onderzoek
op de vindplaats in Tufia
De studie toont aan, dat de antieke Canario’s
palmbladeren gebruikten als dakbedekking voor hun huizen
TELDE - donderdag 23 januari 2014 - Het Cabildo (Eilandbestuur) van Gran Canaria heeft de werkzaamheden van een nieuw onderzoek voltooid op een van de meest interessante, bewoonde locaties van de bestaande archeologische vindplaats in Tufia, aan de kust van de gemeente Telde.
Het werk, dat in de afgelopen maanden is uitgevoerd door het bedrijf Arqueocanaria SL, heeft €12.401,= gekost en heeft o.a. gediend, om aan te tonen, dat de antieke Canario’s palmbladeren gebruikten als dakbedekking voor hun huizen.
Archeologisch vervolgonderzoek in Tufia (Telde).
Specialisten hebben sinds het laatste kwartaal van 2013 gewerkt aan het verstevigen, beschermen, restaureren en grafisch documenteren van de zogenoemde E8-structuur. De actie op deze locatie - die van grote waarde is voor het ontrafelen van de oude gebruiken die zich in dit gebied hebben voorgedaan - heeft het mogelijk gemaakt, dat de vroegere bewoners ook hun toevlucht hebben gezocht in het bouwen van twee meter hoge muren, om hun huizen te beschermen.
Het Ministerie van Algemene Zaken, Cultuur en Nieuwe Technologie, van het Cabildo (Eilandbestuur) van Gran Canaria, heeft onder leiding van coördinator Larry Álvarez, destijds ook de koolstof-14 datering gefinancierd, die het ontstaan van het complex dateert ergens tussen de 13de en 14eEeuw.
In deze nieuwe onderzoeksfase, is het Eilandbestuur ertoe over gegaan, meer materiaal te bestuderen; met het doel, de datering exacter vast te kunnen stellen.
Men is momenteel in afwachting van de ontvangst van de resultaten.
Een BIC ‘chapucero’'
(‘in elkaar geprutst’ Cultureel Erfgoed)
als
aanpassing op het Chillida-project in Tindaya
Milieubeweging Ben Magec dient bezwaren in
TINDAYA - donderdag 16 januari 2014 - De milieuactivisten eisen nietigverklaring van het door het Cabildo (Eilandbestuur) van Fuerteventura gepresenteerde dossier, omdat men van mening is, dat het ‘kwaadwillig’ en ‘onwetenschappelijk’ is opgesteld.
De milieuorganisatie Ben Magec Ecologistas en Acción heeft op dinsdag 14 januari 2014 de nietigverklaring geëist van het dossier voor de begrenzing tot Bien de Interés Cultural (BIC) Grabados Rupestres de La Montaña de Tindaya (Cultureel Erfgoed Rotsgravures van de Tindaya-berg), wat is opgesteld door het Eilandbestuur van Fuerteventura, dat men gekwalificeerd heeft als ‘kwaadwillig’ en ‘onwetenschappelijk’ en dat, zoals men heeft aangegeven, niet in overeenstemming is met de Ley de Patrimonio Histórico de Canarias (Wet Historisch Erfgoed van Canarias).
Montaña de Tindaya.
Nog scherper heeft zich in de Geschiedenis en Archeologie aan de Universiteit van Las Palmas de Gran Canaria, Jonathan Santana, uitgelaten tijdens een persconferentie welke gehouden is op dinsdagochtend 14 januari 2014 in de hoofdstad van Gran Canaria, waar hij het door technici van het Eilandbestuur van Fuerteventura uitgewerkte document, waarvoor de bezwaarperiode is verstreken, typeert als, “een ‘prutswerk’, bezien vanuit technisch en wetenschappelijk standpunt, dat uitsluitend is opgesteld, als aanpassing op het project van de overleden Baskische beeldhouwer Eduardo Chillida.
Montaña de Tindaya.
De door woordvoerster Noelia Sánchez van de milieubeweging aangevoerde argumentatie tijdens de presentatie van de bezwaren tegen het dossier, lijkt op die welke het Tribunal Superior de Justicia de Canarias (TSJC) (Canarische Hooggerechtshof ) heeft uitgesproken in september 2013 toen men de milieuactivisten in het gelijk heeft gesteld met het annuleren van de conserveringsregelgeving welke door de Comisión de Ordenación del Territorio y Medio Ambiente de Canarias (Cotmac) (Milieucommissie) in februari 2010 was goedgekeurd. “Die beantwoorden niet aan het beschermen van de waarden van de berg,” zegt zij.
Wat dat betreft, legt de archeoloog en lid van Ben Magec, Pepe Guillén, uit, dat het Cultureel Erfgoed alleen de uitingen van de rotsgravures omvat op de bergtop, maar niet de locatie waar men deze aantreft; een ruimte, waarin men een criterium heeft aangelegd van twee meter vanaf het gegraveerde.”
Aldus, zo gaat Guillén verder, is de afbakening verdeeld in twee delen, ondanks, dat de bestaand technische studies ondersteunen, dat de hele berg beschouwd moet worden als Archeologisch gebied, “omdat het een geheel vormt, wat ondersteuning geeft en dient, om de gegraveerde podomorfos (voetafdrukken) te verklaren.”
Guillén kwalificeert dit feit als, “nooit eerder op bestuurlijk niveau vertoond op Canarias” en geeft ironisch aan, “dat het is, alsof men de bizons in Altamira beschermt, maar niet de grot waarin ze zijn gegraveerd.”
“Alle documenten die men tot nu toe heeft uitgewerkt, inclusief het project van Chillida zelf, zeggen duidelijk, dat Tindaya niet alleen het verschijnen van de rotsgraveringen op de top is, maar het geheel van archeologische elementen, de bevolkingen aan de basis en de diverse structuren die zich aftekenen over de lengte van de gehele berg,” zo bevestigt hij.
Iets wat, zoals hij toevoegt, vervat is in de archeologische kaart die het Cabildo (Eilandbestuur) op haar kosten heeft laten maken in Pájara, die op zijn beurt is geïntegreerd in het Plan Ruimtelijke Ordening van de Gemeente en van het Eilandbestuur en die men, “opmerkelijk genoeg niet noemt in dit begrenzingsdossier.”
Verkeerd geïnterpreteerde rapporten
Eveneens verzekert hij, dat een strenge afbakening van het BIC (Cultureel Erfgoed) het idee van Chillida onmogelijk maakt, waarvan de uitvoering rekent op de goedkeuring van zowel het Eilandbestuur, evenals van de Canarische Regering.
Op dat punt referee hij aan de ‘snelheid’ waarmee men een document heeft uitgewerkt waar de milieuactivisten al twee jaar om hebben gevraagd en geeft hij aan, dat de marge waarmee de eilandtechnici hebben gerekend zich bevindt tussen 6 september - de datum waarop het TSJC de annulering van de conserveringsmaatregelen publiceerde - en 15 oktober 2013. Dit wil zeggen, 40 dagen, terwijl het normaal is, dat dit soort studies pas na maanden afgerond wordt, zo legt Guillén uit.
Anderzijds heeft hij aangegeven, dat men de door het Cabildo (Eilandbestuur) gebruikte technische rapporten maar gedeeltelijk heeft meegerekend. Een opmerkelijk gegeven, wat betrekking heeft op, dat wat Santana heeft bijgedragen en bevestigd, dat de auteur van een van de rapporten waarop de technici zich baseren voor het uitwerken van het BIC (Cultureel Erfgoed), daartegen zelf bezwaar heeft aangetekend, in de overweging, dat zijn gegevens “verkeerd zijn geïnterpreteerd”.
Sánchez heeft aan de Canarische overheden gevraagd, dat men nalaat, “het zwarte gat voor de portemonnees van de Canario’s niet groter te laten worden,” wat het Proyecto Monumental Montaña de Tindaya verondersteld te zijn, en hij heeft bevestigd, dat Ben Magec niet ontkent, het BIC (Cultureel Erfgoed) voor het Gerecht te brengen, zoals men met de conserveringsregels heeft gedaan, in het geval het dossier in een fase van definitieve goedkeuring zou belanden.
Guanchen in New York
Boek: “Een archeologie in de kantlijn”
NEW YORK - dinsdag 3 december 2013 - Een uitgeverij in de Verenigde Staten heeft een boek uitgebracht over de Canarische archeologie waarin gevallen van speculatie met het erfgoed worden onderzocht.
De in New York gevestigde uitgeverij Springer heeft een monografie gepubliceerd waarin de archeoloog José Farrujia een analyse maakt van het kolonialisme, het Amazigh-erfgoed en het beheer van de inheemse overblijfselen op de Canarische Eilanden, en waarin hij gevallen van speculatie met het erfgoed onderzoekt, zoals o.a. in Tindaya en La Laguna.
José Farrujia. Guanche.
Springer is een internationaal vooraanstaande Amerikaanse uitgeverij op het vlak van sociale wetenschappen; en in het boek ‘Een archeologie in de kantlijn’ analyseert Farrujia hoe het beleid in het verleden, de koloniale erfenis en de bijzondere geografische ligging van de eilanden het huidige beheer bepalen van het archeologische erfgoed.
In het onderzoek wordt nagegaan, wat de voornaamste problemen zijn in het beheer van het Canarische erfgoed, zo legt de auteur uit in een interview met persbureau Efe.
Het boek is ontstaan op grond van de belangstelling die deze Amerikaanse uitgeverij heeft voor het beheer van het archeologische erfgoed op Canarias, na de deelname van Farrujia aan een internationaal congres, dat in 2012 heeft plaatsgevonden op Menorca.
Farrujia, die lid is van de Sociedad Española de Historia de la Arqueología (Spaanse Sociëteit voor Geschiedenis van de Archeologie), onderzoekt kwesties zoals de geleidelijke verdwijning van het archeologische erfgoed van de inheemse Canario’s, het verschijnen van de eerste archeologische collecties; en gaat na, wat de huidige tendens is in het beheer van het Canarische archeologische erfgoed.
Wat dat betreft, neemt de auteur, “een ware Balkanisering waar in het beheer van het erfgoed,” want er is geen richtsnoer voor het beheer van het regionale erfgoed.
Integendeel, “het insulaire karakter en de verdeling van bevoegdheden tussen de Cabildos (Eilandbesturen) heeft ertoe geleid, dat op elk eiland het beheer van het erfgoed verschillende wegen blijft bewandelen, met alle gevolgen van dien.”
In het onderzoek gaat men het management-model na wat men ontwikkelt op eilanden zoals Gran Canaria, waar men gekozen heeft voor een volledig herstel van het inheemse erfgoed, waarbij men uitgaat van de openstelling van de diverse soorten vindplaatsen, waardoor het mogelijk is, kennis te nemen van de verschillende aspecten van inheemse samenlevingen.
Almogarenes op Gran Canaria.
Farrujia prijst het feit, dat Gran Canaria in het herstel van het erfgoed zich niet heeft beperkt tot de rotstekeningen, maar ook zulke onwaarschijnlijke plaatsen herstelt zoals de cenobios (kloosters), de almogarenes (religieuze heiligdommen), de bewoonde grotten of dorpen, zoals in het geval is in Tufia en in de barranco (het ravijn) van Los Gatos in Mogán.
Bovendien faciliteert men op Gran Canaria de toegang tot dat erfgoed, met programma’s voor begeleide bezoeken; iets, wat niet het geval is op de andere eilanden.
Dat is, bijvoorbeeld, het geval op Tenerife, “waar geen enkele vindplaats toegankelijk is voor het publiek; wat de grote verschillen aantoont die bestaan, als het aankomt op het archeologische erfgoed van elk eiland.”
De antithese van dit model is aanwezig in La Laguna (Tenerife), de stad die bekend is, om haar sacrale, architecturale erfgoed, maar niet om haar pré-koloniale archeologische erfenis.
San Cristóbal de La Laguna.
"Als we een Canario vragen naar de elementen van het erfgoed in het stedelijke landschap van La Laguna, dan zal men zich iconen herinneren, zoals de Concepción toren, of de Kathedraal, maar men is niet in staat een archeologische vindplaats in de gemeente te noemen,” zo geeft de archeoloog aan.
Podomorfos.
VIDEOFILMPJE: http://www.youtube.com/watch?feature=player_detailpage&v=Ad04RFSyYAw
Zo is op Fuerteventura de zaak Tindaya een ander duidelijk voorbeeld van hoe het erfgoed - door het “elitaire” project van Eduardo Chillida -bedreigd wordt met de vernietiging van de podomorfos (pre-Spaanse rots graveringen) die aanwezig zijn in de berg en zo het met het uitwissen van een cultureel spoor van de inheemse cultuur van het eiland.
De archeoloog legt ook uit, dat een van de doelstellingen van zijn boek is, om de Canarische archeologie in een internationale context te plaatsen, want een van de mankementen in de Canarische erfgoed-studies schuilt, uitgerekend, in het regionale, of lokale karakter.
Volgens Farrujia, "maakt het lanceren van de Canarische archeologie in de internationale baan het mogelijk de bestaande overeenkomsten te zien, op het vlak van erfgoed-beheer, met andere locaties op de Planeet, zoals Australië en Canada, waar de inheemse erfenis ook ondervertegenwoordigd is en geteisterd wordt door soortgelijke problemen zoals is gedocumenteerd op de Canarische Eilanden. "
Op een enkele uitzondering na, ontwikkelt men momenteel op de Canarische Eilanden geen beleid, dat de conservering van het archeologische erfgoed bevordert. “Door de plunderingen helpen we mee aan het verdwijnen van archeologische vindplaatsen, bij uitstek grotten.”
José Farrujia behandelt in zijn boek bovendien de relatie tussen archeologie en toerisme, en hij laat zien, hoe het aanbod aan cultureel toerisme, “schittert door afwezigheid, uitgezonderd op Gran Canaria, dat haar meest kenmerkende vindplaatsen presenteert op vakantiebeurzen en kan rekenen op in erfgoed deskundige gidsen, en in mindere mate, in gevallen op La Palma en El Hierro,”
Op de overige eilanden wordt het inheemse erfgoed niet gewaardeerd als een toeristisch hulpmiddel, “vanwege het gebrek aan politieke wil”.
La Aldea, een van de oudste
vulkaantunnels ter wereld ontdekt
LA ALDEA - donderdag 21 november 2013 - Een groep bergwandelaars en biologen heeft in de gemeente La Aldea, in het Natuurreservaat van Gran Canaria, een van de oudste vulkaan-tunnels ter wereld ontdekt, die 14 miljoen jaar geleden is ontstaan, en waarin zich insectensoorten bevinden die tot nu toe onbekend waren.
De ontdekking, die op donderdag 21 november 2013 is gepubliceerd door het Cabildo (Eilandbestuur) van Gran Canaria, veronderstelt een complete revolutie te zijn voor dit soort vulkanische formaties, omdat de leeftijd ervan veel verder teruggaat, dan wat men tot nu toe beschouwd heeft als de oudste van Spanje: de Cueva del Llano, op Fuerteventura, die een miljoen jaar oud is.
De tunnel bevindt zich in de Aslobas-berg, een basalt-formatie met een bijna perfecte piramidevorm welke zich opricht tussen de barrancos (ravijnen) van Tasarte en Tasartico - die 47 meter lang is en die bewoond wordt door insectensoorten die zich hebben aangepast aan een leven in volledig duister en bijna zonder voedsel en die tot nu toe niet zijn gecatalogiseerd.
De bioloog Manuel Naranjo, woordvoerder van de Sociedad Entomológica Canaria Melansis, de groep die verantwoordelijk is voor de ontdekking, heeft op donderdag 21 november 2013 uitgelegd, dat de datering die men toekent aan deze tunnelbuis, geplaatst moet worden op die momenten waarop zich het vulkanische schild heeft gevormd, wat de oorsprong van het eiland Gran Canaria is tijdens het Mioceen.
Naranjo heeft bovendien benadrukt, dat men in de gehele wereld nauwelijks andere vulkaan-tunnels kent die ouder zijn, dan op enkele formaties in Australië na, die men schat op een leeftijd van 30 miljoen jaar.
Cabildo Gran Canaria start met uitgraven
twee nieuwe structuren in de Cueva Pintada
in Gáldar
GÁLDAR - zaterdag 19 oktober 2013 - Het Museum en Archeologisch Park van Gáldar, dat wordt beheerd door het Cabildo (Eilandbestuur) van Gran Canaria, start met een opgravingscampagne - de eerste in elf jaar - in twee van interieurstructuren van de iconische pre-Spaanse vindplaats in het Noorden van het eiland.
In een communiqué laat het Cabildo (Eilandbestuur) weten, dat de uitgraving van de structuren 12 en 53 ten doel heeft de archeologische kennis te vergroten van de beide constructies en de conservering ervan te garanderen, door consoliderende maatregelen en noodzakelijk restauratie en, nadien, informatie te verstrekken aan de samenleving.
Gedurende de werkzaamheden kan het publiek de ontwikkeling ervan volgen in het kader van de gebruikelijke, begeleide rondleidingen.
Iñaki Sáenz en Larry Álvarez.
Met dit nieuwe initiatief herneemt het Plan de Investigación del Museo y Parque Arqueológico Cueva Pintada een van haar voornaamste beleidslijnen: archeologische opgravingen, welke zijn onderbroken tijdens de bouw en opening van het museale centrum.
Sinds 1987 heeft men in de Cueva Pintada 14 opgravingscampagnes ontwikkeld, de meest recente in 2002.
Met een bedrag van €40.000,= zijn de werkzaamheden gestart door het bedrijf Arqueocanaria en wordt er toezicht uitgeoefend door het centrum en door Jorge Onrubia Pintado, professor aan de Universiteit van Castilla-La Mancha.
Volgens de algemene coördinator van Cultuur, Historisch Erfgoed en Musea van het Cabildo (Eilandbestuur), Larry Álvarez, is naast het uitvoeren van de rol van onderzoekscentrum, "de hervatting van archeologisch werk in de tentoonstellingsruimte een taak van de Cueva Pintada.”
“Het is inderdaad een van de doelstellingen van de ingreep - zolang als deze duurt - die in te lijven bij de museum rondleiding,” zo heeft hij benadrukt.
Tot op heden was dit deel van de vindplaats volledig bedolven door de instorting van de bebouwing, waardoor deze in het geheel weinig begrijpelijk was voor het publiek.
De geplande ingreep omvat het “ruimen van puin” in het woongedeelte, met het oog op het tonen van het interieur en het ontrafelen van processen die verklaren hoe de vorming van de vindplaats is ontstaan.” De ingreep in huis nr. 32, iets verwijderd van de loopplank, maakt het onmogelijk gegevens te verkrijgen over een samenhang waarin men eerder gedeeltelijk heeft ingegrepen en die - nu - licht zal doen werpen over het contact tussen de antieke Canario’s en de Europeanen.
De directeur van het Museo y Parque Arqueológico Cueva Pintada, Iñaki Sáenz, heeft opgemerkt, dat een van de meest noodzakelijke en urgente projecten van deze campagne het ontwerpen moet zijn van een instrument wat in staat is de beschikbare informatie te beheren, vooral voor elk van de pre-Spaanse huizen afzonderlijk die tot nu toe zijn gedocumenteerd in het gebied.
"Het gaat eigenlijk om bedenken en ontwikkelen van een Archeologisch Informatiesysteem, dat gezien kan worden als een documentenbeheer, wat in de toekomst het manipuleren, conserveren en het consulteren van de immense hoeveelheid gegevens mogelijk maakt waarover het museum beschikt na 26 jaar van onderzoek,” zo voegt Sáenz toe.
Hoe maakten de Guanchen vuur?
Stukjes verbrand hout geven het antwoord
SANTA CRUZ DE TENERIFE - vrijdag 16 augustus 2013 - Kenden de Guanchen vuur? En hoe maakten ze dat? De archeoloog José Juan Jiménez zocht en vond het antwoord op beide vragen. Hij vond dit onder de objecten die zijn bewaard in het Archeologisch Museum van Tenerife: langwerpige stukjes hout met cirkelvormige sporen van klein formaat die het bewijs zijn van wrijven en verbranding.
De Archeologische conservator legt uit, dat onderzoekingen naar de eerste bewoners zich meestal niet zo veel hebben beziggehouden met dit alledaagse onderwerp, maar wat wel heel belangrijk is en nodig voor het overleven van elke samenleving.
Onderzoekers hebben overtuigend toegelicht hoe ze werkten met hout, steen, of bot, “maar hoe maakte men vuur in het huishouden voor het koken van voedsel, het bakken van keramiek, of als verlichting in het donker?” Dat is wat José Juan Jímenez zich heeft afgevraagd.
De archeoloog José Juan Jiménez
De onbekendheden over het vuur en de potentiële energetische logistiek ervan brachten hem ertoe, zich een voorstelling te maken die gebaseerd is op het vergelijken van archeologische gegevens en etnologisch historische middelen: de archeologische objecten en de geschreven getuigenissen van de eerste kroniekschrijvers en geschiedkundigen van Canarias.
Zijn voorspelling ervan, probeert ook de archeologische voorwerpen in de musea uit te leggen en te interpreteren, waarvan men bevestigt, dat de eerste bewoners van Tenerife er in slaagden vuur te verkrijgen door een proces van wrijven met een stok die ze plaatsten op een basis van hout.
Volgens de etnologisch historische bronnen, “verkregen de Guanchen vuur met twee stokjes; een, van zacht hout waarin een kuiltje was gemaakt, en het andere, met een geslepen punt, dat men snel met de handen ronddraaide, totdat er rook ontstond en het vlam vatte.
Onder de vondsten die bewaard worden in het Museo Arqueológico de Tenerife (Archeologische Museum van Tenerife) is een stukje hout te zien met een van 7,5 x 9,4 cm wat afkomstig is van de Asientos de Pedro Méndez (Nederzettingen van Pedro Méndez) in La Orotava, wat een overlangs gesneden groef vertoont welke vergezeld gaat van een andere, cilindrische, met tekenen, dat die verbrand is aan een van de uiteinden, dankzij een antiek proces van wrijven.
En tweede stukje hout van 17,5 x 5,5 cm is afkomstig uit de Cueva del Salitre in Montaña Rajada (La Orotava) en toont het bewijs, dat het in specifieke episodes herhaaldelijk is blootgesteld aan verbranding. Dit stukje bezit een cirkelvormig spoor in het midden wat is ontstaan door het wrijven men een cilindervormig houten voorwerp.
Bovendien is er ander stukje hout van 22,5 x 5 cm, dat afkomstig is uit Igueste de San Andrés (Santa Cruz de Tenerife), waar in het oppervlak ook typisch cirkelvormige sporen zijn voor het verkrijgen van vuur.
Mecheros.
Het eerste van deze stukjes, zo vertelt Juan José Jiménez, werd destijds ‘el mechero’ ( ‘de aansteker’) genoemd, omdat een van de verbrande uiteinden aantoonde, dat het gebruikt was voor het maken van vuur, hoewel men nog steeds niet precies wist, welke methode men gebruikte.
Volgens de conservator van het Museo Arqueológico de Tenerife begon men het proces met het aanbrengen van stukjes gedroogd gras in het kuiltje van het plankje en wreef men daarin handmatig een houten stokje in het rond.
Als het begon te roken voegde men meer gedroogd gras toe en vervolgens enkele dunne twijgjes.
Daarna blies men voorzichtig om het te doen opleven totdat het vlam vatte waarna men zorgvuldig het vuur liet oplaaien met sprokkelhout van struikgewas en stukjes hout.
"Het is een universeel systeem om vuur te maken, wat ons met de mensheid verbindt in de productie van oer energie," merkt de archeoloog op.
Het gebrek aan onderdelen, die gebruikt zouden kunnen zijn door de antieke bewoners voor het maken van vuur, kan te wijten zijn, dat ze dit maakten van bederfelijk materiaal en dat toen het ontdekt werd - misschien - vanwege het eenvoudige uiterlijk niet die belangrijkheid toegeschreven heeft gekregen.
In andere gevallen is het verdwenen, omdat men het na het vuur maken in het huishouden gebruikte waar het in as veranderde, gezien het feit, dat men stukjes hout van het eiland gebruikte welke men gemakkelijk kon sprokkelen, zoals palo blanco (plantenstengels), barbuzano (laurierachtig hout) en escoón (veger/zwabber/ragebol = brem).
Risco Caído
aanvraag bij UNESCO voor verklaring
tot Werelderfgoed van de Mensheid
Cabildo initieert proces
voor de verklaring van de vindplaats in Artenara tot
Patrimonio de la Humanidad
ARTENARA - dinsdag 30 juli 2013 - Het Cabildo (Eilandbestuur) van Gran Canaria heeft bij de Unesco de route geopend waarmee men de grot Risco Caído in Artenara wil laten uitroepen tot Patrimonio de la Humanidad (Werelderfgoed van de Mensheid), omdat men deze beschouwt, “als een buitengewoon archeologisch monument op wereldschaal,” als een schat aan sterrenkunde van de antieke Canario’s en de verbinding met andere beschavingen, als instrumenten die gebruikt worden door het spel van licht en schaduwen voor hun religieuze riten, of als kalenders.
Risco Caído is een zeldzaamheid, vanwege de in de rots uitgehakte koepel waar dit driehoekige lichtspel zich voordoet, bij het neerdalen van een lichtstraal dankzij een zorgvuldig aangebrachte opening die de zonnestralen opvangt en die, in 1996, is ontdekt door de archeoloog Julio Cuenca, die deze grot beschouwt als een sterrenkundige kalender en een “verloren tempel” van de antieke Canario’s.
De archeoloog Julio Cuenca, bij de ingang van de grot
De komst van de solsticio de verano (zomerzonnewende) in de grotten van Risco Caído die, vanwege het etnografisch-historische belang, aangeworven zijn door het Cabildo (Eilandbestuur) van Gran Canaria
Dankzij de structuur van de koepel is het mogelijk de seizoenen te kennen en een kalender op te stellen voor het aanplanten en zaaien van de culturen en het beheer van de landbouwoverschotten; een systeem, waarin Risco Caído niet uniek is, maar wat met verschillende architectuur bestaat op diverse vindplaatsen, zoals die van:
- Cuatro Puertas,
- de Altos del Coronadero,
- de Necrópolis in Arteara,
- de Llanos de Gamona,
- de Montaña de Horgazales,
- de Montaña de Tauro,
- de Roque Bentayga,
- de Cueva de Los Candiles,
- La Mesa de Acusa.
Om de haalbaarheid na te gaan van opname door de Unesco, of wel als een uniek stuk, ofwel als onderdeel van de genoemde vindplaatsen, organiseert het Cabildo (Eilandbestuur) - tot aan 2014 - een serie seminars met autoriteiten op het gebied van ‘arqueoastronomía mundial’ (wereldwijde ‘archeo-sterrenkunde’), te beginnen op 29 en 30 juli met een tweedaags seminar in het Casa de Colón in Las Palmas de Gran Canaria, waarbij aanwezig zullen zijn:
- Clive Ruggles, voorzitter van de internationale Unesco-werkgroep d voor Sterrenkunde en Wereld Erfgoed;
- Cipriano Marín, coördinator van het Starlight initiatief wat de toeristenbestemmingen aanbeveelt met uitstekende kwaliteiten voor waarneming van het firmament, en die tevens algemeen secretaris is van het UNESCO Centrum op de Canarische Eilanden;
- Juan Antonio Belmonte, doctor in de Sterrenkunde aan de Universiteit van La Laguna en specialist in de Egyptische Hiërogliefen taal.
- Julio Cuenca, mededirecteur van het Risco Caído complex;
over een stuk, dat volgens Belmonte, “bijzonder is uit sterrenkundig oogpunt en ook architectonisch.”
Doctor Belmonte is van mening, “dat er op Canarias nergens iets is wat hier op lijkt”, en “dat deel uitmaakt van een werelderfgoed waarvan de tempel van Abu Simbel in Egypte een voorbeeld is; wat ook een kunstmatig, door de mens vervaardigd element is met een licht- en schaduwspel. “Risco Caído,” zo oordeelt hij, “is een van deze exemplaren.”
De arme grotten van Agáldar
GÁLDAR - maandag 8 juli 2013 - Ze liggen in een van de hellingen van de barranco (het ravijn) van Gáldar in een brede laag van vulkanisch tufsteen met de naam Cuevas del Patronato. Het is een bonte groep van holen die eeuwen geleden zijn uitgegraven door Canario’s en ze zijn goed te zien vanaf de Carretera del Norte (autosnelweg) in de richting Agaete, op ongeveer 500 meter lijnrecht tegenover de Cueva Pintada.
De zachtheid van het materiaal maakte het de architecten mogelijk het gesteente binnen te dringen tot aan de achterzijde van de geologische formatie, door het creëren van enorme holtes, die behoren tot de grootste van het eiland. Sommige hebben diverse kamers, andere hebben meerdere uitsparingen, sommige met een soort van kasten en men treft er ook enkele graansilo’s aan in een compleet raamwerk, dat een eigen wijk in Agáldar had kunnen vormen wat toen de hoofdstad van het eiland was.
Maar ondanks de strategische ligging, het monumentale en het potentieel hebben de Cuevas del Patronato geen geluk gehad. Tot Cultureel Erfgoed uitgeroepen in 1993 en door het Cabildo (Eilandbestuur) van Gran Canaria nadrukkelijk gekwalificeerd als vindplaats van buitengewoon belang, zijn ze nooit uitgegraven, en nog minder beschermd.
Basura (afval) in de Cuevas de Facaracas.
Maar meer nog zouden ze beschermd moeten worden tegen bezoek. Op de bodem van de grote ruimten liggen stukken aluminiumfolie voor het gebruik van cocaïne; het bewijs, dat ze tegenwoordig fungeren als toiletten, bovendien huizen er grote aantallen luizen en hele zwermen vlooien.
We moeten een drugsgebruiker vragen zich terug te trekken, om een paar foto’s te maken zonder, dat zijn portret erop komt, iets wat hij doet, nadat hij zijn bezittingen bijeen heeft geschraapt en zijn gebit heeft ingedaan.
Volgens een andere gelukszoeker die in de Cuevas Pintadas (Beschilderde Grotten) vertoeft, zijn alle afval en industriële hoeveelheden hier terecht gekomen, “door de wind”. Ondanks de recente grondige schoonmaak in opdracht van het Cabildo (Eilandbestuur), die amper anderhalve maand geleden is uitgevoerd, is het veruit een van de vindplaatsen op Gran Canaria, welke een slecht aanblik biedt.
Maar dit nieuwe ‘gebruik’ van het holencomplex is het laatste in een aaneenschakeling, die begonnen is in het pré-Spaanse tijdperk, zoals de archeologische overblijfselen getuigen welke zijn opgeslagen in het Museo Canario, en zo zouden blijven tot de komst van de Europeanen, waarna sommige van de kamers gebruikt zijn als wateropslagtanks voor de nabijgelegen fincas (boerderijen) en als woonruimte tot aan het begin va de 20ste Eeuw. En er is er nog steeds een als woning in gebruik, hoewel geheel anders ingedeeld en in een in een uiterst onhygiënische staat
Bovendien waren ze eigendom van het Patronato del Convento de San Bernardo (Bestuur van het Sint Bernardus-klooster), waar ze hun naam aan hebben te danken, een plaatsnaam die verdrongen is door het meer recente Facaracas; een benaming, die volgens Jorge Onrubia Pintado, professor Préhistorie en leider van het onderzoeksprogramma van de Cueva Pintada, “perfect thuishoort in het gebied van Fagajesto,” maar niet hier.
Volgens Onrubia is de verwarring ontstaan toen men de inhoud van de kroniek van Abreu Galindo wilde interpreteren over Gumidafe en Andamana, rechtstreekse afstammelingen van de Guanartemes (Guanche-koningen) en waarin de geboorteplaats van eerstgenoemde gelokaliseerd wordt in “las partes de Gáldar”, als een plaats die vastgeplakt is aan de stad, toen volgens Onrubia - “en daarin staat mijn mening vast,” benadrukt hij - Gáldar zoals het nu is, destijds een enorm gebied was, dat zich uitstrekte van de bergtoppen tot aan de kust, en niet beperkt was tot de bebouwing op zich. En bestaat gedocumenteerd bewijs, dat Facaracas - tenminste tot de 18de Eeuw - in Fagajesto lag.
Maar als men naar de gegevens kijkt, verbergt de naamgeving op zich het potentieel van de Cuevas del Patronato niet. Het geheel ligt, net als de Cueva Pintada, vastgeplakt tegen een aantal aangelegde terrassen voor de teelt van bananen waarvan de opvulling functioneerde als ‘tupergüe’ (verstopping) waarin hun mogelijke rijkdom is geconserveerd, zoals destijds ook tevoorschijn is gekomen op de naburige vindplaats in nagenoeg dezelfde omstandigheden.
Onrubia herinnert eraan, dat toen de onderzoeken begonnen in wat nu het museum is, weinigen zich konden voorstellen wat men nadien zou aantreffen.
De fameuze Cueva Pintada van Galdár.
Daar begon alles, toen op deze terreinen gewijd aan de cochenille-kweek, bij het afgraven van zijn grond in 1873 José Ramos Orihuela stootte op het dak van een holte en daarbij de geometrische schilderingen ontdekte van de Cueva Pintada. En Agáldar was zoveel meer, dan wat men nu op het eerste gezicht ziet.
De kroniekschrijver Antonio Cedeño en destijds een van de conquistadores (veroveraars) die op het eiland kwam met generaal Juan Rejón, heeft beschreven, “dat de beste constructies van Gran Canaria zich bevonden in de stad van Los Caballeros (De Ridders)”. Zoals het eigen huis van de Guanarteme, "bedekt met teakhouten panelen dicht opeen en bovenop geschilderd, zodat het een geheel leek,” en bovendien toevoegend, “van die goed gebouwde huizen waren er andere in grotten met kleuren beschilderd.”
Niet minder relevant is het verschijnen van andere grotten op Gran Canaria, eveneens kunstmatig zoals die van het Patronato, zo merkt Onrubia op, een waarin “honderden lichamen” zijn verschenen wat, al met al, de nog steeds niet onderzochte vindplaats in aanleg tot een geheimzinnige potentie maakt.
Ondertussen laten aardverschuivingen hun sporen na in de formatie, aangevuld met irrigatie en het ‘clandestiene’ gebruik. Vandaar, dat Onrubia bescherming essentieel vindt en, zeer zeker, ook onderzoek noodzakelijk acht.
Cabildo wil in Agaete
herstel suikerraffinaderij uit de 15de Eeuw
AGAETE - vrijdag 24 mei 2013 - Archeologen werken momenteel aan de industriële structuur die gelegen is in Agaete. Deze ingenio azucarero is ontdekt tijdens bouwwerkzaamheden en men neemt aan, dat deze suikerraffinaderij heeft bijgedragen, de verovering van Tenerife te financieren.
Het Cabildo (Eilandbestuur) van Gran Canaria staat op het punt een akkoord te sluiten met de eigenaren van de percelen waar in 2006 de resten van de ingenio azucarero (suikerraffinaderij) van Agaete tevoorschijn zijn gekomen; de suikerrietmolen die gebouwd is in 1486 en die heeft gezorgd voor de economische ontwikkeling van het eiland en die de conquista (verovering) van Tenerife heeft gefinancierd.
Links het perceel waarop de resten van de ingenio (suikerraffinaderij) zijn aangetroffen door project ontwikkelaar IBSA tijdens het bouwrijp maken van de grond voor de bouw van Residencial 'Las Candelarias'.
Agaete - 'Las Candelarias'.
Agaete-'Las Candelarias', donderdag 23 mei 2013.
De bouw van urbanisatie (woonwijk) Recidencial ‘Las Candelarias’ in Agaete - aan de Carretara General de las Nieves, de doorgaande weg naar La Aldea - heeft, bij toeval, de resten van de ingenio (suikerraffinaderij) blootgelegd van kapitein Alonso Fernández de Lugo (1456-1525), een van de hoofdrolspelers van de conquista (verovering) van Gran Canaria en de promotor van de definitieve poging van Castillië, om Tenerife in te nemen.
Het Grancanarische Cabildo (Eilandbestuur) studeert op een overeenkomst met projectontwikkelaar IBSA, in de zin, dat deze de 20.000 tot 25.000 m² van het terrein toekent waarop de vindplaats zich uitstrekt, zodat het Eilandbestuur kan zorgen voor de conservering ervan en dit in orde maakt en de locatie door het publiek bezocht kan worden.
Noordwest Gran Canaria - Agaete. Agaete - 'Las Candelarias'.
Op de Eilanden worden in ruime mate restanten van suikerraffinaderijen bewaard (alleen al op Gran Canaria zijn er een twintigtal), maar de verantwoordelijken voor de opgraving in Agaete stellen, “dat deze fundamenteel is voor de geschiedenis van de Canarische Eilanden en van Europa,” zowel door de vroege datering, waarvoor overvloedig bewijs is in historische documenten, evenals op economisch en strategisch vlak.
Agaete-'Las Candelarias', donderdag 23 mei 2013.
“Hier hebben we het geluk, na te kunnen gaan van wat een suikerraffinaderij uit de 15de Eeuw geweest zou moeten zijn; van de gebouwen, tot het waterkrachtsysteem waarmee de suikerrietmolen werd aangedreven,” zo legt María del Cristo González uit die professor Geschiedenis is aan de Universiteit van Las Palmas de Gran Canaria (ULPGC).
De ingenio (suikerraffinaderij) van Agaete heeft men in 1486 gebouwd aan de kust, maar twee, of drie jaar later heeft men deze iets meer landinwaarts verhuisd, naar de locatie waar men nu de opgravingen bestudeert en waar deze bijna anderhalve eeuw - tot 1640 - in bedrijf is geweest.
Agaete - 'Las Candelarias'.
De opgraving in het gebied heeft diverse munten aan het licht gebracht die geslagen zijn door de Reyes Católicos (het Katholieke Koningspaar) - welke moeilijk te dateren zijn, omdat deze munten op Canarias circuleerden tot aan de 18de Eeuw - en keramiekresten, zowel inheemse, evenals door Castilianen geïmporteerde uit pottenbakkersateliers van Sevilla en Portugal.
De Spaanse keramiekresten, die uitgebreid zijn bestudeerd, helpen bij te dragen aan een exactere culturele en historische context, dan die van de inheemse keramiek die bij de opgraving is aangetroffen en waarover veel minder informatie bestaat, zo merkt González op.
Bovendien helpt de vindplaats in zijn geheel een beter inzicht te krijgen van een industrie, de suikerfabricage, die de eerste aanzet was van de Canarische economie en die Spanje vervolgens naar Amerika bracht, zo voegt González toe.
De ingenio (suikerraffinaderij) van Agaete speelt ook een belangrijke rol in de geschiedenis van Spanje, omdat Fernández de Lugo deze verkocht aan de uit Genua afkomstige kooplui Antón Cerezo en Francisco Palomares, om te financieren wat de uiteindelijke bedoeling was van de Castilliaanse Kroon, de verovering van Tenerife en de onderwerping van de Guanche-bevolking.
Van deze transactie bestaan niet alleen overvloedige verhalen, zo merkt de professor van de ULPGC op, maar ook rechtstreekse getuigenissen in het historische en religieuze erfgoed van het dorp Agaete.
Feit is, dat de ermita van Las Nieves - daar waar het hele pelgrimsdorp deelneemt aan het fameuze Fiesta de La Rama - de beroemde triptiek van de Virgen (H. Maagd) bewaart, welke in opdracht van Antón Cerezo is vervaardigd door de Vlaamse kunstschilder Joos van Cleve (zie: http://nl.wikipedia.org/wiki/Joos_van_Cleve), die men betaalde uit de opbrengsten van de welvarende suikerhandel
Het Cabildo (Eilandbestuur) van Gran Canaria is van plan, om al die waarden te herstellen met een project, dat begroot is op meer dan een miljoen euro, waarvoor men steun hoopt vinden bij andere overheden.
De Mugaretes van El Puntón
Onder een bouwkundige catastrofe gaat een van de meest spectaculaire grotten
van voor de pre-Spaanse tijd van Gáldar schuil onder een rij huizen en boeren bedoeningen ligt de kuststrook van het Guanartemato
GÁLDAR - maandag 5 november 2012 - “Met de komst van de Guanarteme clan maakte het grondgebied van Gáldar een zo grote verovering mee, dat ze erin slaagden het gehele eiland te onderwerpen en Gáldar tot hun woonplaats en hoofdstad te maken.”
Dit is het idee wat Dr. in de Archeologie en de onderzoeker uit Galdár, Celso Martín de Guzmán (1946-1994) had, gebaseerd op zijn studies in de tegenwoordige Ciudad de los Caballeros (Stad van de Ridders) en die bijna de eerste waren die met diepgang gedaan zijn over het Agáldar voordat het tot Castillië behoorde.
Martín de Guzmán zette het schema van de antieke stad op in een werk getiteld ‘Orígenes de la población de Gáldar’ (‘Oorsprong van de bevolking van Gáldar’), dat gepubliceerd is op 24 juli 1971 in het dagblad ‘El Eco de Canarias’, dat onbetaalbaar is en, waarin hij twee nederzettingen onderscheidt: de hoog gelegene in het kanton en de meer bewoonde kuststreken.
Martín de Guzmán zette het schema van de antieke stad op in een werk getiteld ‘Orígenes de la población de Gáldar’ (‘Oorsprong van de bevolking van Gáldar’), dat gepubliceerd is op 24 juli 1971 in het dagblad ‘El Eco de Canarias’, dat onbetaalbaar is en, waarin hij twee nederzettingen onderscheidt: de hooggelegen in het kanton en de meer bewoonde kuststreken.
Van de eersten, “het bergvolk”, verzekerde hij, “dat ze behoorden tot de primitieve stammen van Afrikaanse afkomst. Met primitieve en eenvoudige technieken, die grotendeels eigen zijn aan aan de eerste menselijke golf die de Archipel bevolkte,” De archeoloog plaatst hen, “meer nabij het paleolithicum ( de Oude Steentijd, die duurde tot ± 8.000 jaar voor Christus), dan bij het neolithicum (de Nieuwe Steentijd, die ± 11.000 voor Christus begon)” en “ bij uitstek holbewoners en veehouders.
De tweede hield zich bezig met schaal- en schelpdierenvisserij en, “waren mensen van de kust,” en “met meer voortgeschreden technieken; landbouwers en georganiseerd in diverse dorpen,” die hij in verband brengt met de laatste op de Archipel toegetreden demografieën, “een rassengolf van het mediterrane type, beter uitgerust en met voortgeschreden technieken van de voorouders uit het Brons van het oostelijke Middellandse Zeegebied.”
“Ze hadden militaire en religieuze macht, organiseerden hiërarchische, inheemse groepen en, verdeelden sociale functies, werk en eigendom.”
Hoe dan ook, Gáldar is eigenlijk een compendium van de prehistorie van het eiland, dat zijn kracht en veelzijdigheid toont in de aanwijzingen die men geeft en, niet alleen datgene wat men in de zogenoemde Cueva Pintada (Beschilderde Grot) toont; maar, in de organisatie van de ruimte die ze tonen;, zoals de onderzoeker zegt, in de hiërarchie van het werk, hun beschilderde aardewerk en hun agrarische basis van polycultuur, wat ze meer plaatsgebonden maakt, met uiteindelijk, als oordeel,” met een beschavingsniveau, dat wordt ingeschat als het meest briljante in de prehistorie van de eilanden.”
Deze opleving van het antieke Gran Canaria kan men waarnemen op onverwachte plaatsen. Zoals op het Puntón del Clavo, of Mugaretes en La Furnia, op een steenworp afstand van andere archeologische vindplaatsen zoals La Guancha, Bocabarranco, El Agujero - in het oosten - of Costa Botija, in het westen.
In La Furnia, te midden van een bouwkundige chaos, de ramp van blok 15 en, het eerbetoon aan het garagepand, gaat een spectaculaire, met - nog steeds zichtbaar - almagre (oker), gedecoreerde grot van ongewoon grote afmetingen schuil.
La Furnía (Gemeente Gáldar).
Het verblijf, dat dezer dagen een uitputtende onderhoudsbeurt krijgt en in orde gebracht wordt door het bedrijf Arqueocanarias - in het kader van het conserveringsbeleid voor erfgoed van het Cabildo (Eilandbestuur) van Gran Canaria - is ingebed als borstwering in een surrealistische omgeving, waartoe men toegang heeft tussen kolommen in de openlucht die houder zijn van buitengewoon anarchistische huizen, met gevels die betegeld zijn, onverschillig of dit nu met badkamer- of met keukentegels is, met regenpijpen waarlangs zeeslakken kruipen, en met andere panden waarvan de fundering in de lucht hangt en waarvan men vreest, dat de bewoner het toilet doorspoelt.
Dit alles wordt bekroond door een natuurlijk zwembad waarin onschuldige cabosos (uiennetten), gueldes (kleine, 10 cm grote, zilverkleurige, pelagische visjes) en salgos (waterwilgen) rondzwemmen in een groeiproces. Daar, in de grot - van waaruit men twee zeeën ziet, die van plastic (van de kweekkassen op de helling van de Montaña de Gáldar) en, zoals gezegd, de Atlantische Oceaan zelf, met zijn beroemde golf van El Frontón - zijn de hoogtepunten: twintig holten in de grond en een aantal kleine kamers.
Valentín Barroso, een van de directeuren van Arqueocanarias, plaatst de antieke bewoners verzamelend van de zee aan deze steile kust en sterke branding, zoal tegenwoordig de sportvissers doen, die ter plaatse een van de beste visgronden van het eiland hebben.
Daarboven, op het vlakke gedeelte, El Puntón de El Valvo, waar zich bevindt wat als eerste is beschreven door de kanunnik van de Kathedraal van La Laguna, José García Ortega, en wat hij in 1925 doopte tot de Cerco de Gáldar (Belegering van Gáldar), tegenwoordig beter bekend als Los Mugaretes, een samenstel van kruisvormige, rechthoekige en halfronde, goed gebouwde woonhuizen, die in de jaren 40 zijn opgegraven door de toenmalige commissaris voor archeologische zaken, Sebastián Jiménez. Die verzamelde daar keramiek, botten van dieren, weekdieren en ingekerfde stenen.
Met uitkijk op meer verlaten boerderijen, kweekkassen die in bedrijf zijn, van architecten verlaten onderkomens waar alles wijst op een grote nederzetting die deze fenomenale en ruige kust bezette.
Koolstof 14-datering bevestigt leeftijd van op Gran Canaria aangetroffen oudste, Europees lapje stof
GÁLDAR - vrijdag 20 juli 2012 - Koolstof 14-datering (de zogenoemde Carbon-14, ofwel C14-methode) heeft de ouderdom bevestigd van het oudste Europese lapje stof, dat is ontdekt op Gran Canaria. Het Cabildo (Eilandbestuur) van Gran Canaria heeft laten weten, dat het lapje stof is aangetroffen in de Cueva Pintada (Beschilderde Grot) in Gáldar en, dat dit gedateerd wordt op eind 15de begin 16de Eeuw.
Het gaat om een stukje hennepstof, met regelmatige vezels en goed getwijnd, dat samen met pré-Spaanse materialen is aangetroffen in het interieur van een kleine grot naast een van de huizen bij de vindplaats.
Het met koolstof-14 onderzochte lapje stof.
De koolstof 14-datering komt overeen met de gegevens die verkregen zijn van de overige materialen die op de locatie zijn aangetroffen, zoals een koperen munt van Enrique IV (Hendrik de Vierde) (1425-1474) en keramiek, dat is geïmporteerd vanuit Sevilla.
De bestudering en datering van deze unieke vondst heeft plaatsgevonden in het kader van het onderzoeksproject: “Arqueología de la Aculturación y de la Colonización” (Archeologie van de Culturele beschaving en de Kolonisatie”), dat is uitgevoerd in samenwerking met de Universidad van Las Palmas de Gran Canaria (ULPGC) met de bedoeling, nieuwe plannen, dieren en voorwerpen (munten, lokaal aardewerk, glas en metaal) te bestuderen die op het eiland zijn gekomen sinds het begin van de Europese kolonisatie.
Een ander van de, in het kader van dit project, bestudeerde en gedateerde elementen is een druiven pitje, dat in verband kan worden gebracht met de primitieve wijnbouwcultuur die op Gran Canaria is geïntroduceerd.
Met deze twee nieuwe gegevens zijn er 40 dateringen verricht met Koolstof-14 in het onderzoek naar de sporen welke zijn aangetroffen in de Cueva Pintada (Gáldar).
Naast de dateringen met C14 heeft men resultaten verkregen via andere procedures, zoals
Thermos Luministisch archeo magnetisme (zie: http://www.leerwiki.nl/Datering,_de_methoden ), waardoor men de meest complete chronologische volgorde van de gehele Canarische Archipel heeft kunnen vaststellen.
Archeologische vindplaats Lomo Los Gatos
staat op het punt geopend te worden
MOGÁN - zaterdag 17 maart 2012 -De archeologische vindplaats die men heeft aangetroffen in Lomo Los Gatos van Playa de Mogán is een unieke locatie waar ruim duizend jaar geleden al diverse woningen stonden.
De directeur-generaal van Cultuur, Fernando Pérez, van het Eilandbestuur van Gran Canaria; technici van het departement en de wethouder van Cultuur, Maicol Santana, van de Gemeente Mogán hebben op dinsdag 13 maart 2102 de archeologische vindplaats Lomo Los Gatos van Playa de Mogán bezocht, die bijna op het punt staat geopend te worden.
Het doel van dit bezoek is geweest, om de beste manier te zoeken deze vindplaats te beheren. Er zij twee mogelijkheden, of de Gemeente neemt het beheer rechtstreeks zelf in handen, of men besteedt dit uit, middels een openbare aanbesteding, aan een bedrijf.
De verantwoordelijken voor de archeologische werkzaamheden op de vindplaats hebben laten weten, dat hun werk medio mei 2012 gereed zal zijn. En de wethouder van Cultuur heeft verzekerd, dat het alleen nog slechts een kwestie van wachten is op de bureaucratische afhandeling, maar hij verwacht wel, dat de vindplaats voor eind 2012 zijn poorten opent voor het publiek.
De archeologische vindplaats die men heeft aangetroffen in Lomo Los Gatos van Playa de Mogán is een unieke locatie waar ruim duizend jaar geleden al diverse woningen stonden; gelegen in een idyllische omgeving aan het strand, waardoor de Gemeente deze locatie zo snel mogelijk open wil stellen voor het publiek, om daarmee het toeristische aanbod van Mogán te vergroten.